Binnenland.
gezonden, waarin hij zijne bemiddeling aanbiedt om ern
stige gevolgen te vermijden en de goede betrekkingen
tusBchen beide landen te handhaven.
SERVIE De Koning heeft het door het ministerie
Garascbanin ingediende ontslag aangenomen.
STAi EN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Besloten werd den 29 o. a. te behandelen de ontwerpen tot
tijdelijk uitstel der gewone verkiezing voor leden der 2e
Kamer en verlenging van den militie-diensttijd.
Het amendement van den heer Godin de Beaufort, om de
additioneele artikelen betredende het kiesrecht op te nemen in
Hoofdstuk III der grondwet, werd verdedigd door den voor
steller, die daarbij o. a. verklaarde, dat hij het ingediend had
naar aanleiding van eene enkele uitdrukking des ministers van
binnenlandsche zaken, waaruit naar zijne meening bleek, dat de
additioneele bepalingen wel gemist konden worden door de
heeren Sckaepman, van den Biesen en Lobman
en bestreden door den heer Goeman Borgesius en den
minister van binnen 1. zaken. De heer van Houten
gaf intrekking van het voorstel in overweging, daar eene be
slissing over Hoofdstuk III vóór alles noodig was en men
gevaar liep, door de additioneele artikelen nu te behandelen, dat
wijzigingen daarin invloed zouden uitoefenen op de beslissing
over reeds aangenomen artikelen. Aan dezen wenk voldeed de
voorsteller niet en verzekerde nogmaals, dat zijn voorstel niet
voortsproot uit wantrouwen. Nadat de minister herhaald had,
dat de regeering de beraadslaging over de artikelen zou voort
zetten al werd het amendement aangenomen, werd het amen
dement verworpen met 45 tegen 32 stemmen. Tegen stemden
de liberalen met den heer Oorver Hooft.
Paragraaf I werd goedgekeurd.
De Voorzitter gaf bij den considerans gelegenheid tot
korte toelichting van de over Hoofdstuk III uit te brengen stem.
De heer Lobman verklaarde, dat de rechterzijde loyaal
wilde medewerken om dit hoofdstuk tot stand te brengen, mits
het verband hield met de additioneele artikelen. De regeering
deed geen stap om in dien geest mede te werken. Hij zag
dus ook geene reden om voor dit hoofdstuk te stemmen. Alleen
daarom zou hij tegen stemmen, niet omdat hij tegen uitbreiding
van kiesrecht is.
De heer van den Biesen zou voor het hoofdstuk stem
men, onder uitdrukkelijk beding, bij tweede lezing geheel vrij
te zijn.
De considerans werd zonder hoofdelijke stemming en daarna
hoofdstuk III met 49 tegen 28 stemmen aangenomen.
Tegen stemdende heeren Lobman, Godin de Beaufort,
Lambrechts, M. .Mackay, Borret/ van der Borch, van der
Schrieck, iteutker, van Pallandt, van Wassenaer, Vermeulen,
Schimmelpenninck v. d. Oye, Seret, Huber, Fabius, Oorver
Hooft, T. Mackay, Smeele, van Asch van Wijek, van Baar,
Brouwers, de Geer, Bahlman, Keuchenius, Schimmelpenninck
van Nijenbeek, van Bylandt, Ruys en van Alphen.
Aan de orde kwam het voorstel tot verandering in hoofdstuk
IV der grondwet.
Er werden geene algemeene beraadslagingen gevoerd.
De regeering had eene wijziging voorgesteld, bepalende, dat
de verkiezing van de leden der Provinciale Staten plaats heeft
op de wijze, door de wet te regelen.
Op de art. 123 en 139 nam zij een amendement van den heer
Rooseboom over, om van het kiesrecht voor de Provinciale
Staten en gemeenteraden uit te sluiten de militairen beneden
den rang van officier, zoolang zij zich onder de wapenen bevinden.
2 werd goedgekeurd.
Bij 3, regelende den eed of de belofte voor leden der Prov.
Staten, vroeg de heer Ruys stemming, daar dit artikel voor
hem genoeg is om tegen het geheele hoofdstuk te stemmen.
De eeds-quaestie is voor hem de voornaamste.
3 werd aangenomen met 42 tegen 30 stemmen.
4 tot en met 7 werden aangenomen.
