de kaasdragerswaarbij bij verzoekt, hem te gemoet te komen
in het groote verliesdat hij buiten zijne schuld en onafhan
kelijk van zijnen wil lijdt door het ongebruikt blijven van het
pand in het Waaggebouwdoor hem berekend op f 400, naar
gemiddeld 80 stapels kaas per week, die in het pand en in zijne
woning werden vermarktwaarvoor hem tien centen per stapel
werd betaald. De commissie bericht, dat zij de behandeling van
dat verzoek tot heden aangehouden heeft, ten einde eerst te
kunnen nagaan, of werkelijk het Pand ongebruikt zou blijven.
Nu het Pand werkelijk ongebruikt blijft, wenscht zij aan
hare opdracht te voldoen en haar gevoelen omtrent dat ver
zoek uit te spreken. Al is het niet mogen gelukken, de wet
telijke bepaling te vinden, krachtens welke f 0,10 betaald werd
van iedere in het Pand opgezette stapelhet is haar wel ge
bleken dat sedert onheuchelijke jaren dat bedrag door den
opzichter over de kaasdragers genoten werd zoodat deze
titularis, die dit voordeel, evenals zjjne voorgangers, steeds
genoten heeftwerkelijk buiten zijne schuld op het oogenblik
een verlies in zijne inkomsten lijdt. Acht zij het dus billijk, aan
dezen titularis, die in het genot is van eene jaarwedde van
150 en vrije woning, en bovendien als marktmeester der bo
termarkt 1 50 en als weger op die markt 25 jaarwedde geniet,
gedurende zijn leven eene vergoeding voor die schade te ver-
leenen, met het gevraagde bedrag der vergoeding kan zij zich
niet vereenigen. Dat hij zijne woning ook beschikbaar stelde
voor het opzetten van kaas, is eene geheel vrijwillige daad geweest,
waarvoor de gemeente dus geene vergoeding heeft te geven.
"Verder is het opgegeven aantal stapels veel te hoog berekend
bij die berekening schijnt geheel over het hoofd te zijn gezien,
dat de kaasmarkt gedurende zes weken met gehouden wordt
en dat gedurende eenige weken in het voorjaar de aanvoer
zeer onbeduidend is. Zij acht eene toelage van 1 150 per jaar
voldoende en stelt dan ook voor, aan dezen verzoeker, gedurende
zijn levendie toelage te verleenente beginnen met het
jaar 1887. Het verleenen dier toelage aan een opvolger is na
tuurlijk onnoodig hijdie voor die betrekking in aanmerking
wil komen, weet vooruit, dat dit vroeger genoten voordeel
vervallen is.
Het voorstel der commissie wordt met 11 stemmen tegen 1
stem van den heer Goede (die 200 wilde verleenen) aangeno
men nadat de commissie zich vereenigd had met de door den
heer Kraakman gedane voorstellenom die toelage voorloopig
te verleenentotdat de raad nader ten deze eene beschikking
heeft genomen en zoo lang van het Pand tot het opzetten van
kaas geen gebruik wordt gemaakt. Hoewel niet aan de orde,
ontstond eene bespreking over het door den heer Kraakman
geopperde denkbeeldof het niet mogelijk was te gemoet te
komen aan de bezwaren der kaaskoopers tegen het koopen van
kaas in het Pand, door meer licht te maken, te verkrijgen
door te plaatsen vallichten en door het vaststellen eener regeling
omtrent het plaatsen der stapelsdoor de stapels o. a. niet te
stellen tegen de muren. Gebruik van het Pand zou den afloop
der markt toch bespoedigendoordat men dichter bij de schalen
is. Bestonden er bij de kaaskoopers nog andere bezwaren, dan
zou hij ze gaarne vernemen. Er kon dan aan te gemoet ge
komen worden.
De heer Conijn meendedat de boeren weer zeer gaarne
van het Pand gebruik zouden willen maken. De heer Goede
deelde mededat de bezwaren tegen het pand zoo groot waren,
dat hij niet geloofde, dat de kaaskoopers daarvan weer gebruik
zouden maken. Dit hebben de boeren ook begrepenvan daar
dat zij er niet meer kaas opzetten. Was de zaak aan de orde, dan
zou hij meerdere bezwaren ontwikkelen. De Voorzitter verklaarde
in de middelen, door den heer Kraakman aangegeven ter ver
krijging van meer licht, niet het minste heil te zien.
Van Burgemeester en Wethouders.
