No. 93.
Negen en tachtigste Jaargang.
1887
ZO IMP AG
7 AUGUSTUS.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
peuilleto r^r.
Prijs der gewone Advertentiën
Naar het Duitsch van Louisa Sclienck.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele rijk f 1,—
De 3 nummers f 0,06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS*
TER ZOON.
Weldra zal de Eerste Kamer haar oordeel uitspreken
over de wensehelijkheid om art. 194 der Grondwet te
wijzigen zooals onlangs door de Tweede Kamer is aan
genomen. Men kan er nagenoeg zeker van zyn da
de meerderheid zal verklaren dat er geen grond bestaat
om die wijziging in overweging te nemen. e aani e
van het voorloopig verslag iaat daaromtrent geen j
fel toe; daarin lezen wij toch, dat de meerderheid der
leden in de nagenoeg voltallige afdeehngen tegen dit
ontwerp van wet overwegende bezwaren bad. Uuiue-
üjker kan het niet. De atdeelingen waren nagenoeg
voltalli"do meerderheid in die afdeelingen had tegen
het wetsontwerp bezwaren, en die bezwaren waren
overwegend. Voor- en tegenstanders zullen natuurlijs
bij de openbare behandeling van het ontwerp met in
gebreke blijven de gronden van hun gevoelen uiteen te
zetten en rekenschap te geven van hunne steme
belang der zaak eischt ditmaar nieuwe redenen voor
of tegen zullen wij wel niet vernemen en wij mogen
aanuemen dat omtrent een zoo gewichtigeen zoo uit
alle oogpunten toegelicht bestreden en verdedigd on
derwerp de meeningen der leden van de Eerste Kamer
wel zoo gevestigd zijndat geen nadere overweging
daarin verandering' zal kunnen brengen. Hoofdzaak is
echter nietzoozeer dat het wetsontwerp door de
Eerste Kamer wordt verworpenmaar dat dit op
goede gronden geschiedt en de liberale party deug
delijke redenen kan aanvoerenwaarom zij niet het
voorbeeld heeft gevolgd van het zevental harer leden
in de Tweede Kamer die hunne stem aan het voorstel
geschonken en van de enkele liberale leden der Eerste
Kamer die vermoedelijk hetzelfde zullen doen waarom
aan den raad van ettelijke liberalen buiten de Staten-
Generaal om het voorstel aan te nemen geen gehoor
behoort te worden gegeven.
De Amsterdamsche kiesvereenigïng Burgerplicht heeft
met 54 tegen 22 stemmen de wenschelijkheid uitgespro
ken dat de Eerste Kamer het nieuwe artikel 192 der
Grondwetdat is het oude artikel 194 zooals het door
de Tweede Kamer is gewijzigd niet zal verwerpen, en
wel op tweeerlei grond
1°. omdat het niet strookt met de ware liberaliteit
een zaak als het lager onderwijs, waarover de gevoelens
zoo uiteen loopen in de Grondwet te regelen
2°. omdat het in ieder geval aanbeveling verdient die
zaak bij tweede lezing te doen beslissen.
De tweede grond vindt zelfs geen genade in do oogen
van velen, die overigens de aanneming van het voorstel
wenschelijk acbten. Het Handelsblad b. v. acht dit voor
de Eerste Kamer geen beweegreden. Zij kan zich daar
door niet laten leiden zegt dit blad „zonder haren
constitutioneelen plicht te verzaken." 't Is sterk gezegd,
maar volkomen juist. De Eerste Kamer is verplicht
over het wetsvoorstel hare meening te zeggen; zij moet
het naar eigen overtuiging goedkeuren of af keuren.
