Ie Mt wn M DuitscUa II.
No. 90
Negen en tachtigste Jaargang.
1887.
ZONDAG
31 JULI.
Mi
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
QMferUi.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
IA "V
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Wij hebben allen meermalen het bekende lied hooren
zingen: „W&3 isb des Deutschen Vaterland Het gold
voor het Duitsche volkslied, en bet moet ons een
denkbeeld geven van de uitgestrektheid van het ge
meenschappelijk vaderland der Duitschers. Op de er-
haalde vragen of het Pruisen of Zwaben Beieren
Westphalen, Zwitserland Tyrol of wel O stenryk kon
wezen en of men het aan den Rijn aan den BeU of
aan de Donau moest zoeken luidde het antwoord zeer
beslist „neen", en dat hun vaderland grooter moest zijn.
Dit lied dat onsin tegenstelling van zijn grootte
een gering denkbeeld gaf van de eenheid van dat
vaderland hoort men in de laatste jaren met meer.
„Die Wacht ara Rhein" schijnt het verdrongen te heb
ben. Inderdaad is dan ook het grootemaar door
zijn gebrek aan eenheid zwakke Duitschland vervangen
door een kleiner maar door eenheid krachtig Duitsch
land. Het oude Duitsch verbond het werk van het
Weener congresmoest een macht zijn tot verzekering
van den Europeescben vrede en tot onderlinge verde
diging niet tot den aanval. Daarom moest het moei
lijk in beweging gebracht kunnen worden moest er
veel tijd verloopen voordat er een besluit genomen
en nog meer, voordat dit besluit ten uitvoer gelegd
kon worden.
Het is te begrijpen dat een Eranschman met groote
waardeering gewaast van dit bolwerk des vredes het
Duitschland van 1815, waar de wetenschappen en de
werken des vredes zich rustig konden ontwikkelen, het
Duitschland dat ieder met vrede liet en dat geen vijan
den had. Zoo spreekt dan ook de steller van een ar
tikel indeRevuedesdeux mo ndes, dat over
den politieken toestand van Duitschland handelt. Toch
erkent de sehryver, dat het Duitsche volk, ofschoon het
den last gevoelt van den tegenwoordigen toestand, den
tijd niet betreurt, toen het dien last niet had te dragen.
Het ziet niet met weemoed terug naar de dagen van
het Duitsch Verbond, dat opgericht was om den vrede
van Europa to verzekeren maar in geen enkel opzicht
aan de rechtmatige wenseben van het Duitsche volk
beantwoordde. De groote mogendheden hadden het geen
rechtspersoonlijkheid gegeven; door zijn gebrek aan een
heid, den onvermijdelijken onderlingen naijver zijner leden
en den strijd om den voorrang en de leiding tusschen de
machtigste der verbonden Staten, bad het buiten zijn gren
zen geen invloed en geen stem, werd het door andere sta
ten weinig of niet geteld en verspilde het zijn krachten
in binnenlandsche geschillen. In zulk een toestand kan
een volk, dat zich van zijn kracht bewust is, op den
duur niet berusten. Daarbij kwam wat de Eransehe
schrijver niet schijnt in te zien of opzettelijk verzwijgt,
dat het verbond evenmin kon beantwoorden aan zijn
doel om aan elk der Duitsche Staten vrede en veilig
heid te waarborgen. Wanneer een andere groote mo
gendheid steeds tot den aanval gereed is, en zoodra
het daartoe de kans schoon ziet, een lid van den bond
overvalt, kunnen gebrek aan eenheid en de daaruit
voortvloeiende traagheid van beweging zelfs by goeden
wil de hulp te laat doen opdagen en bij minder goede
gezindheid geheel achterwege doen blijven. Berus
ting in het voldongen feit is altijd gemakkelijk te ver-
deHetnbuitsche Rijk zooals het thans gevormd is, lijdt
volgens onzen schrijver in de eerste plaats aan tweeerlei
gebreken er zijn Duitschers buiten gesloten en vreem
delingen binnen gehaald. De uitsluiting der Oosten
rijkers acht hij echter meer een bezwaar voor de verre
toekomst. Wij willen er dan ook maar met bij stil
staan. Ernstiger bezwaar is ongetwijfeld de opneming
van de Eranschen van Elzas-Lotharingen de Denen
van Sleeswijk en de Polen. Zjj beschouwen zicb met
als burgers van het Duitsche Rijk maar ala vreem
delingen neenals gevangenenen hunkeren naar
den dag hunner bevrijdiDg. Welke gevolgen dit
eenmaal zal kunnen hebben zal de toekomst leeren.
