PaariBiiarlt ie Alkmaar
No. 99*. Negen en tachtigste aargang. loo/.
op Maandag 5 September 1887.
feuilleton.
VERDWEIW£U STERREN.
TWBKDE BLAD. ZONDAG 21 AUGUSTUS.
0ITrrife«ï (Bebeeitc.
ikuisttfumS».
Geschiedkundige Novelle
ALKMAARSCHE COURANT.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de recht
hebbenden terug te bekomen: een zilveren kurkentrekker;eene
zwarte parapluie eenige sleutelseen bloedkoralen armbandje
met gouden slootje; een groote zwarte houd; een fantaisie armband;
een bruinlederen sigarenkoker; een biggen- en kippenmand;
een zakboekje; een zilveren insigne van een brandweercorps;
een hondenhalsband met penning; een kinderstoffertjeeen
fantaisie broche met rood steentje.
BELGIE. De regeering heeft een der hoofdleiders
van het te Bergen gehouden arbeiderscongres, den en-
gelschman Headingly na den afloop der bijeenkomst
over de grenzen gezet.
De door den Koning te Brugge gehouden toespraak
wordt in de bladen druk besproken. De Indépendance
is met die rede ten hoogste ingenomen. Het is, vol
gens dat blad een meesterlijk stuk, dat uitmuntend de
persoonlijkheid van den vorst teekent, eene persoon
lijkheid, geheel verschillend van die van dea grond
legger van het stamhuis. Leopold I was bovenal diplo
maat en wel een voortreffelijk diplomaat van de school
van het Weener Congres. Gedurende de dertig jaren
zijner regeering bleek bij talenten en krachten te be
zitten, die een Talleyrand zou hebben benijd. Zijn
zooneen staatsman met omvangrijke plannenwier
strekking binnen de grenzen van het gebied zijner
belgische kroon niet beperkt blijft, is zeker in behen
digheid een waardig leerling van zijn vader, maar die
behendigheid zelve is tiratorisch en zijn staatsmansbeleid
is welsprekend. Leopold II is een redenaar. Men wist
dit reeds. Deze rede heeft het nogmaals bewezen.
Meer radicale bladen betoogen, dat na zulk eene rede
voering van den Koning het ministerie, wil het aan
blijven, zelf een voorstel moet indienen tot invoering
van den verplichten persoonlijken krijgsdienst. Vele
clericale bladen zijn met die rsde minder ingenomen.
De Courrier de Bruxelies prijst haar zeer, maar wil er
niets van hooren, dat do Koning er aan gedacht zou
hebbenhulde brengende aan de helden van het
voorgeslacht, tevens te kennen te geven, dat hij een
kr.gsdienst, niet naar nationale, maar naar pruisische
beginselen in Belgie zou willen ingevoerd hebben. De
Gazette de Liège erkent, dat de rede wel die strekking
heeft, maar betreurt de daarop betrekkelijke uiting, na
de pas gevallen beslissing der Kamer. Daarentegen
ziet dat blad in de zinsnede, waarin van den steun der
priesters in den oorlog gewaagd wordteen bewijs,
dat de Koning een wezenlijk aalmoezeniersschap in
het leger wil instellen. Gesehiedde ditdan zou bet
nog eenigen vrede met persoonleken krijgsdienst kun
nen hebben.
DUITSCHLAND. Den 18 zijn in de marmeren zaal
van het stedelijk slot te Potsdam plechtig de vaandels
gewijddoor den Keizer aan de nieuwe regimenten en
TAN
MOEITZ LILIE.
5)
Op dit oogenbiik bracht de waard eene brandende
lamp en plaatste die op de tafel. Bij bet openen der
deur bemerkte Eugenie, dat ook de aangrenzende kamer
verlicht was en dat daar twee mannen zaten te praten;
elk van hun had eene kan wijn voor zich staan.
„Zie die beide eaballeros eens"', fluisterde zij zacht
terwijl zij hare zuster bij den arm vatte en naar het
sleutelgat leidde.
Het meisje zag opmerkzaam door de opening.
„Die mannen boezemen iemand niet veel vertrouwen in.
