No. 40. Negen en tachtigste Jaargang. Een gevaarlijke klip. 1887. ZONDAG 3 A PUIL. EERSTE BLAD. Deze Courant wordt DiB.sd.fig-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementaprija per 8 maanden voor Alkmaar f 0,301 franco door het geheele Bijk f 1, Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bist&jetsiattb. A L R M A AR S C H E C 0 UIIA A T. De 3 nummers f 0.06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS- TEB ZOON. Dat er een groote mate van voorzichtigheid en wijs be leid vereischt wordt om het werk der Grondwetsherzie ning door de Tweede Kamer, zooals zij thans is samen gesteld onder de leiding van het Ministerie-Heems kerk te doen gelukken ligt in den aard der zaak. De Begeering zelve heeft in de Kamer geen partij waarop zij steunt en op welker ondersteuning zij harerzijds kan rekenen. De liberale partij heeft er de meerderheid maar een kleine meerderheid en zij heeft er bovendien steeds aan te denken dat dezelfde kiezersdie deze Kamers gekozen hebbenna de aanneming van de voorstellen tot wijziging der Grondwet door Tweede en Eerste Kamer en de daarop volgende ontbinding van beide geroepen zullen worden om de nieuwe Ka mers te kiezenen de verhouding der partijen daarin bij gevolg wel ongeveer dezelfde zal zijn als thans Voor de aanneming van de reeds goedgekeurde voor stellen zullen dan echter twee derden der stemmen worden vereischt. Dit bezwaar blijft altijd bestaande meerderheid kan het niet wegnemen zij kan natuurlijk niet medewerken tot een Grondwetsherziening naar den zin der tegenpartij. Één ding kan zij echter wel en behoort zij te doen. Zij moet zorgen dat er geen be palingen in de Grondwet komen, waardoor de anti liberale partijen in ongunstiger toestand zouden worden gebracht dan waarin zij onder de bestaande Grondwet verkeeren. Werden dergelijke bepalingen opgenomen dan zou alle kans dat in de nieuwe Kamers twee derden der stommen de voorstellen zouden goedkeuren, onmiddellijk verdwijnen en voortzetting der behandeling niet anders dan tijdverspilling worden. Tot vóór weinige dagen was do loop der zaken wel zeer langzaam-doch ten slotte niet onvoorspoedig. Veelzeer veel tijd vorderde het werk traag ging het vooruitmaar wat ten slotte tot stand kwam en de wijze waarop het tot stand kwam gaven hoop dat het werk ook de laatste proef zou kunnen doorstaan en eindelijk als gewijzigde Grondwet afgekondigd zou kun nen worden. Die hoop werd vooral verlevendigd door de wijze waarop de belangrijkste bepaling het voor schrift omtrent de regeling van het kiesrecht voor de samenstelling der Tweede Kamer tot stand kwam. Die bepaling werd aangenomen met een meerderheid van 68 tegen 15 stemmen. Wel waren vroegere wijzigingen met eeno aanmerkelijk kleinere meerderheid aangenomen, maar van de tegenstemmers waren er verscheidenen die er zich tegen verklaarden niet omdat er nu juist on overkomelijke bezwaren tegen bestonden maar omdat huns inziens do wijzigingen te onbeduidend waren te veel twijfel overlieten of zij wel inderdaad als verbete ringen beschouwd moesten worden om een Grondwets herziening te rechtvaardigen. Nu echter de belang rijkste wijziging een zoo groote meerderheid mocht verwerven dat daarvoor in de nieuwe Kamers de ver- eiechte meerderheid van twee derden der stemmen ver wacht mocht worden kon daarenboven de verwachting niet langer ongegrond heeten dat diezelfde meerder heid de overige wijzigingen op den koop zou toenemen. Was het schip alzoo reeds een zoo gevaarlijk punt behouden voorbij gezeild en had het bovendien een lading aan boord igekregen op welker behouden aan komst zoo velen bleken prijs te stellen dat de hoop op een verdere gelukkige reis aanmerkelijk was verle vendigd eensklaps scheen het te zullen stranden op een klip