No. 60. Negen en tachtigste Jaargang. 1887 ZONDAG 22 MEI. ONGEWIJZIGD. Prijs der gewone Advertentiën Plaatsgebrek noodzaakt ons bet feuilleton achterwege te laten. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ®cbcelte. öimieulftsib. ALKNAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. ua y Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat van 22 Mei 1887 de brug in den Nieuwlandersingel over de Bleekersloot weder voor bet verkeer geopend is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 21 Mei 1887. De Secretaris, NUHOUT van de» VEEN. Bij den COMMISSARIS van POLITIE te ALKMAAR ligt ter lezing eene correspondentie tussehen hem en zijn ambt genoot te Utrecht over de al of niet soliditeit van eene maat schappij, waarvan een agent alhier is rondgegaan of rondgaat tot werving van leden tot invordering van schulden. AlkmaarDe Commissaris voornoemd 21 Mei 1887. VAN BREMEN. Ter beschikking van den rechthebbende is bij den Burge meester van Oudorp berustende, eene som van f 15.— zijnde het overschot van een verkocht schaap, in December 1886 on beheerd gevonden. By denzelflen Burgemeester zijn ook in lichtingen te bekomen, omtrent een lam, oud 7 a 8 weken, dat in die gemeente is gevonden. Bij den Burgemeester van de Rijp is terug te bekomen een wit melkschaap, op Zaterdag 14 Mei j.l. van de markt te Alkmaar, met andere schapen medegeloopen. De Commissaris van Politie te Alkmaar, VAN BREMEN. GEVONDEN VOORWERPEN. Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de recht hebbenden terug te bekomen: een zuigslang uit een kinder- flescheen rozenkranseen broche (fantasie)een notitie boekje; een nachtmuts; een dop waarin twee rozenkranzen een vischtuigje; twee armbanden met gouden sluiting; een hondenhalsband met penning No. 202; een ellemaat; twee mans- boorden eene nieuwe mansjaseen zwarte vrouwendas een knotje wit katoeneen groene zijden doekeen fantasie arm band een gonden oorhangerverder zijn aldaar inlichtingen te bekomen omtrent een schaap. Een van de belangrijkste artikelen onzer Grondwet is art. 168. Over zijn beteekenis bestaat groot ver schil van gevoelen en bij de toepassing van zijne voor schriften heeft niet alleen de Staat maar hebben boven dien alle kerkgenootschappen en kerkelijke gemeenten groot belang. Herziening van dat artikel was dus on getwijfeld boogst wenscheiijk. Nochthans is het onge wijzigd gebleven. Men heeft zelfs geen wijziging be proefd. "Wat de Regeering in plaats van het bestaande artikel had voorge.-teidwerd door de groote meerder heid der Tweede Kamer onaannemelijk geoordeeld. Dat het bestaande artikel althans verduidelijking behoeft wordt door niemand ontkendmaar over den zin waarin het gewijzigd zou moeten worden loopen de gevoelens zoozeer uiteendat de overtuiging in de Kamer algemeen was dat voor geenerlei oplossing een meerderheid en wel een meerderheid zooals ten slotte voor Grondwetwijziging gevorderd wordteen meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen, verkregen zou kunnen worden. Daaraan paarde zich de vrees dat men bepalingen zou kunnen vaststellen die men later zou moeten betreuren. In dien toestand meende men best te doen met zich van elke poging tot wijziging te ontbonden en het artikel te laten zoo als het is. Nadat door sprekers van de drie verschillende partijen in de Kamer verklaringen in dien zin waren afgelegd en niemand in de tegenwoordige omstandig heden een andere oplossing mogelijk geoordeeld of het voornemen om daartoe een poging te doen aangekon digd had heeft ook de Regeering in het ongewijzigd blijven van het