de kaasdragerswaarbij bij verzoekt, hem te gemoet te komen in het groote verliesdat hij buiten zijne schuld en onafhan kelijk van zijnen wil lijdt door het ongebruikt blijven van het pand in het Waaggebouwdoor hem berekend op f 400, naar gemiddeld 80 stapels kaas per week, die in het pand en in zijne woning werden vermarktwaarvoor hem tien centen per stapel werd betaald. De commissie bericht, dat zij de behandeling van dat verzoek tot heden aangehouden heeft, ten einde eerst te kunnen nagaan, of werkelijk het Pand ongebruikt zou blijven. Nu het Pand werkelijk ongebruikt blijft, wenscht zij aan hare opdracht te voldoen en haar gevoelen omtrent dat ver zoek uit te spreken. Al is het niet mogen gelukken, de wet telijke bepaling te vinden, krachtens welke f 0,10 betaald werd van iedere in het Pand opgezette stapelhet is haar wel ge bleken dat sedert onheuchelijke jaren dat bedrag door den opzichter over de kaasdragers genoten werd zoodat deze titularis, die dit voordeel, evenals zjjne voorgangers, steeds genoten heeftwerkelijk buiten zijne schuld op het oogenblik een verlies in zijne inkomsten lijdt. Acht zij het dus billijk, aan dezen titularis, die in het genot is van eene jaarwedde van 150 en vrije woning, en bovendien als marktmeester der bo termarkt 1 50 en als weger op die markt 25 jaarwedde geniet, gedurende zijn leven eene vergoeding voor die schade te ver- leenen, met het gevraagde bedrag der vergoeding kan zij zich niet vereenigen. Dat hij zijne woning ook beschikbaar stelde voor het opzetten van kaas, is eene geheel vrijwillige daad geweest, waarvoor de gemeente dus geene vergoeding heeft te geven. "Verder is het opgegeven aantal stapels veel te hoog berekend bij die berekening schijnt geheel over het hoofd te zijn gezien, dat de kaasmarkt gedurende zes weken met gehouden wordt en dat gedurende eenige weken in het voorjaar de aanvoer zeer onbeduidend is. Zij acht eene toelage van 1 150 per jaar voldoende en stelt dan ook voor, aan dezen verzoeker, gedurende zijn levendie toelage te verleenente beginnen met het jaar 1887. Het verleenen dier toelage aan een opvolger is na tuurlijk onnoodig hijdie voor die betrekking in aanmerking wil komen, weet vooruit, dat dit vroeger genoten voordeel vervallen is. Het voorstel der commissie wordt met 11 stemmen tegen 1 stem van den heer Goede (die 200 wilde verleenen) aangeno men nadat de commissie zich vereenigd had met de door den heer Kraakman gedane voorstellenom die toelage voorloopig te verleenentotdat de raad nader ten deze eene beschikking heeft genomen en zoo lang van het Pand tot het opzetten van kaas geen gebruik wordt gemaakt. Hoewel niet aan de orde, ontstond eene bespreking over het door den heer Kraakman geopperde denkbeeldof het niet mogelijk was te gemoet te komen aan de bezwaren der kaaskoopers tegen het koopen van kaas in het Pand, door meer licht te maken, te verkrijgen door te plaatsen vallichten en door het vaststellen eener regeling omtrent het plaatsen der stapelsdoor de stapels o. a. niet te stellen tegen de muren. Gebruik van het Pand zou den afloop der markt toch bespoedigendoordat men dichter bij de schalen is. Bestonden er bij de kaaskoopers nog andere bezwaren, dan zou hij ze gaarne vernemen. Er kon dan aan te gemoet ge komen worden. De heer Conijn meendedat de boeren weer zeer gaarne van het Pand gebruik zouden willen maken. De heer Goede deelde mededat de bezwaren tegen het pand zoo groot waren, dat hij niet geloofde, dat de kaaskoopers daarvan weer gebruik zouden maken. Dit hebben de boeren ook begrepenvan daar dat zij er niet meer kaas opzetten. Was de zaak aan de orde, dan zou hij meerdere bezwaren ontwikkelen. De Voorzitter verklaarde in de middelen, door den heer Kraakman aangegeven ter ver krijging van meer licht, niet het minste heil te zien. Van Burgemeester en Wethouders. 