De Me teen Lëffel.
No, 78.
Negen en tachtigste Jaargang
1887.
ZONDAG
3 JULI.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Heide-ontginning en werk-
verschaffing.
FEOILLETO N".
Verhaal uit het schildersleven.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Dond©rdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 j franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Bitgevers HERM». COS-
TER ZOON.
In de Economist wordt van tijd tot tijd door den
heer E. B. Löhnis directeur van de kolonie Frederiks-
oord der Maatschappij van Weldadigheid de aandacht
gevestigd op den woesten heidegrond in ons land en
de vraag behandeld op welke wijze ten bate van land
en volk die grond vruchtdragend gemaakt zou kunnen
worden. In Duitschland werken staat en provincie
samen om groote ontginningen ter hand te nemen of
door geldelijke bijdragen te steunen uitgestrektheden
van een 25 en 30 duizendtal bunders zijn daar in een
tiental jaren met den ploeg omgewerkt en met grove
en fijne dennen hier en daar ook met eiken, beplant.
In Denemarken is na den ongelukkigen oorlog, die met
het verlies van Holstein en Sleeswijk eindigde, in 1866
de groote heide-maatsehappij gesticht, die de onvrucht
bare velden van Jutland door verbetering der be
vloeiing aanvoer van mergel en vooral door het aan
leggen van bosschea tot bruikbaren grond maakt, dui
zenden banden werk geeft, en zoozeer den algemeenen
bijval geniet dat de beide staatkundige partijen die
door haar hevigen en voortdurenden strijd daar te lande
een toestand van wetteloosheid en algemeene verbittering
hebben doen ontstaan eendrachtig zijn in het toestaan
van gelden om de inkomsten dezer heilzame inrichting,
uit de vrijwillige bijdragen harer 4000 leden bestaande,
ook van staatswege te steunen. Hoe is het in dit opzicht
in Nederland gesteld?
Niet iedereen zal zoo aanstonds willen gelooven, dat
bijna een vierde gedeelte van ons iand nog woest en
onbebouwd ligt. Toch is het maar al te waar, en hij die
langs onze spoorwegen de oostelijke provinciën of Noord-
Braband bezoekt, zal al spoedig op dit punt minder on-
geloovig worden. BoBschen hebben wij betrekkelijk weinig,
zij beslaan ongeveer 7 percent van onzen bodem. Hoe
geheel anders is het in andere landen. Zweden, waar
niet minder dan 60 pereent van den grond met bosch
bezet is, willen wij niet in vergelijking brengen; maar
het verschil blijft toch nog zeer belangrijk als wij ons
land vergelijken met Pruisen waar 20 met Frankrijk,
waar 17, of met Belgie, waar 18 percent van de opper
vlakte met bosschen bedekt is. Intusschen behoeven wij
ons over de weinige boschgronden in ons land op zich zelf
niet te bedroeven of te verwonderen. Het vlakke land kan
gelukkig bijna geheel voor landbouw en veeteelt wor
den ingenomenterwijl in bergachtige landen vele
streken door de steilte der hellingen inderdaad voor
niets anders dan boschbouw bruikbaar zijn. In berg
landen zijn daarenboven de bosschen van groot belang
om hun invloed op het klimaat en om de regens en
de gelijkmatige afvloeiing van het bergwater, die zij in
hooge mate bevorderen. In de lage landen aan de zee
Naar het Duitsch
VAN
KLARA BILLER.