19. Ontwerp-besluit tot beschikking voor de dienst 1888 over
de som, gelijkstaande met 4gedeelten van de zuivere opbrengst
der hoofdsom en rijks opcenten van de belasting op het per
soneel, gemiddeld over de belastingjaren 1882/3, 1883/4 en
1884/5 alhier geheven. Vastgesteld.
20. Rapport op het verzoek van J. H. Kramer en W. Vas-
binder om vergunning tot het leggen eener brug over de
oostelijke bermsloot aan den Heiloërstraatweg ter verkrijging
van toegang naar hunne aldaar gelegen perceelen. Het voorstel
strekt om de gevraagde vergunning tot wederopzegging toe
behoudens rechten van derden, te verleenen onder dezelfde be
palingen waaronder aan andere personen vergund isaldaar
bruggen te leggen.
Aangenomen onder bijvoegingnaar aanleiding eener op
merking van den heer C. W. Bruinvis, dat het niet wenschelijk
is, alle bruggen aldaar volmaakt hetzelfde te maken, dat de
brug gemaakt moet worden in vorm overeenkomende met de
bestaande bruggen of volgens een door Burg. en Weth. goed
te keuren plan. Nader zal besproken worden het door den
Voorzitter ter sprake gebrachte punt, of het niet wenschelijk
is, te bepalen, dat voor het in deze gevallen te maken gebruik
van gemeentegrond ook eene jaarlijksche recognitiebij voor
beeld van f 2,50, moet worden betaald.
21. Rapport op het verzoek van de wed. A. Pater om
vergunning tot het maken van eenen uitweg op den Bergerweg
ten dienste van hare nieuw te bouwen boerenplaats. Het
voorstel strekt, om het verzoek in te willigen onder dezelfde
bepalingen als bij het vorige punt zijn vermeld.
Aangenomen, onder bijvoeging van dezelfde bepaling als bij
punt 19 werd vastgesteld.
22. Rapport op het verzoek van J. N. Goes Sr., kaaskooper
alhier, om te willen onderzoeken en tot een goed einde te
brengen de voor hem onaangename zaak dat geene vergun
ning tot den verkoop van sterken drank in het klein verleend
wordt voor zijn perceel aan het Waagplein No. 38, daar
zulks in strijd is met de onderhandelingen, door hem met het
lid van den gemeenteraad den heer A. Goede Dz., gevoerd
over den verkoop van zijn pakhuis „het Botje" aan de gemeente
Alkmaar en met de later door burgemeester en wethouders
gedane toezeggingdat zij die vergunning alsnog zouden ver
leenen. Burg. en Weth. deelen mede, dat de heer Goes zijn
pakhuis voor 1 4000 te koop aangeboden heeft bij een door
liem eigenhandig geschreven verzoekschrift, gedagteekend 29
Juni 1886 waarin met geen enkel woord gesproken wordt van
de tbans door hem aangevoerde beweringdat hij als voor
waarde voor den afstand van zijn perceel aan de gemeente
gesteld had dat hem vergunning verleend zou worden tot den
verkoop van sterken drank in het klein in het door hem be
woonde perceel aan het Waagplein No. 38, waarin nimmer
sterke drank verkocht was. Eerst den 30 Juni, den dag, nadat
de gemeenteraad besloten had van zijn aanbod gebruik te maken,
heeft hij èn mondeling èn schriftelijk die bewering aangevoerd
en na dien tijd telkens herhaald. Dat hij bij zijne met den
heer Goede gehouden besprekingen het verleenen dier ver
gunning als voorwaarde voor den verkoop gesteld zou hebben
wordt geheel weersproken door den heer Goede blijkens over
gelegd schrijven van dien heer, waarnaar kortheidshalve ver
wezen wordt. De verdere beweringen van den heer Goes
worden geheel weerlegd door het na den 29 Juni gebeurde.
