Sr. J. L. de Bnyn Kop- No. 120. Negen en tachtigste Jaargang. 1887. V 11 IJ D A G 7 OCTOBER. ©p de Huwelijksreis. FEUILLETON. lp llllfïffil 1 Prijs der gewone Advertentiën: Eene novelle ALKMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele rijk f 1,—. De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS- TEE ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algetneene kennis, dat TtLEODOR LUD- WIG HELNR1CH. COHRS, zich noemende en schrijvende GROOTE, wonende te Amsterdam, hun vergunning gevraagd heeft tot den verkoop van sterken drank in het klein in het perceel aan do Paardenmarkt B 6 en in het perceel aan de Gedempte Nieuwesloot B 17 welke vergunningen thans ten name staan van ISAAC JOHANNIS EERDINAND WIJN KAMP, namens de erven wed. J. E. WIJNKAMP. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar A. MACLAINE PONT. 6 Oct. 1687. De Secretaris, NUHOUT V4N dek VEEN. Van dan overledene wiens naam aan het hoofd dezer regelen prijkt, kan met volle recht gezegd worden, dat hij rast van zijn arbeid. Wel heeft hij gewerkt zoolang het dag was ijverig en onverpoosd gedurende den gansehen dag zijns levens totdat ook voor hem de nacht daalde waarin niemand werken kan. Aan de wetenschap die hem Jiet' was, wijdde hij al zijn krachten. De wetten te leeren kennen die onze maatschappelijke huishouding beheerschea na ta gaan waarvan de wei vaart der natiën afhangt; aan da verschillends invloeden, die dahrop in gunstigen en ongunstsgen zin inwerken en elkander versterken, verzwakken of vernietigen, hua juist gewicht toe te kennen en te onderzoeken wat door den staat tot bevordering van de welvaart des volks kan werden gedaan of behoort te worden nagelaten; dat was de taak die hij zich had gekozen en inet on bezweken trouw heeft getracht te volbrengen, „Beginselen van staathuishoudkunde" is de titel van het werk dat hij in Januari 1850 zijn landgenooten aanbood; het eerste oorspronkelijk werk over deze weten schap toen in ons vaderland voor de meesten een on bekende, doch die van verschillende zijden met belang stelling werd ontvangen en als een heil en vrede brengende godin begroet. Economie politique staathuis houdkunde was haar olficiëele naam. Liever had de schrijver gelezen „de maatschappelijke huishoudkunde", of „da kennis van het huishouden der maatschappij.'' Twee jaren later verscheen onder redactie van den heer de Bruyn Kops „De Economist. Tijdschrift voor alle standen tot bevordering van volkswelvaartdoor verspreiding van eenvoudige beginselen van staathuis houdkunde", en die redactie heeft hij met vaste hand gedurende 35 jaren gevoerd totdat de dood hem de pen uit de hand nam. Ook dat tijdschrift werd met bijzondere ingenomenheid begroet. Hoe kon het anders vraagt de redacteur zich zeiven af in de voorrede van den eersten jaargang. Immers wat leert ons de Econo mie? „Het woord duidt het aan" antwoordt hij „de wetten van het huis. Oi/cos is „huis"; nomos is „wet", oeconomie „de wetten vaa het huis van het gezin"; en van welk gezin van dat waarin een TAN EEDOR VON ZOBELTITZ. 8) „Wel, wel!" riep de kamerheer uit, terwijl hij wel- behagelijk de zorgvuldig onderhouden knevels opstreek, „dat is inderdaad een allerliefst zitje hier Jammer dat het er al even kil is als in alle andere kamers van het hotel, maar in la bella Italia heeft men onge lukkig geen begrip van onze heerlijke duitsche kachels. Laat ons gaan zitten beste vriendwe kunnen bet hebben voor hetzelfde geld Langzaam liet Plettow zich in eenen armstoel zakken tegenover graaf Schoddyn, De graaf lag meer in zijne fauteuil dan hij zat en daardoor kwam do geblaseerde uitdrukking van zijn gelaat nog sterker uit. Overigens zou zijn gezicht voor belangwekkend hebben kunnen doorgaanindien hij niet opzettelijk bovengenoemden trek er ia had gelegd - opzettelijk, want een scherper opmerker dan Plettowmoest al heel spoedig be speuren, dat deze man uitnemend de kunst verstond om aan zijn gelaat de uitdrukking te gevendie hij op dat oogenbük goedvond. Schoddyn kon ongeveer een veertiger zijnmaar hij zag er vee! ouder uit. Het meest interessante in zijn voorkomen was zonder twijfel zijn hoog voorhoofddat den genialen denker verried. Zijne cogen hadden eene groenachtige tint ofschoon het meestal niet gemakkelijk viel de juiste kleur er van te bepalen, omdat hij ze meestal half dicht kneep. Onder zijnen grooten, gebogen neus, waarvan de vleugels gewoon- het schoone Italië; ieder zich bevindt voor elk is het de wetten van zijn gezin want hieraan kan niemand zich onttrekken een ieder is of hij wil of niet een lidmaat en een werkend lidmaatvan een der groote gezinnen welke te zamen bet menschdoax uitmaken." „Onderzoeken" zeiden wij „wat door den staat tot bevordering van