4)
Een zeker gevoel van welbehagen dat zelfs de ge
dachte aan den Amerikaan niet onderdrukken kan
maakt zich van Oskar meesterals hij na de onrust
van het laatste uur zich weder alleen bevindt. Hij
strekt zich op den gemakkelijken divan onder een pal-
mengroep uit en laat de terugkomst bij zjjn vriend nog
eens in zijne herinnering voorbijgaan. Zijn gemoed is
bijzonder vatbaar voor zulk genot, wijl het woelige van het
werkelijke leven hem steeds onaangenaam aandoet. Hij
bekent bij zich zeiven met berouw, dat hij niet gedacht
had Paul zoo terug te vinden hij vreesde dat het
succes den kuDBtenaar overmoedig gemaakt zou hebben
en hoe trouw, hoe belangstellend, hoe hulpvaardig was
hij gebleven Nu hij dezen invloedrijken vriend in zijne
vaderstad naast zich had ontwaakte weder de hoop
dat er nog iets te bereiken zou zijn en hij schaamde
zich bijnadat hij zoo kleinmoedig geweest was Als
hij Paul nu ten minste maar b'j de Amerikanen van
dienst kon zijn Zooveel zijne krachten kondenwilde
hij beproeven maar deze reikten niet ver. De goede
Pauldie niettegenstaande zijne liefde voor de blonde
Mietze en de bestelling van eene nieuwe schilderij, zijn
belang ook nog waarneemt en hem bij deze menschen
als onderwijzer aanbeveelt
Een rijtuig rolt voor nauwelijks half achtOskar
grijpt naar zijnen of liever naar Panls nieuwsten
bestaat dit belang natuurlijk niet of althans in veel
mindere mateen als er hier te lande wordt aange
drongen op het aanleggen van bosschen is het omdat
het de eenige manier is om van onze woeste heidevelden
partjj te trekken, en tevens een middel zou kunnen zijn
om werk te verschaffen aau zoovele handen die het
elders te vergeefs zoeken.
Herhaaldelijk heeft men in ons land het denkbeeld
verdedigd en in grootere of kleinere plannen uitgewerkt,
om door heide-ontginning op groote schaal den arbeids-
nood te doen verdwijnen of vermindoren en aan de
armen de gelegenheid te geven om niet alleen in hunne
dringendste behoeften te voorzien, maar zelfs tot zekere
mate van welvaart te geraken. De Maatschappij van
Weldadigheid dankt aan dit denkbeeld baar bestaan
en te recht herinnert ons de tegenwoordige direeteur
vau de kolonie Frederikaoord, dat er weinig zaken zijn
geweest waarvan men grootscher verwachtingen heeft
gekoesterd dan van dit werk van den generaal van den
Bosch. Die maatschappij verkeert thans in een tijdperk
van betrekkelijken voorspoedzal zich veilig verder
kunnen ontwikkelen en op velerlei gebied zoo van
armenzorg en weezenverpleging als van ontginning en
vakouderriehtnóg gewichtige diensten aan den lande
kunnen bewijzen; „maar toch" schrijft de directeur -
„mag men in gemoede vragen, wanneer de stichters van
te voren hadden kannen voorzien welke schatten hier
mede gemoeid zouden zijn, of zij dan tot de oprichting
zouden hebben besloten." Tegenwoordig zal niet licht
iemand meer echrijvenwat in het voorbericht der
beantwoording van een in 1846 door de Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen over dit onderwerp uitge
schreven prijsvraag te lezen staat„Inmiddels ontgaat
het aan veler aandacht, dat een zeer groot gedeelte van
onzen Nederlandsehen bodem nog onbebouwd ligten
dat die uitgestrekte landen schatten gouds bevatten
meer dan voldoende om al onze armen te vosden en de
meeste tot welvaart te brengen."' Er is te veel leer
geld betaald en te veel teleurstelling ondervonden, om
nog van zulk een gouden toekomst te kunnen droomen.
Wel kan men veilig met den heer Löhnis aannemen
dat de slechte uitkomst van de ondernemingen om onze
heiden tot bosschen te ontginnen meestal is te wijten
aan gebrek aan kennis, slechte bewerking en onvoldoend
toezicht, maar desniettemin blijft boschaanleg altijd een
onderneming van langen adem die een groot kapitaal
vereischt om de uitgaven vau ettelijke jaren te bestrijden,
en eerst daarna eenige rente begint af te werpen. Ten
aanzien van een plan indertijd in het volksblad „de
Echo" ontwikkeld om een nationale inschrijving te openen
voor een kapitaal van 2% millioen in kleine aacdeelen
tegen een rente van 3% percent, gedurende 15 jaren
te waarborgen door den Staatten einde geschikte
heidevelden aan te koopen en door een 5000tal arbei
ders voor boschaanleg te doen bewerken, ten aanzien
van dit plan schreef de heer Löhnis in Januari 1886
Ik huiver op het denkbeeld dat aan dit plan uitvoering
zou worden gegeven." Men stelde zich voorafzon-
hoed. Hij wil naar buiten; reeds opent Frits de deur.