19. Ontwerp-besluit tot beschikking voor de dienst 1888 over de som, gelijkstaande met 4gedeelten van de zuivere opbrengst der hoofdsom en rijks opcenten van de belasting op het per soneel, gemiddeld over de belastingjaren 1882/3, 1883/4 en 1884/5 alhier geheven. Vastgesteld. 20. Rapport op het verzoek van J. H. Kramer en W. Vas- binder om vergunning tot het leggen eener brug over de oostelijke bermsloot aan den Heiloërstraatweg ter verkrijging van toegang naar hunne aldaar gelegen perceelen. Het voorstel strekt om de gevraagde vergunning tot wederopzegging toe behoudens rechten van derden, te verleenen onder dezelfde be palingen waaronder aan andere personen vergund isaldaar bruggen te leggen. Aangenomen onder bijvoegingnaar aanleiding eener op merking van den heer C. W. Bruinvis, dat het niet wenschelijk is, alle bruggen aldaar volmaakt hetzelfde te maken, dat de brug gemaakt moet worden in vorm overeenkomende met de bestaande bruggen of volgens een door Burg. en Weth. goed te keuren plan. Nader zal besproken worden het door den Voorzitter ter sprake gebrachte punt, of het niet wenschelijk is, te bepalen, dat voor het in deze gevallen te maken gebruik van gemeentegrond ook eene jaarlijksche recognitiebij voor beeld van f 2,50, moet worden betaald. 21. Rapport op het verzoek van de wed. A. Pater om vergunning tot het maken van eenen uitweg op den Bergerweg ten dienste van hare nieuw te bouwen boerenplaats. Het voorstel strekt, om het verzoek in te willigen onder dezelfde bepalingen als bij het vorige punt zijn vermeld. Aangenomen, onder bijvoeging van dezelfde bepaling als bij punt 19 werd vastgesteld. 22. Rapport op het verzoek van J. N. Goes Sr., kaaskooper alhier, om te willen onderzoeken en tot een goed einde te brengen de voor hem onaangename zaak dat geene vergun ning tot den verkoop van sterken drank in het klein verleend wordt voor zijn perceel aan het Waagplein No. 38, daar zulks in strijd is met de onderhandelingen, door hem met het lid van den gemeenteraad den heer A. Goede Dz., gevoerd over den verkoop van zijn pakhuis „het Botje" aan de gemeente Alkmaar en met de later door burgemeester en wethouders gedane toezeggingdat zij die vergunning alsnog zouden ver leenen. Burg. en Weth. deelen mede, dat de heer Goes zijn pakhuis voor 1 4000 te koop aangeboden heeft bij een door liem eigenhandig geschreven verzoekschrift, gedagteekend 29 Juni 1886 waarin met geen enkel woord gesproken wordt van de tbans door hem aangevoerde beweringdat hij als voor waarde voor den afstand van zijn perceel aan de gemeente gesteld had dat hem vergunning verleend zou worden tot den verkoop van sterken drank in het klein in het door hem be woonde perceel aan het Waagplein No. 38, waarin nimmer sterke drank verkocht was. Eerst den 30 Juni, den dag, nadat de gemeenteraad besloten had van zijn aanbod gebruik te maken, heeft hij èn mondeling èn schriftelijk die bewering aangevoerd en na dien tijd telkens herhaald. Dat hij bij zijne met den heer Goede gehouden besprekingen het verleenen dier ver gunning als voorwaarde voor den verkoop gesteld zou hebben wordt geheel weersproken door den heer Goede blijkens over gelegd schrijven van dien heer, waarnaar kortheidshalve ver wezen wordt. De verdere beweringen van den heer Goes worden geheel weerlegd door het na den 29 Juni gebeurde. Toen hij den 13 Juli 1886 opgeroepen was, ten stadhuize te verschijnen om de akte van overdracht te onderteekenen, wei gerde hij zulks te doenbewerende dat in die akte alsnog vermeld moest worden meer genoemde voorwaarde, en antwoor dende op de hem gemaakte opmerking dat hiervan niets bleek uit het eigenhandig door hem geschreven adresdaargelaten dat die voorwaarde onbestaanbaar zou zijn geweestdat hem zulks beloofd was door den heer Goede. Hij verliet daarop het stadhuis, zonder de akte te hebben geteekend. Bij brief van 14 Juli werd hem vervolgens medegedeeld, dat de gemeen teraad den 29 