waarvan het gevaar, zooal door iemand dan toch zeker door zeer weinigen werd vermoed. Niet de samens elling der Tweede Kamer, maar die der Eerste Kamer bracht het gansche werk in gevaar. Zooals be kend isworden volgens de bestaande Grondwet de leden der Eerste Kamer gekozen door de Provinciale Staten nit de hoogst aangeslagenen in do rijks-directe belastingen. Do Begeering heeft gemeend daarin geen verandering te moeten brengen. Zij stelde voor, het getal leden van 30 te vermeerderen tot 50bracht naar aanleiding daarvan ook verandering in het aantal leden dat in elke provincie zou gekozen worden en vergrootte eindelijk den kring waaruit de Provinciale Staten zouden kunnen kiezen met de helft. Tegen woordig moet namelijk het getal der hoogst aangesla genen in elke provincie zóó bepaald worden dat er cp iedere 3000 zielen één verkiesbaar ia. De Begeering stelde voor het zoo te regelen, dat er op iedere 2000 zie len één verkiesbaar werd, en nam later een voorstel van een lid der Kamer over om in plaats van 2000 te stellen 1500, zoodat het tegenwoordig aantal verkiesba ren in elke provincie verdubbeld zou wordenmaar zij hield den eisch vastdat tot lid der Eerste Kamer niemand gekozen zou kunnen wordendie niet tot deze hoogst aangeslagenen behoorde. Tegen dien eisch had de meerderheid der Kamer bezwaar. Waarvoor was naar hare meening een Eerste Kamer noodig? Bestond daaraan naast de Tweede Ka mer nog behoefte Ongetwijfeld meende zij- 'De Eerste Kamer zal in tijden van spanning en politieke beroe ring veei kwaad kunnen voorkomen. Mocht er een Begeering bestaan die geneigd scheen van den zuiver consticutioneelen weg af te wijken zij zou niet alleen met de Tweede maar ook met de Eerste Kamer te rekenen hebben. Die wetenschap alleen reeds zou haar van minder wenschelyke proefnemingen terug houden. Aan den anderen kant de Tweede Kamer zal door de voorgenomen belangrijks uitbreiding van het kiesrecht voortaan sterker dan tot nog toe den in vloed der openbare meening ondervinden. De leden zullen daarenboven niet meer telkens voor de helft om de twee jaren aftreden maar om de vier jaren zal vo'gens het voorstel der Begeering de geheele Kamer aftredenalzoo voortaan algemeene verkiezingen voor de Tweede Kamer om de vier jaren. Zij zal bij gevolg gekozen worden onder den invloed van de volksmeening van dien enkelen kiesdag. Wat de blijvende de gevestig de volkswil is, zal ten slotte in de wet opgenomen moeten worden geen Eerste Kamer zal dit kunnen of mogen keeren maar wat men volkswil volksmeeningvolks overtuiging zou willen noemen kan wel eens zijn de volkswaan van een dag en daarnaar moet de wetgeving zich niet richten. De leden der Eerste Kamer daaren tegen worden benoemd voor negen jarenen om de drie jaren treedt een derde van het getal af. Daardoor is de Eerste Kamer beveiligd tegen een plotselinge omzetting overeenkomstig een volksmeening die misschien niet duurzaam zal blijken te üijnen zal zij kunnen keeren, althans voor geruimen tijd kunnen tegenhouden wat de Tweede Kamer, onder den invloed dier volks meening gekozen zou kunnen goedkeuren en wat toch later zou kunnen blijken niet een wel gevestigde volks overtuiging te zijn. Zelfs in geval van ontbinding van de Eerste Kamer is zij tegen een plotselinge omzetting beveiligd omdat zij gekozen wordt door de niet ont bindbare Provinciale Staten. Door dit twee-kamers-stelsel "wordt bevorderd, dat alleen wat zich gedurende een langer tijdsverloop zal doen kennen als de volkswil, wat zich gedurende eenige jaren als zoodanig zal handhaven, in onze wetten zal worden belichaamd. Wil echter de Eerste Kamer aan deze bestemming beantwoorden wil zij de kracht hebben om een tegen wicht te zijn tegen de overheersching van meeningen die de proef