„Miss Dunby", zegt de binnentredende Amerikaan
terwijl hij zijne dochter voorstelt, „wenscht heden reeds
een blik te werpen in het atelier van een beroemden
duitschen schilder. Wij zijn derhalve even vóór het
afgesproken uur gekomen. Mijne vrouw gevoelde zich
niet heel wel en is daarom niet mede gegaan."
Miss Dunby strekt hem hare kleine hand met smalle
vingers vol geestdrift toe. Een bewonderende blik van
hare heldere blauwe oogen de geestdriit eener zeven
tienjarige treft hem. Zij is over en over rood ge
worden van blijdschapzich in het atelier van den
beroemden Löffel te bevinden. Het scheelt niet veel
of Oskar wordt ook roodhij is tegenover vrouwen de
schuchterste man ter wereld.
Lucie Dunby is, als bewondering haar niet stom
maakt, een eenigszins voorbarig, eigenzinnig, zeer ver
wend maar toch sympathiek jong meisje. Zij is nog
tamelijk teer en nu en dan wat links in hare bewegingen.
Als opgewektheid haar echter kleurt als nn, ziet zij er
bekoorlijk uit. Zij draagt een kostuum van zandkleurige
wollen stof met zijde in iets donkerder nuance afgezet.
Yan haren schouder valt een ruiker korenbloemen naar
bare taille. De ronde stroohoed is ook met korenbloemen
versierd en aan de linkerzijde opgeslagen.
„Nu, Lucie, nu zijn we, waarnaar je zoo zeer gewenseht
hebt he Zie eens rond. Hoe gevoelt ge je nu
„Ik ben gelukkig papa antwoort Lucie en werpt
den vermeenden schilder nog een stralenden blik toe.
„Maar waar zijn de schilderijen vraagt ze dan.
„Men ziet veel poreeleingordijnen oude wapens
maar geene schilderijen."
„Kindlief", verklaart Mr. Dundy, „hoe kunt ge ver
wachten dat het atelier van een beroemd schilder eene
schilderyenverzameling is Nauwelijks zjjn zij klaar
of men vecht om Löfiels schilderijen Zelfs dat op
den ezel wordt nog heden afgehaald."
Lucie heeft intusschen de schets van de blonde
Mietze ontdekt.
derlijke kampen te vormen van 1000 a 1200 personen
(mannen vrouwen en kinderen gehuwden en onge-
huwden), samenwonende in een 300tal gemakkelijk ver
plaatsbare huisjes; de mannen zouden het nieuwe werk,
bet diepspitten gedurende den winter, moeten leeren
en men zal met het ongunstig oordeel van den heer
Löhnis moeten instemmen, wanneer men van hem ver
neemt dat een arbeiderdie flink met de spade kan
werken, daarmede niet meer dan 50 cents per dag kan
verdienenen een ongeoefende het niet verder brengt
dan 12 tot 17 centen daags, terwijl men voor noodzakelijk
onderhoud toch niet minder dan een gulden daags zou
moeten betalen, alzoo aan velen zesmaal de waarde van
den ge leverden arbeid Daarbij heeft men ook te rekenen
op strenge winters met veel sneeuw, die het werk onmoge
lijk maken, en gedurende al dien tijd zou de opeengepakte
bevolking tot niets doen gedoemd zijn Ook tegen de
berekening gegrond op het aanleggen van eikenbosch,
dat na verloop van 15 jaren f 200 per bunder zou
opbrengenhad de heer Löhnis ernstige bezwaren.
Heidegrond is geschikt om dennen maar niet om
althans als eerste gewas eiken voort te brengen de
opbrengst zou na verloop van 15 jaren daarom al zeer
onbeduidend wezen en voor een groot gedeelte zouden
de bosschen waarschijnlijk reeds weder door de heide
zijn heroverd.