Toen hij den 13 Juli 1886 opgeroepen was, ten stadhuize te
verschijnen om de akte van overdracht te onderteekenen, wei
gerde hij zulks te doenbewerende dat in die akte alsnog
vermeld moest worden meer genoemde voorwaarde, en antwoor
dende op de hem gemaakte opmerking dat hiervan niets bleek
uit het eigenhandig door hem geschreven adresdaargelaten
dat die voorwaarde onbestaanbaar zou zijn geweestdat hem
zulks beloofd was door den heer Goede. Hij verliet daarop
het stadhuis, zonder de akte te hebben geteekend. Bij brief
van 14 Juli werd hem vervolgens medegedeeld, dat de gemeen
teraad den 29 Juni besloten had gebruik te maken van zijn
aanboddat daarin woordelijk aangehaald werddat Burg. en
Weth. bij dat besluit gemachtigd waren, al datgene te ver-
richtenwat ter uitvoering daarvan zou blijken noodig te zijn
dat zij naar aanleiding van zijne weigering, om de akte van
overdracht, ontworpen door den notaris H. J. de Lange, in
overeenstemming met zijn aanbod te onderteekenenhem ver
zochten, alsnog binnen acht dagen, alzoo vdór Vrijdag 23 Juli
1886, mede te werken tot het verlijden dier akte; dat zij zijn
bericht daarop te gemoet zagen. Den 17 Juli 's namiddags
ongeveer 2 uurmeldde hij zich uit eigen beweging aan om
de akte van overdracht te onderteekenen, dat dan ook onmid
dellijk geschiedde. Noch bij het gesprek op 13, noch bij dat
op 17 Juli is sprake geweest van eenige toezegging, om hem
vergunning te verleenen tot het verkoopen van sterken drank
in zijn perceel aan het Waagplein No. 38 of om een daartoe
strekkend verzoek bij Ged. Staten te ondersteunen. Den 19
November d. a. heeft hij een verzoekschrift om vergunning tot
dien verkoop van sterken drank ingediend, waarop den 29
November 1886 afwijzend beschikt is. Van die beschikking
is hij den 11 December 1886 bij Ged. Staten in hooger beroep
gekomen die bij beschikking van 22 December het ingestelde
beroep ongegrond verklaarden en zijn verzoek van de hand wezen.
Onder opmerking, dat er in het motief, dat dit pakhuis indertijd
verkocht is aan de gemeente Alkmaan-voor 8000 en thans
voor/4000, welke verkoop niet doorgegaan is, omdat Ged. Staten
daaraan hunne goedkeuring onthielden aan het daartoe strek
kende raadsbesluit, nimmer voor Burg. en Weth. aanleiding
zou kunnen bestaan, om dezen verzoeker vergunning te ver
leenen tot den verkoop van sterken drank in het klein in een
perceelwaarin op 1 Mei 1881 geen sterke drank in het klein
verkocht werd stellen zij voor hem als beschikking op zijn
verzoek mede te deelen, dat krachtens de bepalingen der drank
wet het college van Burg. en Weth. en niet de gemeenteraad
bevoegd is, al dan niet vergunning te verleenen tot den ver
koop van sterken drank in het klein
dat uit zijn eigenhandig geschreven adres aan den gemeente
raad, waarbij hij zijn pakhuis „het Botje" aan de gemeente
Alkmaar voor f 401)0 te koop aanbiedt, niets blijkt van de
door hem gestelde voorwaarde dat hem vergunning zou worden
verleend tot den verkoop van sterken drank in het klein in
zijn perceel aan het Waagplein No. 38;
dat bovendien aan den gemeenteraad noch rechtstreeks, noch
zijdelings, iets bekend is van die door hem gestelde voor
waarde, zoodat, al ware de gemeenteraad bij machte vergun
ning te verleenenhij aan zijn verzoek niet zou kunnen vol
doen op grond dat hij daarvan onkundig is geweest
dat de gemeenteraad dientengevolge afwijzend op zijn verzoek
moet beschikken.
Zonder beraadslaging overeenkomstig het voorstel van Burg.
en Weth. op het verzoek beschikt.