bestaande artikel berusten haar voorstel tot wijziging ingetrokken. Men heeft dus bij de tegenwoordige Grondwetsher ziening hetzelfde gedaan wat reeds in 1848 was ge schied. Ook toen werd het raadzaam geoordeeld aan de bepaling van art. 192 der Grondwet van 1815 ge heel overeenkomende met het tegenwoordig art. 168 niet te raken ook niet door wijziging van een enkel woord en zoo bleef in 1848 in dit artikel zelfs het woord „gezindheden" behouden, dat men in de andere artikelen van hetzelfde hoofdstuk door „kerkgenootschappen" had vervangen. Men wilde eene bepaling waaraan zoo groote financiëele belangen verbonden warenzelfs niet aan roeren. Thans heeft men hetzelfde gedaan en zoo is de Grondwet van 1815 op dit punt zoowel in 1848 als in 1887 onveranderd gebleven. Men kent bet artikel; het luidt: „De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene gods dienstige gezindheden of derzelve leeraars genoten wor dende, blijven aan dezelver gezindheden verzekerd. „Aan de leeraarswelke tot nog toe uit 's lands kas geen of een niet toereikend traktement genieten kan een traktement toegelegd of let bestaande ver meerderd worden." Het verschil tussehen het eerste en het tweede lid van het artikel springt in 't oog. In het eerste lid worden bestaande traktementen pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, voor de toekomst ge waarborgd; vermits nu het artikel is vastgesteld in 1815 en sinds dien tijd onveranderd is gebleven kan het woord „thans" niet anders beteekenen dan „in 1815" en worden mitsdien alle gelden, die in 1815 uit 's lands kas ten behoeve van de verschillende godsdienstige ge zindheden of hare leeraars werden uitgekeerd, bij voort during aan de belanghebbenden gewaarborgd. In het tweede lid wordt niets gewaarborgd mets verzekerd. Met het oog echter op de groote ongelijkheid die tot 1815 tussehen de verschillende godsdienstige gezindten had bestaan waar sprake was van inkomsten uit 's lands kas, konden moeilijk alle bestaande inkomsten bij voort during worden verzekerd zonder tevens te bepalen, dat ook aan leeraars die geen of een onvoldoend traktement uit 's lands kas genoten een traktement toegelegd of het bestaande traktement verbeterd zou kunnen worden. De in het eerste lid bij voortduring gewaarborgde in komsten kwamen grootendeels ten voordeele van de Hervormden en toen men de gelijkheid van alle ge zindheden tegenover den Staat afkondigde, toen daar enboven het katholieke België met Noord-Nederland werd vereenigdmoest een weg geopend worden om de ongelijkheid die tot dusverre had bestaan, weg te nemen of althans te mat gen, en dat heeft men dan ook sinds 1815 gedaan. In 1887 moest er bezwaar bestaan tegen het onver anderd behoud van dit artikel. Waarom moest toch bij voortduring in de Grondwet gewaarborgd worden wat in 1815 uit 's lands kas werd uitgekeerd, en ai hetgeen sedert dien tijd om zooveel mogelijk gelijkheid en billijkheid te betrachten was toegekend, zonder grond wettigen waarborg blijven Om aan dat bezwaar te gemott te komen stelde de Regeering voorhet arti kel aldus te lezen „De tractementen pensioenen en andere inkomsten van welken aard ook door de on derscheidene godsdienstige gezindheden of hare leeraars genoten wordende blijven op den voetwaarop die op de begrooting der uitgaven van het Rijk voor het dienstjaar 1886 zijn uitgetrokken aan die gezindheden verzekerd." Inderdaad zou daardoor het bezwaar van ongelijken grondwettigen waarborg zijn weggenomen maar daardoor zou een andereen grooter bezwaar niet alleen worden bestendigd, maar aanmerkelijk worden vergroot. Het