Zij spreken druk met den kastelein die herhaaldelijk
op onze kamer wijst; zonder twijfel spreken zij van ons."
„Dat vind ik natuurlijk", hernam de gravin. „Het
zal hier zelden voorkomen, dat vreemdelingen hier over
nachten en vandaar is onze komst een gewichtige ge
beurtenis in deze eenzame herberg. Als de waard naar
onze kamer gewezen heeftdan heeft hij daarmede
zeker bedoeld, dat wij rust noodig hebben en dat zijne
gasten daaraan moeten denken vandaar dat zij zoo
zacht spreken."
De meisjes zwegenhet scheen haaralsof hare
moeder iets vertelde, waarvan zij zelve Diet overtuigd
was dat zij blijkbaar zelve niet geloofde.
De waard kwam weder binnen en bi acht het avondeten.
„Mag Pedro uwe schoenen en mantels halen, om ze
acboon te maken vroeg hij.
„Wie is Pedro
„Een goede jongen sennora die allerlei huiswerk
bataljons verleend. De Keizer liet zich daarbij door
prins Wilhelm vertegenwoordigen. De Keizerin en alle
te Berlijn vertoevende leden van het koninklijk huis
woonden de plechtigheid bij.
Bij de zonsverduistering van den 19 des morgens
was de lueht te Berlijn bewolkt en de zonneschijf zelve
ouziehtbaar. Op de plaatswaar zij opkwam werd
alleen eene donkere tint der wolken waargenomen, die
bij het rijzen der zon toenam en daarop langzamerhand
verdween waarna plotseling eene geheele verduistering
intrad. Na eenige minuten werden de wolken weder
gekleurd en werd het helder dag. Vele duizenden
waren per spoortrein per rijtuig of te voet naar bui
ten gegaanom de verduistering te zien.
ENGELAND. In den vroegen ochtend van den 17
heeft boveu Londen een buitengewoon zwaar onweder
met hevigen slagregen gewoed waardoor verscheidene
ongelukken gebeurden. O. a. werden twee onder een
afdak schuilende mannen door den bliksem doodelijk
getroffen, In de provinciën heeft het nog niet inge
zamelde koren veel van den zwareu regen geleden.
Hoogerhuis. Den 19 is het wetsontwerp op het
grondbezit in Ierland aangenomen en daarna is het
Huis tot den 23 uiteen gegaan. De minister van buitenl.
zaken las eene bekendmaking voor waarbij de iersche
nationale bond voor eene gevaarlijke vereeniging ver
klaard wordt.
Lagerhuis, De minister van koloniën zeide den
18 datzoodra het wetsontwerp tot regeling der wet
geving in Queeusland aangenomen was, de Koningin het
opperbevel zou aanvaarden over het deel van Nieuw
Guinea, thans onder britsch beschermheerschap staande.
De Koningin van Tongaland had herhaaldelijk de
britsche bescherming of inlijving verzochten bij de
regeering was de vraag der toekomstige betrekkingen nog
in overweging doch zij bad inmiddels een vriend
schapsverbond met genoemde Koningin gesloten, waarbij
deze de verpliehtiug aanvaard had, geen verdrag met eene
andere vreemde mogendheid te sluiten of gebied af te
staan zonder Engelands toestemming.
Minister Eergusson verklaarde dat over de weder-
zijdsche belangen van Engeland en Frankrijk ten op
zichte van de Gambiers eilanden onderhandelingen wer
den gevoerd. Het doel waa eene bevredigende regeling
der bestaande geschillen en handhaving der rechten
welke Engeland in die streken heeft.
Minister Smith kondigde aan dat de regeering de
voordracht handhaafde betreffende deljontginningjTan
steenkolenmijnen en het wetsontwerp waarbij het ver
krijgen van het kleine grondbezit voor de boeren wordt
vergemakkelijkt. Daarentegen zag zij af van het wets
ontwerp op de tienden, van dat op het technisch onder
wijs en van de voordracht tot invoering van nieuwe
bepalingen op het heffen der rijksbelastingen.
Na langdurige beraadslaging heeft het Huis zich ver-
eenigd met de door het Hoogerhuis in de iersche landwet
gemaakte wijzigingen.