van hernieuwd onderzoeknadere over weging en herhaalde gedachtenwisseling nog niet hebben doorstaan en misschien niet zullen kunnen doorstaan dan most zij naar de meening der meerderheid niet uit sluitend samengesteld zijn uit hooger aangeslagenen in de belastingen en daardoor den stempel dragen van een vertegenwoordiging eener bijzondere klasse der maat schappij van een vertegenwoordiging uitsluitend van de meer gegoeden, die misschien andere belangen kun nen hebben dan de reBt van het volk. Zal ook de Eerste Kamer een nationale kracht zijn, die zal kannen zorgen dat in de wetten niets meer en niets andera wordt opgenomen dan hetgeen is gebleken een wel gevestigde volkswil te zijn wil zij niet gewantrouwd niet verdacht worden van inzonderheid de belangen eener bepaalde klasse voor te staandan moet zij niet uitsluitend nit hoogst aangeslagenen bestaan dan moe- teD de Provinciale Staten niet verplicht worden hare leden te kiezen uit hen wier ramen op de lijsten dezer veel belasting betalende Nederlanders prijken maar behooren de Staten, zeiven gekozen door dezelfde kiezers die de leden der Tweede Kamer kiezen de bevoegd heid te hebben naar de Eerste Kamer af te vaardigen die zij daarvoor het geschiktst oordeelen. Zoo oordeelde onder anderen de heer de Beaufort die tot bereiking van dit doel een wijziging van het regeeringsvoorstel had ingediendmaar zoo oordeelde de Begeering niet. Zij bleef op het behoud van den titel van hoogstaangeslagene voor de verkiesbaarheid tot lid der Eerste Kamer aandringen en toen in weerwil harer herhaalde verklaring dat hetgeen de heer de Beaufort voorstelde voor haar onaannemelijk was de Kamer met 41 tegen 34 stemmen dat voorstel aannam, verzocht zij de behandeling van de voorsteilen tot Grondwetsherziening te schorsen. De Minister van Binnenlandsche Zaken had verklaard dat het voor de Begeering onmogelijk zon zijn in strijd met hare eigen overtuiging van de Eerste Kamer de bekrachtiging eener bepaling te vragen waardoor de grondslag van het bestaan dier achtbare vergadering werd losgelaten. Het scheen alzoo dat de Begeering ongenegen was na de gevallen beslissing het werk der Grondwetsherziening met de Tweede Kamer voort te zetten. Dat werk was in hare oogen bedorven zij kon het niet langer voor hare rekening nemen, zij kon het aan de Eerste Kamer niet voorleggen en zich in die vergadering met ver dediging belasten. Beeds zag men de aftreding van het Ministerie te gemoet, toen vóór het uiteengaan der Kamer de heer de Beaufort zich verplicht achtte den stand der zaak nog eens duidelijk in het licht te stellen. Hij herinnerde er aandat hij twee amendementen had voorgesteld. Het eersteom de bepaling te doen ver vallen, dat de leden der Eerste Kamer moeten behooren tot de hoogst aangeslagenen, was aangenomen; het tweede, daaatoe strekkende dat voor het lidmaatschap der Eerste Kamer dezelfde eischen zouden gesteld worden als voor dat der Tweede Kamer, was nog niet behandeld, veel min aangenomen en nu mocht men al meenen dat dit het noodzakelijk gevolg zou zijn van de aanneming van het eerste amendementeen beslissing in dien zin was nog niet genomen en er bleef nog een andere weg open dien de heer de Beaufort zelf had aange wezen. Hij had zich verzet tegen de bepaling dat alleen de boogst aangeslagenen tot leden der Eerste Kamer zouden kunnen worden gekozen, en de meerderheid der Kamer had zich aan zijne zijde geschaard. Bijna in alle andere constitntioneele monarchieën van Europa heeft men echter eeu lijstsomtijds eeu vrij lange lijst van zekere hoedanigheden waarvan men om lid van de Eerste Kamer den Senaat of een dergelijk lichaam te kunnen worden er althans één moet bezitten. Het bezit van een groot vermogen of het betalen van veel belasting