Op 8 (provinciale verordeningen) stelde de heer G o e k o op
voor, ter bepalen, dat de Prov. Staten, onder de waarborgen,
bij de wet te stellende verordeningen die zij voor het pro
vinciaal belang noodig oordeelen, maken. Tot toelichting
deelde hij mede, dat het zijne bedoeling was, de meening uit
te sluitendat bij eene bij kon. besluit goedgekeurde provin
ciale verordening ook de doelmatigheid voor het provinciaal belang
moest beoordeeld worden. Dat oordeel behoort alleen bij de
staten. Tevens ontstaat de gelegenheid in plaats van de konink
lijke goedkeuring andere waarborgen te stellen, die even zeer
wakendat in de prov. verordeningen niets worde opgenomen,
wat in' strijd is met de wet of het provinciaal belang. De m i n i s-
ter van binnen 1. zaken bestreed dit naar zijn inzien
ingrijpend amendement. Het geven van volledige vrijheid aan
de prov. staten zonder toezicht zou ons terugbrengen tot de
treurige tijden der republiek. De heer van derKaay deelde
bet gevoelen van den beer Goekoop. Hij zag niet in, waarom
aan prov. besturen minder zelfstandigheid moest worden toege
kend dan aan gemeentebesturen.
De heer Huber stelde als amendement voorin het voor
gestelde artikel te laten vervallen 'die verordeningen behoeven
de goedkeuring des Konings.". De Koning kan toch alle ver
ordeningen vernietigen, die in strijd zijn met de wet of het
algemeen belang.
De minister bestreed de meening, dat aan de gemeente
besturen meer vrijheid zou worden gelaten dan aan de Provin
ciale Staten. De gemeentebesturen staan onder de voogdij van
Ged. Staten. De regeering kan zich niet neerleggen bij de
amendementen. Weigeren de voorstellers ze in te trekken dan
is zij bereidde paragraaf terug te nemen.
De heer Goekoop betoogde, dat het zeer goed mogelijk
zou zijnbij de wet te bepalendat de regeering de prov.
verordeningen moet goedkeuren.
Den 27 stelde de regeering voor aan het artikel deze bepaling
toe te voegen, dat de koninklijke goedkeuring niet kan worden
geweigerd dan bij een met redenen omkleed besluit, den raad
van state gehoord. De heer Goekoop trok na dit blijk van
toenadering zijn amendement in, waarna het amendement Huber
na eene breedvoerige gedachtenwisseling verworpen werd met
44 tegen 24 stemmen.
Vóór stemden van liberale zijde de heeren Rutgers, Smit,
Meestersvan Diggelen en Borgesius.
Tegen stemden van de rechterzijde de heeren Kolkman, Vos
de WaelSchaepmanBorretReuther van der Schrieck en
Oorver Hooft.
811 werden goedgekeurd.
Art. 133 bepaalt, dat de Koning kan schorsen of vernietigen
volgens door de wet gestelde regelsbesluiten van Prov. of
Ged. Statendie met de wetten of het algemeen belang in
strijd zijn, met uitzondering van die uitspraken, waarvan
hooger beroep openstaat of aanhangig is.
De heer van der Loeff c. s. stellen als amendement voor
om te bepalen, dat de macht des Konings om besluiten van
Prov. of Gedep. Staten die met de wet of het algemeen belang
strijdig zijn, te schorsen of te vernietigen bij de wet wordt
geregeld.
Na breedvoerige bespreking wordt dit amendement aangeno
men met 50 tegen 19 stemmen.
Bij 13 vraagt de heer L o h m a n waarom weggelaten is,
dat de provinciën de belangen harer ingezetenen bij den Ko
ning kunnen voorstaan.
De minister van binnen 1. zaken antwoordt dat
dit gedaan isom de dubbelzinnigheid weg te nemen, alsof de
staten partij zouden kunnen kiezen voor particulieren. De heer
L o h m a n is niet overtuigd en vraagt hoofdelijke stemming.
De paragraaf wordt verworpen met 37 tegen 22 stemmen.
Wordt vervolgd.
Volgens do ontvangen rapporten van kapitein
W. P. Harten is de brand aan boord van bet stoom
schip Prinses Arnalia ontdekt op den 10 te 12 u. 5 n.m.,
terwijl bet schip stoomende was in het Suez Kauaal.