Juni besloten had gebruik te maken van zijn aanboddat daarin woordelijk aangehaald werddat Burg. en Weth. bij dat besluit gemachtigd waren, al datgene te ver- richtenwat ter uitvoering daarvan zou blijken noodig te zijn dat zij naar aanleiding van zijne weigering, om de akte van overdracht, ontworpen door den notaris H. J. de Lange, in overeenstemming met zijn aanbod te onderteekenenhem ver zochten, alsnog binnen acht dagen, alzoo vdór Vrijdag 23 Juli 1886, mede te werken tot het verlijden dier akte; dat zij zijn bericht daarop te gemoet zagen. Den 17 Juli 's namiddags ongeveer 2 uurmeldde hij zich uit eigen beweging aan om de akte van overdracht te onderteekenen, dat dan ook onmid dellijk geschiedde. Noch bij het gesprek op 13, noch bij dat op 17 Juli is sprake geweest van eenige toezegging, om hem vergunning te verleenen tot het verkoopen van sterken drank in zijn perceel aan het Waagplein No. 38 of om een daartoe strekkend verzoek bij Ged. Staten te ondersteunen. Den 19 November d. a. heeft hij een verzoekschrift om vergunning tot dien verkoop van sterken drank ingediend, waarop den 29 November 1886 afwijzend beschikt is. Van die beschikking is hij den 11 December 1886 bij Ged. Staten in hooger beroep gekomen die bij beschikking van 22 December het ingestelde beroep ongegrond verklaarden en zijn verzoek van de hand wezen. Onder opmerking, dat er in het motief, dat dit pakhuis indertijd verkocht is aan de gemeente Alkmaan-voor 8000 en thans voor/4000, welke verkoop niet doorgegaan is, omdat Ged. Staten daaraan hunne goedkeuring onthielden aan het daartoe strek kende raadsbesluit, nimmer voor Burg. en Weth. aanleiding zou kunnen bestaan, om dezen verzoeker vergunning te ver leenen tot den verkoop van sterken drank in het klein in een perceelwaarin op 1 Mei 1881 geen sterke drank in het klein verkocht werd stellen zij voor hem als beschikking op zijn verzoek mede te deelen, dat krachtens de bepalingen der drank wet het college van Burg. en Weth. en niet de gemeenteraad bevoegd is, al dan niet vergunning te verleenen tot den ver koop van sterken drank in het klein dat uit zijn eigenhandig geschreven adres aan den gemeente raad, waarbij hij zijn pakhuis „het Botje" aan de gemeente Alkmaar voor f 401)0 te koop aanbiedt, niets blijkt van de door hem gestelde voorwaarde dat hem vergunning zou worden verleend tot den verkoop van sterken drank in het klein in zijn perceel aan het Waagplein No. 38; dat bovendien aan den gemeenteraad noch rechtstreeks, noch zijdelings, iets bekend is van die door hem gestelde voor waarde, zoodat, al ware de gemeenteraad bij machte vergun ning te verleenenhij aan zijn verzoek niet zou kunnen vol doen op grond dat hij daarvan onkundig is geweest dat de gemeenteraad dientengevolge afwijzend op zijn verzoek moet beschikken. Zonder beraadslaging overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. op het verzoek beschikt. 23. Rapport op het verzoek van den heer H. Bloem, pastoor, c.s., bestuurders van de St. Barbarastichtingom vergunning tot het maken van vier uitgangen van hunne op een stuk weiland aan het einde der Harddraverslaan te maken begraafplaats voor roomsch katholieken naar den gemeentegrond, in verband waar mede de bestaande uitgang van dat perceel zou vervallen tot het wegnemen van eenig hakhout en één grooten boom en dat de bestaande banken aan het einde der Harddraverslaan verplaatst mochten worden. Nadat verbeterde teekeningen overgelegd en de verzoekers te gemoet gekomen waren aan het tegen éénen uitgang bestaan hebbende bezwaar-hebben Burg. en Weth. geen bezwaar, aan de verzoekers en hunne rechtverkrijgenden tot wederopzegging toe vergunning te ver leenen tot het maken van 4 uitgangen op gemeentegrond a. één aan den Sanderweg ter breedte van 3 el voor het weiland, gelegen achter het te maken kerkhof b. één op den hoek van den Sanderwegter breedte van 2 el