No. 113. Negen en tachtigste Jaargang. 1887. Op de Haagsche Begraafplaats. Op de Huwelijksreis. WOENSDAG 21 SEPTEMBER. FEUILLETON. Prijs der gewone Advertentiën: (Scheelte. 18 September 1887. Eene novelle ALR1IAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondordag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Lijst van brievenwaarvan de geadresseerden onbekend zijn» verzonden gedurende de 2e helft der maand Augustus 1887. W. ten ïïaage, AkkerslootDe Haas, Mej. Klucht, Amster dam; M. Velthuis, Mej. M. C. Muller, Haarlem; Zomerdijk en P. BeersHoogwoud M. van HorgMiddelburgWed. Coster, Nieuwe Niedorp; M. Bakker, Oostzaan; Pijtersen, Sneek; Mej. J. Wester, Zijpe. Briefkaarten: W. BoelzmnF B rieven, verzonden geweest naar Amerikavan Hoog woud: S. Beemster, River dale. Onder een breed getakten kloeken abeel welks stam met glanzend klimop is begroeid, ligt aan den grooten weg aan de noordzijde over het kerkhof, dat graf, waarop de heer J. Bosboom in April 1886 deze woorden vermocht te doen schrijven „Hier rust ANNA LOUISA GEERTRUIDA TOUSSAINT Mijn teergeliefde aangebedene vrouw Mijn roem en mijn trots." Was korten tijd dit graf zijnen zorgen alleen gewijd, de echtgenoote des Amaterdamschen Burgemeesters en eenige andere aanzienlijke dames vatten het plan op en vroegen vergunning een gedenkteeken waartoe zij de medewerking van Nederlandsehe vrouwen inriepen, te plaatsen op de plekwaar het stoffelijk overschot rust van haarvan wie Nic. Beets in 1882 getuigde „Van de Nederlandsehe Vrouwen Op de trap der eere staat." Vloeiden de bijdragen ruim, was de deelneming groot, zoo werd aan den beeldhouwer Bart van Hove een opdracht tot het maken van een ontwerp gedaan. Dezehierin voor enkele onderdeelen geadsisteerd door den Amsterdamschen architect Springer,vervaardigde een ontwerp in late renaisaance-siijldat, na overleg met den heer J. Bosboom, door het dames-comité werd aangenomen. Verliep er sedert do opvatting van het plan en de uitvoering ongeveer één jaar voor de onthulling van het gedenkteeken had men den 16 September welke dag den 75en geboortedag der sehrijfster zou zijn, aan gewezen. Door bijkomende omstandigheden evenwelwerd die plechtigheid tot heden uitgesteld. Zoo vereenigde zich dus ter plaatsede dames van het comité, met hare heeron de heer J. Bosboom en familie, de ontwerpers, de afgevaardigden van het Ned. Mevr. van TienhovenHaekeMevr. Roëllde Beaufort Mevr. SchorerPické, Mevr. d'Aulnis de BourouillTwiss, Mevr. Quackvan Heukelom. TAN EEDORVON ZOBELTITZ. 2) Deckern was een man die in zijn leven te veel had gezien en meegemaakt, om niet eenen scherpen blik te hebben gekregen voor menscheiijk geluk en menschelijk verdriet. Hij kende zijnen besten vriend Plettowdie hem, zijnen zwaar gewonden eskadronchef, bij St. Privat, te midden van eenen dichten kogelregen, onder zijn dood paard uitgetrokken en in veiligheid gebracht had, door en door. En nu zag Plettow hem er niet uit als een gelukkig echtgenoot, die nog leefde in het volle genot der zalige wittebroodsweken. Dickern floot een deuntje en begon na te denken. Plettow was ongeveer vijftien jaar jonger dan hij. Ten tijde, waarop Egon als Tahnrich bij zijn kurassierregiment werd ingedeeld onder welks Btandaard beiden geledengestreden en overwonnen hadden op Erankrijks bodem, was Deckern reeds lang eerste luitenantdoch ondanks het groote verschil in hnnnen leeftijd was er al spoedig eene warme vriend schap tusschen hen ontstaan. Hunne karakters waren nauw verwantzij hadden denzelfden gunstigen aanleg voor de studiewaren beiden goedhartigdapper en onversaagd en eenigzins lichtzinnig; kortom ze be zaten dezelfde neigingen en hartstochten. En al was het duidelijk te merken, dat Deckern, de man van rijper levenservaringover den jongeren vriend een beetje den baas speelde, deed dit toch aan hunne innige ver standhouding niet de minste afbreuk. Na het einde van den roemrijken veldtocht verloren Taalcongres te Amsterdam gehouden, de heeren Max Roosesdr. Paal Erédéricq en dr. Gondry en verdere belangstellende dames en heeren waaronder zich be vonden mr. Roëll (Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland), mr. G. van Tienhoven (burge meester van Amsterdam), jhr. mr. Schorer (Commissaris des Konings in de provincie Noordbo'land), mr. W. ven der Kaay, dr. Lodewijk Mulder, mr. J. N. van Hallmr. E. Banck Arnold Ising dr. Campbell, dr. Wijnmalen Margadant, de schilders Mesdag, Bisschop, van den Sande Bakhuyzen en de schilderes Thérèse Sehwartze. Toen te ruim 12 uur alle aanwezigen in een halven cirkel vóór het graf geschaard stonden, trad prof. Quack naar voren en richtte nameüs het comité het woord tot den heer Bosboom. Sprak hij uit naam der vrouwen, die mevr. Bosboom wilden eeren na haar verscheiden het was o. m. omdat het beeld der edele Jonkvronwe van Lauernesse zou blijven spreken tot de jeugd, die zij hadden op te voeden, in de eerste plaats. 