Bij onderzoek bleek, dat de brand was ontstaan midden
in bet achteronderruim eu ondanks het spuiten met
alle scheepspompen en bet ter hulp zenden van eene
centrifugaalpcmp door de» Kanaalmaatschappij, kon men
den brand niet meester worden dan na het achleron-
derruim en achtertusscbendeks vol water te hebben doen
loopen waartoe van de machinekamer uit gelegenheid
bestond. Hiermede was den 11 te 3 u. v.m. de brand
bedwongen.
Het scbipdat in het Groot-Bittermeer ten anker
was gekomen zette de reis naar Suez voort op den
12 en kwam daar des avonds aan. Oumiddelijk werd
met de lossing uit het achterruim begonnen de lading
aldaar en in het achtertusscbendeks de proviand enz,,
waren zwaar beschadigd.
Volgens telegrafisch bericht zou de beschadigde ge
loste lading op order van esperts te Suez verkocht worden.
Kapitein Harten roemt zeer de houding der reizigers
en bemanning.
De reizigers hadden de reis met andere stoomschepen
voortgezet.
Bij kon. besluit vaa den 17 is de keer F. Bange,
consul der Nederlanden te Havre, benoemd tot ridder
in de orde van den nederl. leeuw.
De commissie, welke persoonlijk bij het bestuur
van de Holl. Spoorwegmaatschappij was geweest ter
verkrijging van steun voor eene betera dienstregeling
op de spoorlijn Amsterdam—Enkhuizen heeft medege-
onhoorbare schreden; zuchtende, gebeden preveiend
vooral één geliefkoosd gebedje dat in het geheel slechts
uit twee woorden bestond „Heer, sta mij bij en
regelde zeer degelijk de huishouding, zag op iedere
kopeke (5) en kocht alles zelve in.
Zij vermeerderde het vermogen van haren neef; maakte
zich'voortdurend bezorgd over zijne gezondheid over
het geheel was zij zwaartillend, niet voor zich zelve,
maar wat hem betrof en zoo dikwijls het haar inviel,
placht zij zachtjes naar hem toe te gaan en hem een
kopje borstthee voor te zeiten of hem met handen
zacht als watten, liefkozend op den rug te kloppen.
Jacof hinderde deze wijze van doen niet de borstthe®
echter dronk hij niet en knikte slechts opgeruimd mat
het hoofd. Overigens kon hij niet bijzonder op zijn
gezondheid roemeD. Hij was zeer vatbaar voor indrukken,
nerveus, achterdochtig, lijdend aan hartkloppingen en
soms aan aamborstigheid; evenals zijn vader geloofde
hij dat in de natuur en in de menschelijke ziel mysteriën
bestaan welke men soms kan vooruitzien maar on
mogelijk begrijpen hij geloofde aan het bestaan van
zekere machten en geeEtensomtijds welgezind maar
menigvuldiger vijandighij geloofde eveneens aan
de wetenschap aan hare waarde en haar gewicht. In
vervolg van tijd kreeg hij liefhebberij in de photografie.
De reuk van de daarbij gebezigde materialen veront
rustte zijne oude tante zeer wederom niet zoozeer
om baarzelve als om Jakof..»., om zijne borstmaar
bü al zijne zachtheid van karakter, bezat bij niet weinig
hardnekkigheiden hij zette volhardend de hem lief
geworden bezigheid voort. Platósja onderwierp zich,
zuchtte slechts dieper dan voorheen en prevelde „Heer,
sta mij bij terwijl zij daarbij op haar paarsche vin
gers keek.
Zooals reeds gezegd is, meed Jakof zijne kennissen;
met één van hen echter ging bij tamelijk intiem om;
hij zag hem zeer dikwijls, zelf nadat deze de universiteit
had verlaten en in eene, trouwens weinig vereischende
5) ruim anderhalve cent.