ten dienste van de te stichten doodgraverswoning c. één ongeveer in ,het midden der Harddraverslaan ten dienste van de begraafplaats zelve ter breedte van 5 el bij het begin en uitloopende ter breedte van 8 el; d een ter breedte van 3 el in den westelijken hoek van genoemd stuk weilandten dienste van dat weilandzullende in ver band met deze nieuw te maken uitgangen de bestaande uitgang van dit weiland op den gemeentegrond vervallen; onder bepaling dat «.die uitgangen gemaakt worden ten genoegen van Burg. en Weth. door en voor rekening van de verzoekers overeenkom stig de aanwijzingen van den gemeente-architect en den op zichter over den hout en de plantsoenen b. die uitgangen door de verzoekers voortdurend ten genoegen van Burg. en Weth. in voldoenden staat onderhouden worden; o de weg te nemen boom eigendom der gemeente Alkmaar blijve; jaarlijks ten kantore van den gemeente-ontvanger op 31 De cember aan de gemeente eene recognitie van 2,50 betaald worde voor het gemis van het weg te nemen hakhout; e. de grond, welke afkomt van den weg te graven dijk tusschen den Sanderweg en het weiland op gelijke hoogte, overeen komstig de aanwijzing van den gemeente-architect, door en voor rekening van de verzoekers verdeeld worde over den weg langs den Sandersloot en de overblijvende taluds en voor zooveel noodig de kruin van dien dijk belegd worden met goede, wasbare graszoden; van dezs vergunning geen gebruik mag worden gemaakt, dan nadat de verzoekers zich schriftelijk bereid verklaard hebben, de gestelde voorwaarden na te komen deze vergunning vervalt, wanneer daarvan geen gebruik is gemaakt binnen drie maanden na hare dagteekening en Burg. en Weth. te machtigen tot het verplaatsen der tegenover de Harddraverslaan staande banken. Na het beantwoorden van een paar vragen om inlichtingen, met algemeene stemmen aangenomen, onder bijvoeging ter voor koming van latere moeielijkheden van de bepaling, dat de be staande uitgangwelke vervalt en door de gemeente met houtgewas zal worden beplant, van het terrein der verzoekers voor hunne rekening afgescheiden zal moeten worden door een aarden wal terzelfder hoogte en breedteals de aarden wal gelegen aan weerskanten van dien uitgang. 24. Brief, waarbij herinnerd wordtdat meermalen in den raad de vraag ter sprake kwam, of de burgeravondschool wel voldeed aan de daarvan gekoesterde verwachtingen en of het ook mogelijk zou zijnhet onderwijs aan die inrichting zoo danig te wijzigendat daarvan meer gebruik werd gemaakt opdat de vruchten van het onderwijs meer geëvenredigd zouden zijn aan de niet onaanzienlijke uitgaaf, welke deze inrichting jaarlijks van de gemeente vordert. Deze omstandigheid gaf aan Burg. en Weth. aanleiding, tot de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs de vraag te richtenof zij eene verandering in de aan die school onderwezen wordende vakken, met andere woorden eene hervorming dier schoolwenschelijk achtte nu zich ongezocht daarvoor eene bij uitstek gunstige gelegenheid voordeeddoordat twee leeraren tegen 1 Augustus 1.1. hun eervol ontslag gevraagd en verkregen hadden. Die commissie heeft bij een overgelegd schrijven uitvoerig hare meening uiteengezet. Deelen Burg. en Weth. volkomen haar gevoelen dat eene hervorming der school moet geschieden evenzeer stemmen zij in met de wijzewaarop het beoogde doel het best zou kunnen worden bereikt. De tijd is te kort, om vóór den cursus, welke in de volgende maand een aanvang neemt, eene afdoende hervorming tot stand te brengen en het verdient daarom aanbeveling, den bestaanden toestand nog één jaar te laten voortduren en door de tijdelijke aanstelling van personeel in de open gevallen plaatsen te voorzien. In verband daarmede stellen zij in overeenstemming met de commissie voor a. in beginsel te besluiten tot de hervorming der burgeravond school, met ingang van den cursus 188,9; b. gebruik te maken van