't Was om het sehoone voorbeeld, dat het vrouwelijke vrouwtje, die aoanlyker schreef, dan geen man aan de vrouwen gaf van deugd en plichtsvervuiling. Groot was zij zeide de heer Quack, herinnerende aan de drie trappen van grootheid, waarvan Blaise Pascal gewaagt. De grootheid der ruimtede grootheid der denk kracht maar bovenal de grootheid der chariteit, die meeste der driedaarin heeft zij nitgeblonken. Gaf de professor hierop het teeken tot de onthulling en lieten de heeren van Hove en Springer het doek vallenzoo wierpen de aanwezigen een blik op het kunstwerk. Het gedenkteeken alzoo ontbloot is opgetrokken u t grijzen Ecaussines steen en ruim drie meter hoog. Vóór den fraaien abeel geplaatst steekt het levendig af tegen het donker klimopgroen er achter en maakt met de eenigszins hellende grafzerk er voor, die door treurrozen overwuifd wordt, een schoon harmonisch geheel. Boven het voetstuk ongeveer 7 decimeter hoog, is in een nis geplaatst de muze een beeld van blanc- clair marmer met gebogen hoofd draagt de lier opge heven in de linkerhand rustend tegen den schouder. De dunne hoofddoek als door den wind bewogen, hangt even over de lier heen en langs den rechter schouder af. Het gelaat, den blik omlaag als op het graf gericht, drukt in zijn teedere lijnen gelatenheid en edele smart uit. De ontbloote rechterarm schijnt de hand uit te strekken om palmen op het graf te strooien. Langs de nis dragen twee fraaie zuilen het sluitstuk, waarboven een pinakel een vergulde ster drasgt. Ia de consoles onder den bovenrand zijn gesluierde vrouwenkopjes boven de nishet zinnebeeld der wijs heid uitgehouwen. Op het voetstnkboven de grafzerk is op een blanc- clair marmeren steen te lezen Deckern en Plettow elkander uit het oog. Niet, omdat ze niet langer belang in elkander steldenmaar de omstandigheden brachten dat eenvoudig mede. Ook stond het met Plettow's geldelijke aangelegenheden niet zoo heel gunstigdoch hij slaagde er vrij wel in zich in de meeste gevallen door de daaruit voortvloeiende moeielijkheden heen te slaan. Echter werd hij er door genoodzaakt een ander garnizoen aan te vragen en naar Breslau te verhuizen. De geldelijke catastrophe van zijnen vriend Deckern en zijne eigen hachelijke positie hadden den jongen flinken officier tot nadenken ge bracht hij begon het onwaardige en dwaze van een leven zoèals hij tot dusverre had geleid, in te zien met verdubbelden ijver legde hij zich op zjjne studiën toe en 't duurde niet lang, of hij zag zich, als eerste vrucht zijne» vlijtbelast met eene eervolle en voor- deelige betrekking aan de militaire academie te Berlijn. Aanvankelijk hadden de beide vrienden nog briefwis seling gehouden daar echter geen hunner een groot brievenschrijver was zoo kwam er ook aan dit punt van aanraking tusschen hen alras een einde en langen tijd hoorden zij niets van elkander totdat een toeval hen op de onzesere golven der Middellandsche Zee weêr bij elkander bracht. De overpeinzingen, waarin Deckern zich, met betrek king tot het eventueele huwelijksgeluk van zijnen jon gen vriend, verdiepte, werden ai spoedig gestoord door Egon's terugkomst op het dek. Tot Deckerns onge veinsde verbazing had hij inderdaad een alleraardigst vrouwtje aan den arm. „Vergeef mij dat ik je zoo lang liet wachten mijn beste Alfred", zei Plettow, „mijne vrouw heeft Goddank de ellendige zeeziekte doorstaan en zij hield niet op voor ik haar haarfijn had medegedeeld wie je waart en ik haar beloofd had je onmiddelijk aan haar voor te stellen. Deckern boog beleefd en kon nauwelijks zijne ver rassing verbergen bij het zien dezer bekoorlijke verschij ning, die zoo onverwacht voor hem stond. Een oogenblik Hulde van Nederlandsehe Vrouwen aan A. L. G. BOSBOOM—TOUISSAINT. Boven