betrekking was getredenhij had zich, volgens zijn
eigen woorden „opgewerkt" tot het bouwen van een
Tempel des Heilands, ofschoon hij niet de minsts kennis
van de bouwkunst bezat. Zonderlingdeze eenige
vriend van Arafow, van de familie Kupfer, dis zoozeer
gerussificeerd was dab bij geeu woord duitsch meer kende
en zelf op „den duitscher" schold deze vriend had
oogenscbijnlijk niets met hem gemeen. Hij was een
zwartharigs, roodwangige, kleine treurniet, een praatvaar
en een even groot beminnaar vaa vrouwelijk gezelschap
als Aiatof het ontweek. Het is waar, Kupfer ge
bruikte menigmaal zijn ontbijt en zijn middagmaal bij
hem en zelfs, daar hij niet rijk was, leende hij kleine
sommen gelds van hem; m3ar niet dat gaf den vrij-
moedigen duitscher aanleiding om vlijtig het aardige
huisje op Sjabólof ka te bezoeken. De reinheid van hart,
het „ideale" in Jakof lokte hem misschien aan, evenals
de tegenspraak met datgene wat hij iederen dag tegen
kwam of, wellicht openbaarde zich in dienselfden trek
naar den „idealen" jongeling toch nog zijn duitsche
bloed. En Jakof schiep behagen in de goedmoedige
openhartigheid van Kupfer; daarbij kwam dat diens
verhalen over theaters, concerten, bals, waarvan hij een
getrouw bezoeker was in het algemeen over die
vreemde wereld, waarin Jakof zich niet durfde begeven
don jongen kluizenaar heimelijk medesleepten en op
wonden, ai wekten zij in hem niet het verlangen om
dat alles door eigen ervaring te leeren kennen. Ook
Platósja mocht Kupfer gaarne lijden; wel is waar vond
zij hem Bomtijds al te ongegeneerd, maar daar zij instinct
matig gevoelde en begreepdat hij haren dierbaren
Jasja (6) oprecht genegen was, duldde zij niet alleen
den luidruchtigen gast, maar had zelfs schik in hem.
6) verkleinwoord voor Jakof.
Wordt vervolgd.
deeld, dat bestuurders wel genegen waren een tramdiensfc
of zoo noodig twee of meer te openenmits door die
gemeenten een waarborg gegeven werd van f 10000
welk bedrag niet alleen in aanmerking zou komen voor
den tramdienst, maar voor alle treinen, wanneer mocht
blijken dat deze dienst het vervoer op andere treinen
deed verminderen. Als grondslag was genomen het
vervoer over 188S. In den gemeenteraad van Enkhuizen
hebben den 22 de stemmen naar aanleiding dezer mede-
deeling gestaakt over een voorstel, om 1 pet. der voor
waarborg gevraagde som voor één jaar te verleenen.
Het is thans gebleken, dat het lijk, dat den 22
aan den Ringdijk onder Watergraafsmeer opgehaald is,
was van Jacomina Christina Levert weduwe van H.
W. Lieveloo en dat het onder Nieuwer-Amstel ge
vonden lijk was van haar dochtertje Charlotte Lieveloo,
welk kind niet bij de moeder, maar door den toezienden
voogd bij een gezin in de Rozenstraat uitbesteed was.
Sedert tien dagen waren beide vermist. Door aanvaring
waren beide lijken waarschijnlijk verminkt. Men ver
moedt dat de moeder haar dochtertje overreed heeft
met elkander zelfmoord te plegen.
Den 23 stond voor de arr. rechtbank te Leeuwarden
te recht wegens het stelen van een rijksdaalder, G. J.
Ploeg, koopman, aan wien ambtshalve als verdediger
toegevoegd was de heer mr. H. H. Hiddinga, advokaat
te Leeuwarden. Deze had z'ch aan de kanselarij ver
voegd om beklaagde te spreken, doch daar van den
bewaarder ten antwoord bekomen, dat beklaagde hem
niet wenschte te spreken en ook geen verdediger ver
langde. Op groDd van dit antwoord achtte hij zich van
zijne taak ontslagen de toevoeging van een advokaat
was een voorrecht voor den beklaagde en wilde deze
daarvau niet gediend zijn, dan was de raadsman ont
slagen van de verplichting, hem bij art. 132 opgelegd.
Hij meende, dat hij zich verwijderen kon, doch wenschte
dit punt vooraf door de rechtbank uitgemaakt te zien.
De beklaagde bevestigde ter terechtzitting, dat hij niet
verdedigd wenschte te worden, omdat een advokaat hem
toch nooit geholpen had en antwoordde op de vraag,
of hij tegen het optreden van een advokaat was, dat
hij daarmoe niets noodig had. Het openbaar ministerie
was van gevoelen, dat een beklaagde geen afstaml van
een raadsman doen kon en de verdediging moest plaats
bebbennu de rechtbank het eenmaal cooJig had
geoordeeld. De verdediger bleef van oordeel, dat de
betrekking van advokaat niet zoo was, dat, als iemand
niet van bem gediend was, hij de belangen van den
man kon behandelen, die hem spreken noch zien wilde.