Eerst wanneer zij het goedgekeurd heeft, moeten de
Kamers ontbonden en nieuwe verkiezingen uitgeschreven
worden. Dan eerst zijn de kiezers aan het woord en
kunnen zij hun gezindheid doen kennen door te stemmen
op voor- of op tegenstanders van de door de beide Ka
mers aangenomen ontwerpen. Niet eerder. De Eerste
Kamer mag zich niet onzijdig houden en de beslissing
overlaten aan de nieuw te kiezen Kamers. Zij moet
aannemen of verwerpen. Neemt zij het wetsontwerp
aan dan beteekent dit dat zij het goedkeurt. Het
mag niets anders beteekenen. Nam zij het ontwerp aan
zonder er hare goedkeuring aan te hechten alleen om
aan de nieuwe Kamera gelegenheid te geven om er
over te stemmen dan schond zij de Grondwet en mis
leidde zij het volk de kiezers en de nieuwe Kamers.
Aan de nieuwe Kamers mogen geene voorstellen tot
Grondwetsherziening worden ingediend dan die reeds
de goedkeuring hebben weggedragen van Tweede en
Eerste Kamer. Zij moeten die voorstellen beoordeelen
als reeds eenmaal door beide Kamers goedgekeurd en
die omstandigheid kan en moet invloed hebben op
hun stem.
De eerste beweegreden die de kiesvereenigïng Bur
gerplicht heeft geleid tot aanbeveling van het gewijzigde
art. 194 is deze: „dat het niet strookt met de wars
liberaliteiteene zaak als het lager onderwijs waarover
de gevoelens zoo uiteen loopen in de Grondwet te
regefen." Of dit inderdaad al of niet strookt met
de° ware liberaliteitwillen wij voor het oogenblik in
bet midden laten. Wij komen er later wel eens op
terug. Er valt het een ander over te zeggen en het
is van belang elkander op deze punten goed te ver
staan en zich niet te spoedig te laten medeslepen
door een schoonklinkend woord. Maar laat het zijn
dat de ware liberaliteit niet gedoogt een zaak waarover
de gevoelens zeer uiteenloopen in de Grondwet te
regelen en dat daarom ook het onderwijs niet in de
Grondwet geregeld moet wordendan antwoorden wij -
een regeling van het onderwijs in de Grondwet verlangen
wij niet. Daarover loopt het geschil niet. Wij verlangen
slechts ééne zaak in de Grondwet verzekerd, en omdat die
in het door de Tweede Kamer aangenomen voorstel tot
wijziging van art. 194 ontbreekt, keuren wij dat voorstel
af. Wij'weiischen in de Grondwet omtrent de regeling van
het onderwijs geen andere bepalingen dan die algemeene
instemming vinden namelijk dezedat het geven van
onderwijs vrij isbehoudens toezicht van de overheid
en eiscben van bekwaamheid en zedelijkheid voor de
onderwijzers, en dat het openbaar onderwijs wordt ge
regeld door de wet. Niets meer. De wet zal dus het
onderwijs regelen; maar wij verlangen daarenboven nog
iets in de Grondwet en wel dit dathoe men het
{Slot.)
Allerlei geruchten hoorde men in het stadje. Zoo
ookdat de dievendie den geheelen winter de
omstreken der stad onveilig gemaakt hadden ontdekt
waren en met namen bekend; zij moesten ook onlangs
den winkel van een goudsmid bestolen en gouden sieraden
op de omliggende plaatsen verkocht hebben; ook hadden
zij onlangs een gouden ketting in het pak goederen van
Benny, den koopman gestoken, om hem in verdenking
te brengen; de politie was hen op het spoor; een hunner
had hen allen verraden, tegen de belofte zelf ongestraft
naar Amerika te mogen gaan; deze en dergelijke zaken
werden telkens besproken. Op den namiddag werden
vele dezer meeningen bevestigd ot herroepen door de
mare, dat vele personen om gegronde redenen in hech
tenis genomen waren. De leden der bende want wer
kelijk was dit hier het geval, hadden onder de bewoners
van het stadje lang zonder argwaan gewoond nu zag
een elk verschrikt zijn buurman aan als tot nog toe
volkomen onbesproken lieden gearresteerd werden. Ook
Jakob Moserdie tegen den avond zijn totkomstigen
schoonzoon ging halen, sprak zijne verbazing over zulke
onverwachte ontdekkingen tot den feestelijk gekleeden
Benny uitBenny antwoordde verstrooid, hij scheen in
zijn bru'gomsrok voor de eerste maal jjdel op zijn per
soon te zyn, want hij plaatste zich voor den spiegel en
bezpg zorgvuldig zijn uiterlijk. Toen hij Jakobs spottend
lachje ontdektesprak hy beklemd
„Zie ik er niet uit als een fatsoenlijk man Dat is
de "hoofdzaak Jakob, dat is de hoofdzaak. Laten wij
gaan Wie schelt er nu weer Het is al sabbath
we verkoopen niet meer-"
onderwijs ook regele, niemand de gelegenheid misse om
zijn kinderen onderwijs te doen geven zonder krenking
van de godsdienstige overtuigingen waarin zij worden
opgevoed. Die bepaling wilde de rechterzijde niet in
de Grondwet opnemen,- daarom stemde zij in het vorige
jaar tegen het voorstel-de Beaufort en nam zij dit
jaar met medewerking van zeven liberale leden een
artikel aan waarin die bepaling ontbrak.