het door de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs gedaan aanbod en haar uit te noodigeneen behoorlijk en volledig onderzoek in te stellen naar de wijze, waarop die hervorming zou kunnen geschieden en naar aanleiding van den uitslag van dat onderzoek zoo danige voorstellen in te dienenals zij nuttig en wensche lijk acht; c. voor het schooljaar 1887/8 geene verandering te brengen in de aan de burgeravondschool onderwezen wordende vakken en de lessen in de door het ontslag van de heeren W. E. du Croix en P. de Jong open gevallen vakken te doen geven door tijdelijk personeeltegen dezelfde belooning aan te stellen. Yoor zooveel noodig herinneren zij, dat de leeraar in het hand en rechtlynig teekenen aan deze inrichting, de heer R. E. J. Roeterink, ook steeds voor één jaar benoemd is en dat de leeraar P. C. Bakker tevens tijdelijk werkzaam is als leeraar in de nederlandsche taal. Zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. 25. Rapport op het verzoek van Ged. Staten, namens den minister van binnenlandsche zaken gedaan, om in te trekken de bij raadsbesluit van 27 Januari 1886 vastgestelde bepaling tot aanvulling van art. 19 der instructie van het onderwijzend personeel, luidende Onderwijzeressen, die in het huwelijk treden, zijn verplicht ont slag aan te vragen, uiterlijk op den dag, icaarop haar huwelijk voltrokken wordt, ter voorkoming dat die bepaling aan den Ko ning ter vernietiging werd voorgedragen. Burg. en Weth. berichten, dat al is die bepaling misschien met de letter der wet op het lager onderwijs in strijd, zooals de min. van binnen! zaken aan Ged. Staten mededeelt, men vooral in deze zaak niet aan de letter moet blijven hangen, maar rekening moet houden met de bedoeling, zooals zoo her haaldelijk bij het uitleggen van wetten, bij voorbeeld bij de kieswet, gebeurt. Wat heeft toch aanleiding gegeven tot het in het leven roepen dezer bepaling Het feit, dat twee onder wijzeressen, aan de openbare scholen alhier werkzaam, in het huwelijk traden en geen ontslag vroegen, doch als zoodanig werkzaam bleven. Dit feit heeft de aandacht doen vestigen op de ernstige gevolgen, welke daaruit zouden kunnen voort vloeien, mocht dit voorbeeld algemeen navolging vinden. Uit voerig wordt dit uiteengezet. En als men de bedoeling der gemaakte bepaling kent, dan rijst van zelf de vraag, is de gemeenteraad werkelijk daarmede zijne bevoegdheid te buiten ge gaan Naar hunne meening kan die vraag niet beslist beves tigend beantwoord worden. Art. 135 der gemeentewet kent aan de gemeentebesturen de bevoegdheid toe tot het maken van de verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden vereischt en door het vast stellen van deze bepaling, in het belang der zedelijkheid, blijft de gemeenteraad dus volkomen binnen de grenzen zijner be voegdheid. Bovendien staat eene dergelijke bepaling gelijk met eene an dere bepaling, welke in bijna iedere gemeente bestaat, namelijk dat eervol ontslag niet verleend wordt dan op aanvraag, twee of drie maanden te voren ingediend. In deze bepaling ligt evenzeer eene beperking van het voorschrift van art. 29 letter a der wet op het lager onderwijs als in de onderwerpelijke, en tegen die bepaling bestaat geen enkel bezwaar. Zij stellen daarom voor, alvorens gevolg te geven aan het verzoek tot intrekking van meer genoemde bepaling te besluiten tot het mededeelen van vorenstaande beschouwingen aan Ged. Staten, met verzoek, den minister daarmede in kennis te stellen, ten einde eene voordracht tot vernietiging der bepaling zoo mogelijk te voorkomen. Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten, zullende op voorstel van den heer Yonk daarin nog gewezen worden op de omstandigheid, dat nergens verboden is, dat de raad besluit tot benoeming van ongehuwde onderwijzeressen, waardoor hetzelfde doel bereikt wordt. 