Als iemand van dat voorrecht niet gediend wilde zijn,
dan was geene macht in den staat bevoegd,den advokaat
er toe te verplichten. De rechtbank was van gevoelen,
dat de beklaagde tegen bare beschikking, waarbij hij
verwezen was naar de openbare terechtzitting met
bepaling dat hem een raadsman zou worden toegevoegd
binnen 8 dagen na hare beteekening in verzet had
kunnen komen, maar dat dit bezwaar ongegrond was,
nu er geen verzet had plaats gehad. Met de be
handeling der zaak moest worden voortgegaan» Het
openbaar ministerie eischte 4 maanden gevangenis
straf, waarna de verdediger verklaarde, dat het hem
voorkwam, dat het feit wettig an overtuigd beweren
was en hij niets in bet belang van beklaagde te zeggen
had, wat deze trouwens ook niet verlangde.
Den 24 vond een heer te 's Gravenhage bij zijne t®
huis komst een man in zijne kleerenkast, die reeds se
derfc den vorigen avond in die woning bleek vertoefd te
hebben. Daar die heer inspecteur van politie was, kon
hij hem dadelijk naar bet politie-bureau overbrengen.
Den 24 zijn te Hoorn de lijken gevonden v&nda
twee broeders K., die in December 1886 met. hunne
boot nabij Scharwoude omgeslagen en verdronken zijn.
Bij de keuring van veulensden 24 aan den
Burg op Texel gehouden, heeft de heer G.' Keyser Rz.
den uitgeloofden prijs voor zijne veulens behaald.
In den nacht van den 25 op den 26 is bij ver
schillende personen te Bennebroek ingebroken.
Benoemd bij kon. besluit van den 25 met ingang
van dea 15 Mer tot burgemeester der gemeenten Kwa-
dijk Middelie en Watder de heer H» Snijder, secre
taris dier gemeente.
Te Wierden is in den nacht vaa, den 24 op den
25 eene groote boerderij afgebrand waarbij 15'--stuks
vee omkwamen en te Tilburg een stalmet kantoor
magazijn en eenige nevengebouwen van de fabriek van
de firma P. van Doorcn.
Den 24 en 25 zijn van de zestien voor onderwij
zeres te Amsterdam geëxamineerden 8 geslaagd, name
lijk de dames P. J. Beumer en H. W. Bloemendal t&
Amsterdam, S. C. S. Beijers van Weesp, G. Bloemen»
daal te Enkhuizea G. Bruin, M. Buijs en H. J. Kat
te Zaandam en §k Groot te Hoorn.
Den 25 des avonds 10 uren is de trein van den
Oosterspoorweg, waarschijnlijk ten gevolge van een
gebrek aan bet remtoestel ingereden op den trein
bestemd naar Zaandam, waardoor een goederenwagen
uit de rails geworpen en een derde klasse wagen ver
brijzeld werd. De reizigers kwamen met den schrik vrij.
Den 25 heeft voor de arr. rechtbank te 's Gra-
venhage terecht gestaan jhr. D v. L. te Heemstede
die na afioop der parade op 's Konings 70 verjaardag,
vergezeld van een ander te paard in galop door het
Alexanderveld reed met het gevolgdat een man die
zijn zesjarig zoontje aan de hand leidde door zijn
paard ter aarde werd geworpenterwijl het zoontje
overreden werd. Yan de daarbij bekomen inwendige
kneuzing aan de borst en eene uitwendige verwonding aan
den schouder is dat knaapje, dat twee weken ziek geweest
wasgeheel hersteld. Tegen hem werd een maand
gevangenisstraf geëiechtterwijl de verdediger ontslag
van rechtsvervolging vroegop grond dat de beklaagde
zich ingespannen bad om zijn paard in te houden.
Den 26 is te Amsterdam door bet bestuur des
maatschappij tot verkrijging van eigen woningen aan
besteed het bouwen van 34 perceelen op een terrein
naast de in aanbouw zijnde perceelen aan de Hugo de
Grootstraat. Laagste iuschrijver de beer J. Boode
aldaar voor f 155.380.