23. Rapport op het verzoek van den heer H. Bloem, pastoor,
c.s., bestuurders van de St. Barbarastichtingom vergunning
tot het maken van vier uitgangen van hunne op een stuk weiland
aan het einde der Harddraverslaan te maken begraafplaats voor
roomsch katholieken naar den gemeentegrond, in verband waar
mede de bestaande uitgang van dat perceel zou vervallen tot
het wegnemen van eenig hakhout en één grooten boom en dat
de bestaande banken aan het einde der Harddraverslaan
verplaatst mochten worden. Nadat verbeterde teekeningen
overgelegd en de verzoekers te gemoet gekomen waren aan
het tegen éénen uitgang bestaan hebbende bezwaar-hebben
Burg. en Weth. geen bezwaar, aan de verzoekers en hunne
rechtverkrijgenden tot wederopzegging toe vergunning te ver
leenen tot het maken van 4 uitgangen op gemeentegrond
a. één aan den Sanderweg ter breedte van 3 el voor het weiland,
gelegen achter het te maken kerkhof
b. één op den hoek van den Sanderwegter breedte van 2 el
ten dienste van de te stichten doodgraverswoning
c. één ongeveer in ,het midden der Harddraverslaan ten dienste
van de begraafplaats zelve ter breedte van 5 el bij het begin
en uitloopende ter breedte van 8 el;
d een ter breedte van 3 el in den westelijken hoek van genoemd
stuk weilandten dienste van dat weilandzullende in ver
band met deze nieuw te maken uitgangen de bestaande uitgang
van dit weiland op den gemeentegrond vervallen;
onder bepaling dat
«.die uitgangen gemaakt worden ten genoegen van Burg. en
Weth. door en voor rekening van de verzoekers overeenkom
stig de aanwijzingen van den gemeente-architect en den op
zichter over den hout en de plantsoenen
b. die uitgangen door de verzoekers voortdurend ten genoegen
van Burg. en Weth. in voldoenden staat onderhouden worden;
o de weg te nemen boom eigendom der gemeente Alkmaar blijve;
jaarlijks ten kantore van den gemeente-ontvanger op 31 De
cember aan de gemeente eene recognitie van 2,50 betaald
worde voor het gemis van het weg te nemen hakhout;
e. de grond, welke afkomt van den weg te graven dijk tusschen
den Sanderweg en het weiland op gelijke hoogte, overeen
komstig de aanwijzing van den gemeente-architect, door en
voor rekening van de verzoekers verdeeld worde over den
weg langs den Sandersloot en de overblijvende taluds en voor
zooveel noodig de kruin van dien dijk belegd worden met
goede, wasbare graszoden;
van dezs vergunning geen gebruik mag worden gemaakt, dan
nadat de verzoekers zich schriftelijk bereid verklaard hebben,
de gestelde voorwaarden na te komen
deze vergunning vervalt, wanneer daarvan geen gebruik is
gemaakt binnen drie maanden na hare dagteekening
en Burg. en Weth. te machtigen tot het verplaatsen der
tegenover de Harddraverslaan staande banken.
Na het beantwoorden van een paar vragen om inlichtingen,
met algemeene stemmen aangenomen, onder bijvoeging ter voor
koming van latere moeielijkheden van de bepaling, dat de be
staande uitgangwelke vervalt en door de gemeente met
houtgewas zal worden beplant, van het terrein der verzoekers
voor hunne rekening afgescheiden zal moeten worden door een
aarden wal terzelfder hoogte en breedteals de aarden wal
gelegen aan weerskanten van dien uitgang.
24. Brief, waarbij herinnerd wordtdat meermalen in den
raad de vraag ter sprake kwam, of de burgeravondschool wel
voldeed aan de daarvan gekoesterde verwachtingen en of het
ook mogelijk zou zijnhet onderwijs aan die inrichting zoo
danig te wijzigendat daarvan meer gebruik werd gemaakt
opdat de vruchten van het onderwijs meer geëvenredigd zouden
zijn aan de niet onaanzienlijke uitgaaf, welke deze inrichting
jaarlijks van de gemeente vordert. Deze omstandigheid gaf
aan Burg. en Weth. aanleiding, tot de commissie van toezicht
op het middelbaar onderwijs de vraag te richtenof zij eene
verandering in de aan die school onderwezen wordende vakken,
met andere woorden eene hervorming dier schoolwenschelijk
achtte nu zich ongezocht daarvoor eene bij uitstek gunstige
gelegenheid voordeeddoordat twee leeraren tegen 1 Augustus
1.1. hun eervol ontslag gevraagd en verkregen hadden. Die
commissie heeft bij een overgelegd schrijven uitvoerig hare
meening uiteengezet. Deelen Burg. en Weth. volkomen haar
gevoelen dat eene hervorming der school moet geschieden
evenzeer stemmen zij in met de wijzewaarop het beoogde
doel het best zou kunnen worden bereikt.
De tijd is te kort, om vóór den cursus, welke in de volgende
maand een aanvang neemt, eene afdoende hervorming tot stand
te brengen en het verdient daarom aanbeveling, den bestaanden
toestand nog één jaar te laten voortduren en door de tijdelijke
aanstelling van personeel in de open gevallen plaatsen te
voorzien.