Den 19 verklaarde de regeering, dat de Onderkoning
van Ierland gemachtigd was den nationalen bond bij ver
ordening te onderdrukken, overal waar zij tot vreeeaan-
jaging en gewelddadigheid ophitste. De regeering zou
den 25 gelegenheid geven, over dezen maatregel van
gedachten te wisselen.
bij ons verricht", verklaarde de man. „Zijn vader was
opzichter bij den Alcalde van het naaste dorp en werd
bij eene ontmoeting met Zigeunersvan welke hij er
eenige gevangen wilde nemendoodgeschoten. Zijne
moeder was reeds vroeger gestorven en daarom nam ik
het weeskind aan, niet tegen betaling, want waar zou
het geld vandaan gekomen zijn, maar alleen uit mede
leden oma Godswil. Daarom heeft Pedro het bij my
zoo goed als mijn eigen kind; dat weet hij en daarvoor
werkt hij dag en nacht, als het zijn moet een brave
jongen inderdaad 1"
„Nu, goed zoo", viel de gravin in, om den woorden
vloed te doen ophouden „zend awen Pedro hie?bij
zal wel wat ta doen vinden."
Weinige minuten later trad deze binnen. Het was
een slanke knaap van ongeveer achttien jaarmet
bleek lijdend gelaat diepliggende verstandige oogen,
vol zwart haar en eenigszins matte houding alsof het
beendergestel niet krachtig genoeg was zijne gestalte
rechtop te houden. Het magere gelaat scheen in strijd
met de woorden van den kastelein dat hij den knaap
als zijn eigen kind behandelde, ten minste van jeugdige
blijmoedigheid die anders dezen leeftijd eigen is was
niets te bemerken wel lag er een onmiskenbare trek
van goedhartigheid op zijn gelaat. Met eene vreemde
uitdrukking zweefden zijne blikken over de etende groe
pen aan tafel; hij bleef scl uehter en bescheiden bij de
deur staan.
„Ge zult onze reisdekens mosten schoonmaken en
onze schoenen", sprak de oude dame. „Wij zijn van
plan morgen ochtend vroeg weder te vertrekken, dus zult
ge heden avond nog een uur voor ons moeten werken."
„O gaarne, sennora, gaarne 1" sprak de knaap, blijk
baar getroffen door den vrieadelijken toonwaarop tot
hem gesproken werd.
Eugenie ttad naderbij, hielp hem de dekens en schoenen
opnemen en opende ook de deur, daar hij geene hand
meer vrij had. Dankbaar zag Pedro haar aan.
Intusschen hadden zich nog eenige mannen bij de
FRANKRIJK. Een orkaan heeft te Bordeaux en
omstreken groote schade veroorzaakt. Te Arcachon
stoomden ton gevolge van den hevigen wind twee plei-
ziertreinen tegen elkander in waarbij één wagen ver
brijzeld en anderen beschadigd werden. Zeventien per
sonen zijn daarbij licht gekwetst. Duizenden vogels zijn
door dien storm gedoodterwijl 150 schapen ver
dronken.
Den 15, den ouden Napoleonsdag, hebben te Parijs
twee feestmalen van bonapartisten plaats gehad, waarop
een brief van prins Victor voorgelezen iswaarin hij
verklaartde leiding der bonapartistiscbe partij te aan
vaarden en bet eenige boofd van het keizersgezinde
comité te zullen zijn. Dit besluit droeg aller goed
keuring weg.
Den 18 voerde de minister-president Bouvier het
woord aan het feestmaal, hem in het hotel Continental
door eenige nijverheidsmannen aangeboden.
De heer Bouvier verdedigde zich tegen het verwijt
dat de monarchisten invloed uitoefenden op de staatkunde
dor regeering en verklaarde dat de regeering in dit
opzicht geene verbintenis had aangegaan. Zij volgde
hare eigen staatkunde. De meerderheid werd gevormd
door de oude republikeinen van wie niet werd gevor
derd dat zij iets behoefden prijs te gevenen door
hen, die de republiek erkenden en zonder bijgedachten
tot haar wilden toetreden. De republiek was krachtig
genoeg en behoefde van niemand iets te vreezen. Alleen
dreigde er gevaar in eene staatkunde, welke zulke diepe
kloven maaktedat er geen spoor meer was te vinden
van de fransche eendracht op het oogenbiikdat het
noodig was een beroep te doen op de geheele kracht
van het land.