grootste bezwaar tegen het bestaande artikel is toch niet, dat de waarborg in de Grondwet voor alle gezindten niet gelijk is, maar dat er een waarborg in de Grondwet bestaat, die in de eerste plaats zeer ondui delijk is en daarenboven zou kannen worden toegepast op een wijze, dat hij tot schromelijke onbillijkheid en inder daad tot ongerijmdheden zou leiden. Reeds het waarbor gen van hetgeen in 1815 bestond, zou den Staat kunnen binden tot uitkeeringen uit 's lands kas, waaraan geen behoefte meer bestaaten hem kunnen belemmeren in hetgeen hij ware hij niet door de Grondwet gebonden, in bet algemeen belang van zijn plicht zou hebben ge rekend. Maar als dat zoo is zou men dan verstandig handelen met dien waarborg in de Grondwet uit te breiden tot alle inkomsten van 1886? Neem liever den waarborg uit de Grondwet weg was het antwoord en iaat den wetgever vrij om ook in deze zaak te han delen overeenkomstig hetgeen hij den plicht van den Staat zal achten en met het oog op de veranderde en steeds veranderende kerkelijke organisatiën en de, hier toenemendedaar afnemende behoeften. Inderdaad klinkt die raad uitnemendmaar is het wonder datwanneer sedert meer dan zeventig jaren een waarborg, zij bet dan ook een gebrekkige, een dubbelzinnige waarborgin de Grondwet bestaat het voorstel om dien waarborg te laten vervallen en alles aan het plichtbesef van den wetgever over te laten op schier algemeenen tegenstand stuit Iedere gezindheid ieder kerkgenootschap iedere gemeente sinds 1815 bestaande, later tot stand gekomen of zelfs nog slechts in wordingleest gaarne in de Grondwet wat baar belang zou medebrengenen koestert de hoop dat ook anderendat ook de wetgever of des noods de rechter er dat in zal lezen. "Waarom zou men dien waar borg hoe gebrekkighoe dubbelzinnig dan ook in an- derer oogen, wegwerpen voor niets anders dan volkomen onzekerheid Terwijl alzoo het dubbelzinnigebelem merende, tot ongerijmdheden leidende van den bestaanden waarborg aan den eenen kant te recht de Kamer weer- hield haar goedkeuring te geven aan het voorstel om hem nit te breiden bleek het ondanks al dat gebrek kige en dubbelzinnige aan den anderen kant onmogelijk dien waarborg te doen vervallen. De onduidelijkheid, de dubbelzinnigheid van het eerste lid van artikel 168 is bekend. Het verzekert bij voort during alle inkomsten van welken aard ook, die in 1815 werden genoten door de onderscheidene gezindheden of hare leeraars en het verzekert die aan de gezindheden Wat beteekent gezindheden? is de eerste vraag. Wij hebben reed; opgemerkt, dat in de overige artikelen van dit hoofdstuk der Grondwet in 1848 het woord „ge zindheden" is vervangen door kerkgenootschappen", maar dat het in dit artikel opzettelijk onveranderd is gelaten. Over een zoo teeder punt wilde men geen nieuw geschil opwerpen. „Vele antecedenten*', zeide de Regeering destijds, „hebben de beteekenis en strekking van dat artikel aangewezenhoogst onvoorzichtig zou het zijn daarin zelfs eene verandering van woorden te maken." Maar wat verstaat gij dan onder gezindheden, werd haar gevraagd of waarom acht gij een wijziging van die uitdrukking onnoodig? Omdat wij daaronder niets anders verstaan dan kerkgenootschappen, was het antwoord der Regeeringmaar zij erkende tevensdat hare opvatting van de beteekenis van een sinds 1815 bestaand Grondwetsartikel geenerlei bindende kracht bezit. Enkele weken te voren had de Hooge Raad dan ook het artikel toegepast in een zin die met deze opvatting der Regeering bezwaarlijk overeen te brengen is. De Kerkeraad van de Waalsch-Hervormde gemeente