Vooreerst schijnt er weinig uitzicht te bestaan dat deze
vreemdelingen zich weldra als kinderen des huizes zul
len beschouwen. Voor het tegenwoordige is dit zeker,
dat hunne afgevaardigden in den Rijksdag niet mede
werken tot maatregelen om het Rijk hechter en sterker
te maken en voor de Regeering een bestendige oppo
sitie vormenbereid om zich naar gelang van omstan
digheden bij het centrumde Bociaal-democrateu of de
partij van vooruitgang aan te sluiten.
Een gevaar voor de eenheid van het Duitsche Rijk
waarop in Frankrijk nog door velen schijnt gerekend
te wordenacht de schrijver onzes inziens te recht
denkbeeldig of althans van zeer geringe beteekenis
het is het particularismede zucht tot afscheiding en
zelfstandigheid, die gevoed zou worden door de klei
nere Duitsche vorstenhuizen tegen Pruisen en door het
verschil in aard ontwikkeling en levensmanier tuaschen
de Noord- en de Zuid Duitschers. Geen dier vorsten
huizen staat bij het Duitsche Volk zoo hoog aange
schreven, zelfs niet binnen het grondgebied van den
staat of het staatje waarover zij regeeren, dat de Duitsche
Keizer daarvan gevaar heeft te duchten en het gevoel
van Sakeer, Wurtemburger of Beier te zijn is te zwak om
den zooveel sterkeren band te verbreken die ook de
Zuid-Duitsehers bindt aan het Duitsche Rijk. Hunne
afgevaardigden vormen in den Rijksdag geene afzonder
lijke partijen zij zijn evenals de Pruisen en Noord-
Duitsehers over de verschillende politieke partijen ver
deeld. In den Landsdag vindt men geen Pruisen en
anti-Pruisen maarmet uitzoudering van de Polen
de Denen en de Elzaasers en Lotharingers alleen
Duitschers van verschillende politieke en godsdienstige
richting evenals in Frankrijk, waar overigens het ver
schil tusschen de bevolking van het noorden, het westen
en het zuiden niet minder groot is.
Ofschoon de overeenstemmende meerderheid van Rijks
dag en Bondsraad de wetgevende macht van het Duitsche
Rijk uitmaakt, zijn echter voor de verdediging des Rijks,
voor de land- en de zeemacht en voor de inkomsten
waaruit de kosten bestreden moeten worden, bijzondere
bepalingen gemaaktdie daaraan eenheid en vastheid
geven Bij de constitutie des Rijks is de Keizerlijke
waardigheid opgedragen aan de Kroon van Pelsen, en
de Pruisische legerinrichting door het geheele Rijk inge
voerd Er is slechts één leger en ééue vloot, die zoo
wel in vrede- als in oorlogstijd onder het uitsluitend
bevel des Keizers staan. De Keizer is verplicht en bevoegd
om te zorgen dat in het Duitsche leger alle corpsen
compleet en marschvaardig zijn; hij regelt de indeeling,
de wapening de bevelvoering en benoemt alle officie
ren. Hij bepaalt het effeetief van het leger en van de
landweer wijat over de geheele uitgestrektheid des
Rijks de garnizoenen aan en doet inspectiën houden
overal en ten allen tijde waar en wanneer hij het noodig
acht Hem alleen wordt trouw en gehoorzaamheid
gezworen en hem komt het recht toe de noodige vestin
gen en versterkingen te doen bouwen. Gelijksoortige
bepalingen bestaan voor de vloot, en evenzoo zijn de
belastingen die de inkomsten van het Rijk uitmaken,
in de constitutie zelve tegen minder welwillende besluiten
van Rijksdag en Bondsraad verzekerd. Immers zonder
den Bondsraad kan de Rijksdag er geen verandering in
brengen en wanneer zich in den Bondsraad samen
gesteld uit de vertegenwoordigers der verschillende
verbonden statenomtrent deze onderwerpen (leger
vlcot en Rijksinkomsten) een verschil van gevoelen
voordoetheeft de President een beslissende stem als
hij zich voor bet behoud der bestaande bepalingen ver
klaart De President is Pruisenen aldus heeft de
constitutie aan Pruisen de macht gegeven om te zorgen
dat de waarborgen voor de verdediging des lands wel
krachtiger, maar niet zwakker kunnen worden. Doch
ook de constitutie kan immers gewijzigd worden On-
getwijfeld maar elk wetsvoorstel daartoe wordt geacht
te zijn verworpen, indien er in den Bondsraad veertien
stemmen tegen zijn, en Pruisen heeft zevent.en stemmen
in den Bondsraad!