Yolgens de overtuiging van den schrijver kan de heide
nimmer een toevluchtsoord worden voor de arbeiders in
de steden voor zoover zij niet vroeger op het land heb
ben gewerkt de arbeidsnood doet zich echter evenzeer
op het land gevoelen; en werd de ontginning van heide
velden tot bosch door een maatschappij als die in Dene
marken of door particulieren met toereikend kapitaal
ondernomen en door deskundigen geleiddan zou de
heer Löhnis daarvan goede uitkomsten durven voor
spellen en haar een zegen achten voor de arbeiders die
gewoon zijn op het land te werken en die in grooten
getale zouden toestroomen om gedurende den winter
met diepspitten een matig loon te verdienen. Arbeids-
koloniën als in de laatste jaren met zoo gunstig gevolg
in Duitschland zijn opgericht door de bemoeiingen vau
den predikant van BodelBchwing zou hij daartoe wei-
licht het geschikst oordeelen. Zij zijn op verschillende
plaatsen gevestigd en bestemd voor de tijdelijke opneming,
niet van bedelaars en landloopers, maar van arbeiders
zonder werk die er gedurende drie of vier maanden
verblijven en zich 's winters hoofdzakelijk met graafwerk
voor heide-ontginning's zomers met landbouwwerk
bezighouden en ook huisarbeid als schoenmaken, kleer
maken enz. verrichten doch niet meer dan voor de
kolonie zelve noodig is. De kosten worden behalve
door de opbrengst van den arbeid gedekt door vrijwil
lige bijdragen en subsidiën van de provinciën en om
den arbeiders die zich naar deze koloniën begeven de
reis mogelijk te maken zijn op matige afstanden in
de gemeenten herhergen voor hen opgerichtwaar
van de kosten door de gemeentebesturen en andere
corporaties worden gedragen en waarin de reizende
„Hier is nog iets en dat schijnt niet verkocht, naar
de lijst te oordeelen. Is dat een portretdat u voor
uzelf geschilderd hebt zegt zijterwijl zij zich tot
Oskar wendt met een gering, haar zelve nauwelijks
bewust gevoel van ijverzucht.
„Ik heb het niet geschilderd", antwoordt Oskar een
weinig verbaasd; hij gelooft niet goed gehoord te hebben.
„Dat kan je denken", fluistert haar vader haar toe,
„als hij het geschilderd had, zou het zeker al lang weg zijn.
„Is het eene zuster of eene bloedverwante
„Ik ken die jonge dame niet", antwoordt Oskar oprecht.
Dit antwoord stelt Lucie tevreden zij is even ver
trouwend als waarheidlievend. Terwijl de heeren zich
met elkander onderhouden heeft zij op een tijgervel
dat over een paar lageoostersche bankjes geworpen
isplaats genomen en ziet nieuwsgierig in 't rond. De
verzameling vreemdsoortigein 't oog vallendeuit
vreemde landen afkomstige voorwerpen, die door de
samenvoeging toch het oog streelen bevalt haar. De
harmonie van kleur en lijn begint voor het eerst als
eene aangename melodie op haar gemoed te werken.
Want dit jonge meisje heeft ondanks de prozaïsche
omgeving van een self-made man eene omgeving
waarin zij geboren en opgevoed is, een idealen trek,
een behagen naar het schoone. Beroemd te worden is
haar eerzucht het is zoo vervelend aangebeden te
worden omdat men eene rijke erfdochter is. Terwijl
papa schilderyen koopt, omdat dit nu eenmaal tot de
plichten van een miliionair hoort, heeft Lucie zich voor
genomen een groot kunstenaar tot vriend te win
nen en ook eene artiste te worden. Mr. Platdie de
teekenklasse bestuurde welke zij in Nieuw-York be
zocht heeft haar verzekerddat zij een „eminent"
talent heeftzij is zelve daarvan overtuigd. Voor dit
talent hoopt zij den grooten Löfièl wiens naam zij
drie jaren lang met bewondering gehoord heeft, be
langstelling inteboezemen. Zij kent amerikaansche da
mes die met dergelijke wenschen eens naar Europa
gingen en doorzettenwat zij zich voorgenomen had-