In verband daarmede stellen zij in overeenstemming met de
commissie voor
a. in beginsel te besluiten tot de hervorming der burgeravond
school, met ingang van den cursus 188,9;
b. gebruik te maken van het door de commissie van toezicht
op het middelbaar onderwijs gedaan aanbod en haar uit te
noodigeneen behoorlijk en volledig onderzoek in te stellen
naar de wijze, waarop die hervorming zou kunnen geschieden
en naar aanleiding van den uitslag van dat onderzoek zoo
danige voorstellen in te dienenals zij nuttig en wensche
lijk acht;
c. voor het schooljaar 1887/8 geene verandering te brengen in
de aan de burgeravondschool onderwezen wordende vakken
en de lessen in de door het ontslag van de heeren W. E.
du Croix en P. de Jong open gevallen vakken te doen
geven door tijdelijk personeeltegen dezelfde belooning aan
te stellen.
Yoor zooveel noodig herinneren zij, dat de leeraar in het hand
en rechtlynig teekenen aan deze inrichting, de heer R. E. J.
Roeterink, ook steeds voor één jaar benoemd is en dat de
leeraar P. C. Bakker tevens tijdelijk werkzaam is als leeraar
in de nederlandsche taal.
Zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen.
25. Rapport op het verzoek van Ged. Staten, namens den
minister van binnenlandsche zaken gedaan, om in te trekken de
bij raadsbesluit van 27 Januari 1886 vastgestelde bepaling tot
aanvulling van art. 19 der instructie van het onderwijzend
personeel, luidende
Onderwijzeressen, die in het huwelijk treden, zijn verplicht ont
slag aan te vragen, uiterlijk op den dag, icaarop haar huwelijk
voltrokken wordt, ter voorkoming dat die bepaling aan den Ko
ning ter vernietiging werd voorgedragen.
Burg. en Weth. berichten, dat al is die bepaling misschien
met de letter der wet op het lager onderwijs in strijd, zooals
de min. van binnen! zaken aan Ged. Staten mededeelt, men
vooral in deze zaak niet aan de letter moet blijven hangen,
maar rekening moet houden met de bedoeling, zooals zoo her
haaldelijk bij het uitleggen van wetten, bij voorbeeld bij de
kieswet, gebeurt. Wat heeft toch aanleiding gegeven tot het
in het leven roepen dezer bepaling Het feit, dat twee onder
wijzeressen, aan de openbare scholen alhier werkzaam, in het
huwelijk traden en geen ontslag vroegen, doch als zoodanig
werkzaam bleven. Dit feit heeft de aandacht doen vestigen
op de ernstige gevolgen, welke daaruit zouden kunnen voort
vloeien, mocht dit voorbeeld algemeen navolging vinden. Uit
voerig wordt dit uiteengezet. En als men de bedoeling der
gemaakte bepaling kent, dan rijst van zelf de vraag, is de
gemeenteraad werkelijk daarmede zijne bevoegdheid te buiten ge
gaan Naar hunne meening kan die vraag niet beslist beves
tigend beantwoord worden. Art. 135 der gemeentewet kent
aan de gemeentebesturen de bevoegdheid toe tot het maken
van de verordeningen, die in het belang der openbare orde,
zedelijkheid en gezondheid worden vereischt en door het vast
stellen van deze bepaling, in het belang der zedelijkheid, blijft
de gemeenteraad dus volkomen binnen de grenzen zijner be
voegdheid.
Bovendien staat eene dergelijke bepaling gelijk met eene an
dere bepaling, welke in bijna iedere gemeente bestaat, namelijk dat
eervol ontslag niet verleend wordt dan op aanvraag, twee of drie
maanden te voren ingediend. In deze bepaling ligt evenzeer
eene beperking van het voorschrift van art. 29 letter a der wet
op het lager onderwijs als in de onderwerpelijke, en tegen die
bepaling bestaat geen enkel bezwaar. Zij stellen daarom voor,
alvorens gevolg te geven aan het verzoek tot intrekking van
meer genoemde bepaling te besluiten tot het mededeelen van
vorenstaande beschouwingen aan Ged. Staten, met verzoek, den
minister daarmede in kennis te stellen, ten einde eene voordracht
tot vernietiging der bepaling zoo mogelijk te voorkomen.
Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten,
zullende op voorstel van den heer Yonk daarin nog gewezen
worden op de omstandigheid, dat nergens verboden is, dat de
raad besluit tot benoeming van ongehuwde onderwijzeressen,
waardoor hetzelfde doel bereikt wordt.