de nis blinkeD de jaartallen 18121886. De heer Quack dóórsprekende wees op de ster blin kende op den top Terwijl de zee daar ginds ons toeruischt het beeld van het woelige leven blinke de morgenster der hope de avondster der ruste, als bet licht des geestes, dat uit haar werk ons toestroomt. Zoo zullen Nederlandsehe vrouwen zich van een plicht gekweten hebben als zij dit gedenkteeken aan den beer Bosboom zullen hebben overgedragen. Die overdracht hiermede verricht zijnde, zoo nam de heer Max Rooses uit Antwerpen het woordom een stem uit het verwante zuiden te doen hooren. Hij sprak zijn leedwezen uit, dat ook niet Zuid- Nederlandsche vrouwen aan deze hulde hadden deel genomen doch was dit niet zoohij wist hoeveel ver eering en liefde ook daar was bij de vrouwen voor deze vrouw en haar werkvoor Hollandsche taal en kunst. Want zeide hij, mevrouw Bosboom heeft ons geleerd, wat de hoogste plichtde hoogste deugd is, zij heeft mannen geleerdmannen te zijn door haar kloeke helden, zij verkeerde in den geest met het voorgeslacht, heeft ons vooral kleine volken geleerd in eigen volkomenheid kracht te zoeken. Voor zijn bezielde taal, hier slechts kort weergegeven, dankte de heer Bosboom den heer Rooses met een handdruk en plaatste zich zelf daarna vóór het graf. Eenigszins aangedaan sprak hij enkele woorden van dank aan den heer Quack voor diens sehoone rede en aan de dames van het comité voor hare zorgen. Hij verklaarde hoe goed het hem was zijn geliefde doode alzoo geëerd te zien door haar, voor wie zij het meestbet liefst had gearbeid tot opwekking en be zieling daar van de vrouw zooveel kracht kan uitgaan. De heer Bosboom eindigde met dichtregelen van den heer Ch. Boissevain van 't jaar 1882 Dichteres der protestanten die van Huge- nooten-stam Kracht van hoop geloof en liefde door de wortels tot n nam Die aan 't roemrijk grootsch verleden jongen vorm en leven gaf, Die frisch glinsterend groen deed wuiven op der vaderen heldengraf Die te midden van de dichters, schrijvers denkers van deez' tijd Rein en edel van verbeelding met uw gave aan God gewijd Zonnig straalt door fier karakter, door uw denkkracht en geloof, Holland kroont vol diepen eerbied U met 't Noordsche Zilverloof. Was hiermede de plechtigheid geëindigd en ieder in was bij geheel in de war en hij moest zich zeiven bekennendatals de innerlijke hoedanigheden van Egon's jonge vrouw gelijken tred hielden met haar uiterlijk zijne theoriën omtrent het huwelijk in dit geval gerust over boord konden worden geworpen. Een allerinnemendst glimlachje scheen het loon te zijn voor Deckerns stille bekentenisterwijl de jonge vrouw hem hartelijk een fija blank handje toestak, dat even van onder de witte shawl kwam kijken, welke haar achteloos om de fraai gevormde schouders hing. „Het doet mij veel genoegen in eenen vriend van mijnen man eenen nieuwen, aangenamen reismakker te hebben gevonden", verzekerde zij, weder met een lachje, waardoor twee allerliefste kuiltjes in hare mollige wangen zichtbaar werden. „Ik hoop tochdat wij ongeveer dezelfde reis zullen maken „Ik zou mij inderdaad gelukkig achtenmevrouw als n mij vergunnen wildet mij bij u en uwen man aan te sluiten", gaf Deckern hoffelijk ten antwoord, terwijl hij de hem toegestoken hand even aan zyue lippen bracht. „Ik moet bekennen, dat ik nog geen bepaald reisplan ontworpen heb; mijn verlof duurt drie maanden, en het is mij in zekeren zin inderdaad onverschilligwaar ik mij gedurende dien tijd ophoud, nu ik zulk aangenaam reisgezelschap gevonden heb. Mag ik vragen, mevrouw, waarheen u voorloopig denkt te gaan Ik stel daarbij op den voorgrond, dat u daarin beslissen moetzonder u in eenig opzicht aan mij te storen." „Mijn huistyran" en daarbij zag zij baren man met een betooverend lachje aan, terwijl zij hem zachtjes met den vinger op de rechter wang tikte „heeft mij geheel vrijgelaten in de keuze der reisroute en daar ik Italië vrij wel ken, heb ik in dit land die streken uit gezocht die my in mijne herinnering als de schoonste zijn bijgebleven. Daarom zou ik vooreerst Napels en omstreken nog eens willen zien. Elorence hebben wij op de heenreis reeds bezocht evenals Genuawij zullen ons dus van Napels regelrecht naar Venetie en de noord- italiaansche meren wendeD." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 1