Er moge dus aan de eenheid en de hechtheid
van het Duitsche Rijk het een en ander ontbreken,
de strijdkrachten en verdedigingsmiddelen zijn zoo vast
gewaarborgd als slechts mogelijk schijnt. De Fran-
sehe sehryver is overtuigd, dat noch de Keizer noch de
Rijkskanselier den oorlog wenschten, ook niet een nieuwen
oorlog met Frankrijk, en dat beiden mets anders
beoogen dan de bevestiging des Ryks binnen zijn tegen
woordige grenzen. - En Frankrijk? Ook Frankrijk zal
de verantwoordelijkheid van den aanval met op zich
nemen hoewel bereid en in staat tot een tegenweer
die geducht zou zijn, en zou eindigen in een strijd op
leven en dood. Ofschoon Duitschland zijn kalmte en
geduld door allerlei maatregelen, door woorden en daden
op een zware proef stelthet zal zich rustig houden
het zal wachtenmaar het kan met vergeten. Men
vergelijke het niet bij Oostenrijk, waaraan Pruisen geen
grondgebied heeft ontnomen en dat slechts een vreemde
overheerde Italiaansche provincie heeft verloren. Maar
Frankrijk heeftzegt onze schrijver een deel van zijn
eigen lichaam verloren en die wond zal steeds blijven
bloeden. Duitschland heelt gedwaald, toen het dat deel
van Frankrijk in bezit namhet heeft daardoor zijn
macht verkort, want het heeft al zijn kracht noodig om
steeds tegen het wachtend Frankrijk opgewassen te zijn,
en kan die niet aanwenden tegen andere mogendheden.
Het is genoodzaakt schier tot eiken prijs vrede te houden
met Oostenrijk, met Rusland, met iedereen, want, men
moge zeggen dat Frankrijk thans alleen staat en geen
bondgenooten heeft, als eenmaal een worsteling tusschen
de Europeesche monarchieën mocht uitbreken, dan zal
geen barer onverschillig zijn voor de houding eener
republiek die over een millioen soldaten zal kunnen
beschikken.
Voorzichtigheids-maatregelen bij het uitbreken van
onweder zijn dikwijls genoeg aan de hand gedaan, maar
daar zij veelal niet worden opgevolgd kan bet geen
kwaad eenige eenvoudige raadgevingenvoorkomende
in het Leipz. Tageblattmede te deelen. Het blad
geeft vier waarschuwingen als
1. In het open veld begeve men zich niet bij alleen
staande boomen en korenschoven of in de nabijheid
van water of van dieren. Men drage ook zorg, binnen
groote omgeving niet het eenige hooge voorwerp te zijn,
2. In de straten van steden begeve men zich liever
in het midden dan langs den huizenkant en vermjjde
vooral die plaatsen waar water naar beneden stort.
3. In gebouwen passe men op, zich niet te begeven
tusschen twee goed geleidende voorwerpen, b. v. onder
een lamp die aan metalen kettingen hangtonder den
schoorsteen (roet geleidt den bliksem uitstekend) enz.
Het best houdt men zich midden in de kamer, ver van
kachels, spiegels, piano's en ijzeren vensterroeden. Lager
in huis is men veiliger dan onder de pannen. De ven
sters gedurende een onweder gesloten te houden is
volstrekt onnoodig wel is het raadzaam het vuur in
den kachel te dooven daar de opstijgende rook een
goed geleider van electriciteit is.