Ronduit gezegdwij begrijpen niet recht hoe men
kan beweren dat die bepaling een regeling van het
ouderwijs kan genoemd worden. Nochthans hebben de
sprekers van de meerderheid in de vergadering van
Burgerplicht hunne redeneeringen daarop gegrond ais
op iets dat van zelf spreekt. „Ware hervormingsge-
zinden moeten ook de regeling van het onderwijs aan
den gewonen wetgever overlaten", verklaarde de heer
Heineken in zijn brief. „Moet in de Grondwet het
onderwijs worden geregeld en wel op eene wijze die een
groot deel der natie niet wenscht P Neen." zeide de heer
Willeumier. Maar men leze dan toch de bepaling
nog eens met aandacht over; men leze de toelichtingen
van hare voorstellers ten vorigen jare men leze o. a.
wat de heer van Houten er toen over gezegd heeft.
De heer van Houten beeft laatstelijk voor het artikel
gestemd zooals het thans door de Tweede Kamer is
aangenomen hij heeft de veel besproken bepaling wel
willen prijs geven, ofschoon hij uitdrukkelijk verklaarde
haar liever te behouden maar hij heeft niets terug
genomen van hetgeen hij het vorige jaar tot hare ver
dediging had gezegd. Hy erkende dat de opoffering
van de bepaling een regeling van het onderwijs mogelijk
zou maken waardoor iemand voor zijn kinderen geen
andere school zou kunnen vinden dan eene waarin
godsdienstige begrippen werden verkondigd geheel in
strijd met de zijne geheel in strijd met die waarin zijn
kinderen werden opgevoed. Hij voor -ich vond dit een
zaak van ondergeschikt belang maar hij erkende dat
het bezwaar bestond. Ter wille van een grootere ze
kerheid voor de aanneming der overige wijzigingen in
de Grondwet was hij bereid over het bezwaar heen te
stappenmaar hij loochende het niet. Hij meende
zelfsdat juist de rechterzijde het meeste belang had
bij het behoud der bepalingen dat hij in dit opzicht
niet dwaaldebewijst de houding van de katholieke
leden van Baar, Vermeulen en Bablmann die aanvan
kelijk veel bezwaar hadden tegen bet wegvallen dezer
bepaling en niet zonder groote aarzeling voor het ge
wijzigd artikel hebben gestemd. Met deze bepaling had
de heer van Houten een jaar vroeger gezegd„zal de
nieuwe wetgever volledige vrijheid van beweging heb
ben zoo volledig als eemg plan van regeling van het
onderwijs tot dusverre verdedigdmet mogelijkheid
eischen kan. El/ce regeling is met het artikeldat
wij voorstellen ta realiseeren. Wat essentieel is aan
elke goede deugdelijke regeling meenen wij te moe
ten handhaven en dat is volgens de bewoordingen van
het amendementdat aan niemand de gelegenheid
ontbreke aan zijne kinderen zonder krenking van zijne
„Wij willen niets koopen", antwoordde eene stem en
de"beambte, die 's morgens by Jakob Moser aan huis
geweest was trad op Benny toe. Wij nemen n ge
vangen in naam der wet. Uwe kwitantie was valsch
men verdenkt u als heler van diefstallen."