komt ook daarop voormaar geld is daar niet het eenige radicaaldaar kan ook gekozen wor den een beroemd hoogleeraareen officier die te land of ter zee zijn land met eere gediend heeft, een ingenieur die zijn naam heeft verbonden aan groote werkeneen philanthroop die zich aan het heil der mensehheid heeft gewijd ook al behoort hij niet tot de vermogenden en al betaalt hij weinig belasting. Meent de Minister dat het gemakkelijker zou zijnhad de heer de Beaufort gevraagd zulk een stelsel te verde digen Hij had het niet voorgesteld maar, voegde hij er bij „ware er een dergelijk voorstelhet zou bij mij geen bezwaar ontmoeten." Daaraan herinnerde nog eens de heer de Beaufort en hij verklaarde zich zelf bereid als de Begeering of iemand anders met een dergelijk voorstel kwam, het met welwillendheid te zullen onderzoeken en zijn tweede amendement te zullen intrekken. Toen de zaak in dit licht was gesteld gevoelde de Kegeering dat haar stand punt toch eigenlijk onhoudbaar wasen verklaarde dat zij als de Kamer mocht besluiten de behandeling der voorstellen tot Grondwetsherziening te hervattenop haar post zou zijn. De Kamer besloot dit werk, zoodra zij weer bijeenkomtverder voort te zetten en inmid dels mogen wij dus een DÏeuw voors:el van de Begeering te gemoet zien. De hoop dat ook op dit punt ten slotte het tot stand komen der vereischte overeenstem ming door geene onoverkomelijke bezwaren zal worden verhinderd, behoeft dus nog niet te worden opgegeven. Den 31 is door de aandeelhouders besloten, weldra door het bestuur een voorstel tot likw'datie der ten toonstelling-maatschappij „Het Broekerhuis" te lateu indienen. Naar aanleiding van een op den 31 te 's Graven- hage openbaar gemaakt bijzonder telegram van Batavia, dat de berri-berri vreeselijk iu Atjeh heerschte de Barisan van daar teruggekeerd was en op Celebes ernstige onlusten ontstaan waren, is telegrafisch inlich ting aan den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indie gevraagd. Het den 1 aan het ministerie van koloniën ontvangen telegram van dien landvoogd luidt als volgt: „Werkelijk is de berri-berri vrij hevig onder de Barisan van Madura in Atjeh uitgebroken en mach tiging verleend om de beide eomj agniën terstond terug te zenden. De gouverneur van Atjeh verklaart in de eerste maand geene aanvulling van troepen noodig te hebben. Van onlusten op Celebes is niets bekend alleen is Loewoe onwillig om eene nieuwe overeenkomst te sluiten, en zal wellicht eene maritieme vertooning voor ons prestige noodig zijn." Den 1 is aan den heer Mr. J. Gerdenier, school opziener in het district Amsterdamdie op dien dag 25 jaar schoolopziener in Noordholland wasdoor den inspecteur van het lager onderwijs in de 2e sectie en zijne vroegere en tegenwoordige ambtgenooten een ge meenschappelijk geschenk aangeboden, bestaande in eene fraaie pendule met een toepasselijk opschrift, aan Ho- ratius ontleend „dona praesentis cape laetus horae", vergezeld van eene door allen onderteekende oorkonde. De heer J. Broers te Benningbroek is bij her stemming gekozen tot lid van den gemeenteraad te Sijbekarspelin plaats van wijlen P. Portegijsmet 32 stemmen tegen 24 op den heer Cornelis Pauw. De spoorweg HaarlemZaadvoort heeft in Eebruarl opgebracht 892,33%, zijnde f 3,75 per dag en per mijl. Het groote barkschip „Jacob KoggeveeD" is dezer dagen aangekocht door de heeren Constant en Bos van Zijpe en Muijs van Alkmaar en zal worden gesloopt te Burgerbrug gemeente Zijpe. Eene premie van 500 is uitgeloofd aan den aanwijzer of aanhouder van den diefstal van zilverwer ken in den nacht van den 24 op den 25 te Tilburg gepleegd. De Eerste Kamer is bijeengeroepen tegen den 12, des avonds te acht uren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 1