4. Men drage bij een onweder zoo mogelijk geen
metalen voorwerpen bij zicb.
Voor gebouwen is altijd een bliksemafleider de beste
beschutting men late dien echter dikwijls door een
deskundige onderzoeken wantwanneer hij niet in
goeden staat verkeert verhoogt hij het gevaar.
Bij de revue over de Engelsche vloot te Spithead
heeft zich een incident voorgedaan dat wel geschikt
zal wordenmaar toch hoog opgenomen werd. Lord
Charles Beresford was als lord der admiraliteit aan
boord van het jacht der koningin. Toen hij zagdat
de revue veel langer zou duren dan hij dachtwilde
hii daarvan zijne vrouw die op een ander schip was
kannis geven en verzocht een matroos dit door middel
van het vlaggesein te doen. Voor het oog der geheele
vloot werd dus van het koninklijk schip geseind „Zeg
aan lady Charles, dat zij op de Lancashire Witch moet
overgaan ik kom bij haar."
Daar nu Lord Charles Beresford het koninklijk jacht
niet kommandeerde en alleen de kapitein van dat schip
het recht had signalen te geven was hier zoowel de
discipline als de etiquette geschonden. De admiraliteit
trok zich de zaak aanen Lord Charles Beresford
diende zijn ontslag in dat wel niet zal worden aan
genomen. Voor een onbescheiden signaal zal de En
gelsche marine zich niet berooven van de hulp van
den officierdie in 1882 voor Alexandrië den Condoc
kommandeerde en die op den Nijl, in de Soedan-
veldtochtzijne kanonneerboot onder het vuur van den
vijand repareerde en wonderen van dapperheid deed.
Prof. Baldwin is onlangs te Quiney, in Illinois
(Ver. Staten), met een valscherm neergedaald uit een
luchtballondie 1250 meter boven den grond was.
Op die hoogte gekomen, sprong hij uit het schuitje,
terwijl hij zich vasthield aan den ring van het val
scherm, eene soort van zijden parapluie van 6 meter
in middellijn, waaraan de ring rondom door touwen
was verbonden. Het valscherm was aan den ballon
vastgemaakt met sen dun touw, dat breken moest door
het gewicht van den luchtreiziger, als hij naar beneden
sprong. Hij had dadelijk moeten opengaan, maar het
opende zich eerst toen Baldwin reeds 60 mier mot
de snelheid van een steen gevallen was. Toen echter
daalde de luchtreiziger langzaam neer, en hij kwam
behouden op den grond, zonder een hevigen schok.
Het nederdalen duurde 3 minuten en 20 seconden.
Een Ier de heer Francis Hazlett, heeft een toestel
uitgevonden om glazen en flesschen te blazen. Tot dusver
waren de menschelijke longen nog altijd de beste werk
tuigen en menig werkman heeft, al flesschen blazende,
zijn eigen dood verhaast. Het nieuwe toestel kan de
longen volkomen vervangen. Het blaast de lucht op
dezelfde wijze in het vloeibare glas, en geeft betere
uitkomsten daar het regelmatiger werkt.
Behalve voor den werkman is de uitvinding ook van
groot belang voor den fabrikant daar het maken der
flesschen thans 2% maal sneller gaat en 2% maal min
der kost. Het toestel is daarenboven niet duur en de
oude mondblaaspypen kunnen gemakkelijk in een ma
chinale blaaspyp veranderd worden.
Dat dit toestel een toekomst heeft, kan men nagaan
uit de cijfers, die de flesschenproductie per dag aangeeft
Groot Brittanië en Ierland 6206 gros., Zweden 960
gr., Noorwegen 600 gr., Denemarken 360 gr., Duitsch
land en België 30,039 gr., Oostenryk 7,000 gr., Frank
rijk 100 gr., de Vereenigde Staten 840 gr., Canada
120 gr. en Australië 207 gr., of te zamen 46.432 gr.
Dit maakt het jaar gerekend op 300 werkdagen
ongeveer 16 millioen gros per jaar.