Hij eindigde zijne rede met de woorden Wij vormen
een regeering, welke niet haatdragend is en verzoening
wilmaar geene regeering welke strijd zoekt.
ITALIË. Te Napels zijn den 14 twaalf personen
door cholera aangetast en 6 overleden; den 15 tien en
vierden 16 negen en drie. Te Palermo werden den
16 zeven aangetast en bezweken er drie. Te Catania
stierven dien dag vijf personen. Men zegt, dat te Rome
2 gevallen voorgekomen zijn.
OOSTENRIJK-HONGARIJE. Ook het Weener
Eremdenblatt, het orgaan van graaf Kalnoky, deelt de
beschouwingen van de Nordd. Allgem. Zeitung en het
Dagblad van St. Petersburg over prins Ferdinand van
Coburg. Het veroordeelt even streng zijn optreden en
komt tot de slotsom, dat de prins zeer beslist staat op
revolutionairen grond en in strijd is met den bestaanden
internationalen rechtstoestand.
BULGARIJE. De tot het bulgaarsche volk door
den Torst gerichte bekendmakingwelke zooveel aan
stoot geeftluidt als volgt
„Wij Ferdinand I door de gratie Gods en den wil
der natie Torst van Bulgarije verklaren nadat wij
den plechtigen eed voor de Groote Sobranje in de
oude hoofdstad van Bulgarije hebben afgelegd aan
ons geliefd volkdat wij de teugels van het bewind
aanvaard hebben en dat overeenkomstig de grondwet
zullen voeren.
„Besloten alle zorg en moeite te geven aan de
welvaart, macht en roem des lands, en bereid ons leven
aan zijn geluk te wijden, achten wij het op het oogen-
vorigen in de gelagkamer gevoegd, zoodat er nu in het
geheel zes personen bijeen waren. Do meisjes zagen nu
en dan door het sleutelgat, maar zij konden niets ont
dekken wat op eenige wijze in 't oog vallend was.
Het gesprek werd als te voren zoo zacht gevoerd, dat
het onmogelijk was iets te verstaan misschien had de
gravin gelijk met te meenen, dat dit slechts eene oplet
tendheid was jegens de vermoeide reizigsters in de zijkamer.
„Zijt ge ziek vroeg Eugenie deelnemend aan den
jongen bediendetoen deze met de kleedingstukken
weder terugkwam. „Ge ziet er zoo bleek en lijdend uit 1"
„Het is te verwonderen, dat ik nog leef, sennora',
antwoordde de knaap met een droefgeestigen laob; „bij
de behandelingdie ik hier moet uitstaan wensoh ik
eiken dag te sterven."
„Hoe? Zijt ge hier niet in goede handen?" vroeg
Maria, die met hare jongste zuster naderbij getreden
was en haar oog op de ingevallen wangen van den
knaap liet rusten. „De kastelein zei ons toch, dat hij
je als zijn eigen kind behandelde dat ge het goed bij
hem hadt 1"
Als eenig antwoord sloeg Pedro den mouw van zyn
buis om en toonde aan de meisjeB zijne armen, die met
bloedige striemen bedekt waren.
Een uitroep van innig medelijden ontsnapte aan bare
lippen.
De knaap knikte. „En zulke striemen heb ik aan
mijn geheele lichaam ik kan dikwijls van pijn niet
rechtop loopen", vertelde hij. „Maar ongelukkig zou ik
zijn als ik dorst klagen of den dienst opzeggen, de
vreeselijkste martelingen zouden het gevolg ervan zijn
„Die booswicht 1" riep Maria.
„Arme jongen voegde Rosabella er bij.
Eugenie haalde uit haar reiskoffer een fleschje balsem
te voorschijn en druppelde een weinig daarvan op de
wonden van den mishandelden knaap.
„U is zoo goed, zoo medelijdend", sprak Pedro,
terwijl tranen hem in de oogen kwamen.
„Waarom gaat ge niet hier vandaanwaarom blijft