Benny verschoot van kleurterwjjl hij bevende ant
woordde „Ik zal mij weten te rechtvaardigen. Jakob",
fluisterde hij aan diens oor „laat je van Esther den
wissel geven. Tot weerziens."
Jakob Moser zat daar met open mond en had geen
kracht zich te bewegen. Hy zag onwillekeurig in den
spiegel zooals Benny gedaan had. Kon bij zichzelf
nog vertrouwen nu hij Benny vallen zag Hem die
met gestadigen ijver en een goed verstand zich tot den
rijksten man der gemeente opgewerkt had dien hij
hooggeschat en bewonderd had. Jakob zag de harde
lijnen van zijn gelaat onderzoekend aan en sprak met
een veracktelijken trek om de ingezonken lippen
„Esther was verstandiger dan ik. Zij is mijn laatste
kind en mijn liefste. Ik heb haar rijk en gelukkig
willen maken Ja ja wij kunnen niet meer dan
het goede willen of het geluktstaat niet aan ons.
Daarom is het nog gelukkig voor het kind dat ook ik
wat bespaard heb."
Langzaam ging hij de straat in, aan welks einde zijn
huis lagtoch ging hij niet daar heenmaar naar
Deborah die hij Benny's lot wilde mededeelen. De
oude zat in een leuningstoel te slapenzij had zich
feestelijk gekleed het haar in twee lokken met schild
padden kammen boven de slapen vastgemaakt; aan haar
verlepten hals glinsterde een rij barnsteen kralen en
de pas met zeep gewassohen wangen glinsterden met
die twijfelachtige tint welke Jacob met de eigen
schap „als in den rook gehangen" aangeduid had. Op
haar schoot lag de kat slapen. Jacob bleef aarzelende
bij de deur staan.
„Wat zal zij zeggen", mompelde hij, „en Esther
Deborah, hoe kan je slapen als de wereld 't onderst
boven gekeerd wordt f"
't Is een booze wereld", mompelde zij half droomende.
„o", zijt gij hetJakob Moser 1 Is het al tijd voor de
verloving
„Daar komt niets van", antwoordde Jakob „Benny
is een domkop ze hebben 'm gehaald.
Deborah wreef zich de oogen, alsof zij nog niet meende
wakker te zijn. Toen Jakob haar de inhechtenisneming
van Benny vertelde zuchtte zij met een verlicht hart.
„Dat is een hulp van God", sprak zij opstaande
laat Benny gaanEsther mag hem niet lijden. Ik
ben bedroefd om baar; zij is den geheelen dag in de war
geweest, ik heb haar van het werk niet kunnen afhouden,
maar bare gedachteu waren zonderling."
Deborah trok hare filethandscboenen aanom met
Jacob naar de overzijde te gaan. „Nu zal het een beter
feest zijn, Jakob Moser. Zie, het kind heeft de lichten
in de kamer reeds aangestoken."
De kamerwaar de lichten branddenwas ledig.
Deborah ging door haren zwager gevolgd naar de
keuken die beider en feestelijk blonk in het schijnsel
van een vlammend vuur. Esther was ook daar niet
noch antwoordde zij op den vriendelijken roep van
Deborah, Deze nam een kaars en opende angstig de
kamer van het meisje en daarna de volgende kamer.
Alles was even zindelijk en helder. Esther had woord
gehouden er was voor het feect geen riekje meer in
haar moeders huis. Maar waar was zij zelve? Deborah
riep zachter en zachterde angst snoerde hare keel
dicht. Daar kwam Jacob van de plaats terug en baar
aan den arm met zich voorttrekkend lichtte hij haar
voor naar buiten.
„O mijn sterretje mijn sterretje
In de kleine schuur daarbuiten, dicht bij den drempel,
lag Esther Moser dood ter neder; een der messen van
haren vader lag blinkend naast haar in het zand aan
haren hals was boven den gouden ketting een diepe,
bloedende wond. De vloek van den grootvader was ook