26. Rapport der speciale commissie, die onderzocht heeft de gemeente-rekening over 1886 met alle daartoe behoorende bescheiden. De commissie stelt voor a. de rekening goed te keuren in ontvang op f 565,206,07% in uitgaaf op f 559,645,15% met een batig saldo van f 5560,92, daar bij haar geene bedenkingen zijn gerezen b. zich te vereenigen met de voorgedragen in vorderbaar- en oninvorderbaar verklaringen, uitgezonderd den aanslag in de plaatselijke directe belasting van W. Hart, groot f 4,81dien zij alsnog invorderbaar wenscht te verklaren. Overeenkomstig het voorstel der commissie wordt besloten. De Burgemeester en de Wethouder Bruinvis de Lange bleven buiten stemming. Op eene vraag van den heer Kraakman antwoordde de Voor zitter dat op het oogenblik alhier voor een bedrag van onge veer f 11500 aan contracten met de maatschappij tot exploitatie van waterleidingen in Nederland gesloten is; dat de gemeente dit jaar veel minder zal moeten betalen dan de op de begrooting geraamde som van t 6300 en dat Burg. en Weth. in verband daarmede op de begrooting voor 1888 slechts f 2500 hebben uitgetrokken, dat de" gemeente over het derde jaar ten hoogste zal moeten betalen op den verleenden waarborg. 27. Ie Suppletoire gemeente-begrooting, dienst 1887, strek kende om het batig saldo van de rekening van 1886 over te schrijven op de dienst 1887 met het oog oj) de mogelijkheid dat de gemeente moet voldoen de schadeloosstelling aan de wed. G. Siebrands en de kosten van het proces De suppletoire begrooting ter lezing gelegd, nadat op voor stel van den Voorzitter die overschrijving in beginsel goedge keurd was, ten einde Burg. en Weth. in de gelegenheid te stellen, die som niet uit te trekken op de gemeente-begrooting voor 1888, welke opgemaakt moet worden vóór 1 September a.s. Tevens werd besloten de vroeger bestaan hebbende rechtsge leerde commissie uit den raad uit te noodigen, inmiddels de vraag te overwegen, of de gemeente in cassatie zal komen van het arrest van het gerechtshof te Amsterdam. 28. Rapport der vaste commissie van bijstand in zake den hout en de plantsoenen op het verzoek van J Balvers, bloemist alhier, om vergunning tot het maken van eene broeikast alsmede een poort en een nieuw pad door het met dunne boomen be plante boschdienende tot toegang naar zijne bloemisterij van af het wandelpad in het plantsoen tegenover het kruithuis. Het voorstel strekt om: I. het verzoek om vergunning tot het maken eener broeikast te stellen in handen van Burg. en Weth. ter beschikking; II. tot wederopzegging toe aan den verzoeker en zijne recht verkrijgenden de gevraagde vergunning tot het maken van voorschreven uitgang op gemeentegrond te verleenen o. a. onder bepaling dat «.die uitgang ten genoegen van Burg. en Weth. door en voor rekening van den verzoeker gemaakt worde overeenkomstig de aanwijzingen van den gemeente-architect en den opzichter over den hout en de plantsoenen b. aan weerszijden van het te maken pad door en voor rekening van den verzoeker ten genoegen van Burg. en Weth. gesteld en voortdurend onderhouden worde eene afschutting van paal tjes en puntdraadgelijk aan diegeplaatst in het plantsoen bij het Klein Nieuwland en bij den molen de Groot; c. de weg te nemen boomen eigendom der gemeente blijven van den gemeente-grond niets afgegraven worde en de trapjes, zoo noodig, op eigen grond gemaakt worden. d. jaarlijks op 31 December aan de gemeente eene recognitie van f 2,50 betaald worde voor het gemis van het weg ts nemen hakhout e. deze vergunning onmiddellijk ingetrokken zal worden, zoodra blijktdat het plantsoen van dezen uitgang schade lijdtin welk geval de verzoeker voor zijne rekening de vroegere toe stand zal moeten herstellen f. van deze vergunning geen gebruik mag worden gemaakt, dan I nadat de verzoeker "zich schriftelijk bereid verklaard heeft de gestelde voorwaarden na te leven. Aangenomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 3