te Amsterdam - niet het Kerkgenoot schap, maar de K e r k e r a a d als vertegenwoordiger der gemeente, had den Staat der Nederlanden ge dagvaard tot uitkeering van het tractement voor een predikant of, zoolang de predikant niet was beroepen, tot uitkeering der vacaturegelden en de Hooge Raad had den Kerkeraad in het gelijk gestelddaarbij aan nemende dat de Grondwet een stellig recht waarborgt op alle inkomsten, en dat elke kerkelijke g e m e e n t e bevoegd is om voor deze gewaarborgde belangen op te komen. In dit arrest van den Hoogen Raad was dus van het kerkgenootschap geen sprakeen of schoon de Regeeringmet toepassing van een vroeger door haar genomen besluit om het aantal predikants plaatsen te regelen in verhouding tot het zielental in elke gemeenteeen predikantsplaats te Amsterdam onvervuld wilde latenwerd aan de Amsterdamsche gemeente het recht op tractement uit 'e lands kas toe gekend voor hetzelfde getal predikanten dat in 1815 bestond. Dit verschil van opvatting van bet woord gezind heden bestaat tot op den huidigen dag. Daarbij komen de vragen zal dus de Staat voortdurend aan elke gemeente dezelfde inkomsten moeten uitkeeren die zij in 1885 genootook al is de gemeente in le dental tot op de helft verminderd en zou een minder getal predikanten onbetwistbaar voldoende zijn voor hare behoeften Kan dus de Regesring een predikantstrao- tementdat de gemeente A niet meer noodig heeft niet uitkeeren ten behoeve van de gemeente B,, die er groote behoefte aan heeft? Moet de Staat onder alle omstandigheden aan de gemeente A. blijven be talen wat zij in 1815 genoot en zoo hij ook de ge meente B. wil helpen een nieuwen greep in 's lands kas doen zonder de gemeente A. iets te kunnen af nemen Blijft een gemeente aanspraak behouden op de inkomsten uit 's lands kas ook al scheidt zij zich af van het kerkgenootschap Hoe staat het met de aanspraken op deze inkomsten bij scheuring in de ge meente zelve of bij scheuring ia het kerkgenootschap Betere regeling was dus ontegenzeggelijk wenscheiijk. Maar ook zonder Grondwetsherziening zal de wet rege lend tusschenbeide kunnen komen. Zij zal het voor schrift der Grondwet kunnen uitwerken en voor allerlei bijzondere omstandigheden de toepassing van hetgeen daarin in bet algemeen is bepaald kunnen vaststellen. Misschien zal het weldra onvermijdelijk worden tot zulk een nadere wettelijke regeling over te gaan. De over tuiging dat de wetgever daartoe bevoegd isheeft er blijkens de verklaring door den heer Verniers van der Loeff in de Tweede Kamer namens de liberale partij afgelegd, veel toe bijgedragen om de leden dier partijin het ongewijzigd behoud van art. 168 te doen berusten. Voor zulk een uitvoerige regeling is in de Grondwet zelve geen plaats. Beroepen bij de ned. herv. gemeente te Akersloot ds. J. Jelgersma te Heenvliet. Benoemd tot onderwijzeres aan de kostelooze school te Hoorn mej. H. Gelderman te Veessen. De gemeenteraad van Middeibnrg heeft den 16 besloten tot den aanleg eener duinwaterleiding onder eigen beheer. Den 17 is te 's Gravenhage door de coöperatieve bouwvereeniging tot het bekomen van eigen woningen aanbesteed het bouwen van 14 woonhuizen waarvan 13 aan de Laan van Meerdervoort en 2 aan de Tas manstraat. Laagste inschrijver was de heer J. van der Ham aldaar voor f 59290. Den 17 is te Amsterdam besloten tot het op richten ran een bond van r. kath. kiezersvereenigingen in Noordholland. Den 17 is te Breda, des voormiddags tussehen 9 en 10 aren, de heer mr. H. H. G. A. Ooenegracbt, sedert

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 1