26. Rapport der speciale commissie, die onderzocht heeft de
gemeente-rekening over 1886 met alle daartoe behoorende
bescheiden.
De commissie stelt voor a. de rekening goed te keuren in
ontvang op f 565,206,07% in uitgaaf op f 559,645,15% met
een batig saldo van f 5560,92, daar bij haar geene bedenkingen
zijn gerezen b. zich te vereenigen met de voorgedragen in
vorderbaar- en oninvorderbaar verklaringen, uitgezonderd den
aanslag in de plaatselijke directe belasting van W. Hart, groot
f 4,81dien zij alsnog invorderbaar wenscht te verklaren.
Overeenkomstig het voorstel der commissie wordt besloten.
De Burgemeester en de Wethouder Bruinvis de Lange bleven
buiten stemming.
Op eene vraag van den heer Kraakman antwoordde de Voor
zitter dat op het oogenblik alhier voor een bedrag van onge
veer f 11500 aan contracten met de maatschappij tot exploitatie
van waterleidingen in Nederland gesloten is; dat de gemeente
dit jaar veel minder zal moeten betalen dan de op de begrooting
geraamde som van t 6300 en dat Burg. en Weth. in verband
daarmede op de begrooting voor 1888 slechts f 2500 hebben
uitgetrokken, dat de" gemeente over het derde jaar ten hoogste
zal moeten betalen op den verleenden waarborg.
27. Ie Suppletoire gemeente-begrooting, dienst 1887, strek
kende om het batig saldo van de rekening van 1886 over te
schrijven op de dienst 1887 met het oog oj) de mogelijkheid
dat de gemeente moet voldoen de schadeloosstelling aan de
wed. G. Siebrands en de kosten van het proces
De suppletoire begrooting ter lezing gelegd, nadat op voor
stel van den Voorzitter die overschrijving in beginsel goedge
keurd was, ten einde Burg. en Weth. in de gelegenheid te
stellen, die som niet uit te trekken op de gemeente-begrooting
voor 1888, welke opgemaakt moet worden vóór 1 September a.s.
Tevens werd besloten de vroeger bestaan hebbende rechtsge
leerde commissie uit den raad uit te noodigen, inmiddels de
vraag te overwegen, of de gemeente in cassatie zal komen
van het arrest van het gerechtshof te Amsterdam.
28. Rapport der vaste commissie van bijstand in zake den
hout en de plantsoenen op het verzoek van J Balvers, bloemist
alhier, om vergunning tot het maken van eene broeikast alsmede
een poort en een nieuw pad door het met dunne boomen be
plante boschdienende tot toegang naar zijne bloemisterij van
af het wandelpad in het plantsoen tegenover het kruithuis. Het
voorstel strekt om:
I. het verzoek om vergunning tot het maken eener broeikast
te stellen in handen van Burg. en Weth. ter beschikking;
II. tot wederopzegging toe aan den verzoeker en zijne recht
verkrijgenden de gevraagde vergunning tot het maken van
voorschreven uitgang op gemeentegrond te verleenen o. a. onder
bepaling dat
«.die uitgang ten genoegen van Burg. en Weth. door en voor
rekening van den verzoeker gemaakt worde overeenkomstig
de aanwijzingen van den gemeente-architect en den opzichter
over den hout en de plantsoenen
b. aan weerszijden van het te maken pad door en voor rekening
van den verzoeker ten genoegen van Burg. en Weth. gesteld
en voortdurend onderhouden worde eene afschutting van paal
tjes en puntdraadgelijk aan diegeplaatst in het plantsoen
bij het Klein Nieuwland en bij den molen de Groot;
c. de weg te nemen boomen eigendom der gemeente blijven
van den gemeente-grond niets afgegraven worde en de trapjes,
zoo noodig, op eigen grond gemaakt worden.
d. jaarlijks op 31 December aan de gemeente eene recognitie
van f 2,50 betaald worde voor het gemis van het weg ts
nemen hakhout
e. deze vergunning onmiddellijk ingetrokken zal worden, zoodra
blijktdat het plantsoen van dezen uitgang schade lijdtin
welk geval de verzoeker voor zijne rekening de vroegere toe
stand zal moeten herstellen
f. van deze vergunning geen gebruik mag worden gemaakt, dan
I nadat de verzoeker "zich schriftelijk bereid verklaard heeft de
gestelde voorwaarden na te leven. Aangenomen.