de welvaart des volks kan worden gedaan of behoort te worden nagelaten", is ten slotte de belangrijke taak van don beoefenaar der staathuis houdkunde. De heer de Brgyn Kops begon zijn werk in 1850. Is het wonder dat vooral de nadruk viel op hetgeen behoorde te worden nagelaten? „Wij geloa- ven" schreef hij in de voorrede zijner „Beginselen van staathuishoudkunde" „Wij geloovendat ook in ons vaderland de meening niet ongewoon is, dat het geluk van een volk bijna uitsluitend van de regeering afhangt dat men alles van de regeering bijna niets van eigen krachten behoeft te verwachten." Wij waren juist begonnen op het gebied van den arbeid onze vrij heid te veroveren. Met schaalreehten en landbouwbe- scheraing hadden wij reeds gebroken maar de bescher ming van eigen scheepsbouw en eigen vaart bestond nogde nijverheid had niet geleerd op eigen beenen ta staan maar steunde op regeeringsleverantiën en be schermende tarieven hier en in Indië; de visscherij was aan wetten en reglementen gebonden de eerste levens behoeften waren zwaar belastwij hadden gemaal-accijns en turf- en steenkolenbelasting en gemeente-accijnsen belemmerden den binnenlandsehen handel wij hadden een wet tegen den woeker, de tienden waren onaf koop baar en de vereenigingen van arbeiders verboden. In de koloniën bestoni de slavernij op Java beerschte het cultuurstelsel onbeperkten Indië was voor den particulieren ondernemingsgeest gesloten. Er was be hoefte aan ruimte en vrijheid. Daarom stelde de staat huishoudkundige zich vooral tot taak de overtuiging te vestigen, dat het doel van wetten en regesring slechts moet zijn de hinderpalen weg te neinen welke de ont wikkeling van alle bestanddeelen der maatschappij in haren loop kan ontmoeten; dat verder de grond van die ontwikkeling in den arbeid is gelegen dat alle bestaan zonder arbeid strijdig is met het algemeen belangdat alle bestaan door arbeid eervol is en dat in eiken staat de welvaart bevorderd wordt, naarmate aan ieder burger het vermogen wordt gegeven om dien arbeid aan te wenden tot welk doel hij ver kiest en naarmate de vruchten van dien arbeid hem ten volle worden verzekerd." Arbeidsvrijheid en vrijheid van verkeer was het groote programma van 1850. Dus was de heer de Bruyn Kops een doctrinair van de oude school Het antwoord op die vraag is te vinden in de voorrede van den vijfden druk zijner „Be ginselen van staathuishoudkunde" van 1873. Wel had zijn belangstelling in het volksonderwijshier te lande en in Indiëin inrichtingen als spaarbanken hulp banken arbeiderswoningen enz. reeds getuigd van zijn Btreren om ook door rechtstreebsche hulp dsn zwakke te steunen maar in die voorrede behandelde hij de lijk in zenuwachtige trilling verkeerden, groeide welig een lang uitgetrokken en zorgvuldig in punten uitgedraaide knevel, die halverwege over den breeden mond en dunna bloedlooze lippen viel. Kleine bakkebaardjes zooge- genoemde Favourite, van dezelfde twijfelachtige, veel op barcsteenkleur gelijkende, tint als knevel en hoofdhaar, gaven iets meer gevulds aan zijne ingevallen wangen. De kleeding van den graaf had iets engelsah en was altijd hoogst elegantvan den sierlijk gestrikten Bor- deau-rooden daswelke zijn hagelwit linnen halsboord omsloottot zijne nieuw-modische verlakte schoenen zonder hakken, en hoog gele slobkousen. „Dua, mijn waarde Plettow", zei Schoddyn op achte- loozen toon, terwijl hij met het lintje van zijn oogglaasje speelde„je wilt wetenhoe dit zaakje is afgeloopen of zij hem kreeg en bij baar, of niet. Vraiment, ik zou u eigenlijk het antwoord wel schuldig kunnen blijven want zonder twijfel hebt gij reeds in het vreemdelingen- boek gelezen, dat freule von Doning zich niet mevrouw von Altenkrögelmaar nog steeds freule von Doning noemt, maar buitendien zijt gij, naar ik gemerkt heb, op het oogenbük met zulk een verrukkelijk lief schep seltje gehuwd, dat ik bijna geneigd beu, ware ik u niet zoo vriendschappelijk gezind, om uwe belangstelling in freule Carla een strafbaar feit te Eoemen 1" Plettows wenkbrauwen trokken zich dreigend te zamen en ongeduldig sloeg hij met de vlakke hand op de sierlijke rood pelucheu bekleeding van zijnen armstoel. „Wees zoo goed, graaf, aan mij alleen de taak over te laten om met mijn geweten af te rekenen", sprak bij heftig, „wij hebben belangrijker zaken te behandelen dan ons bezig te houden met dergelijke nuttelooze be spiegelingen Ik weet dat de onverwachte ont moeting met mij voor u een pijnlijk oogenblik was gij znib natuurlijk daarvoor we! uwe goede redenen hebben, die mij echter volstrekt niet aangaan en evenmin belang inboezemenen die ik daarom ook niet eens verlang te kennen. Maar wat mij wel aangaat en wat ik u dringend verzoek mij zoo uitvoerig mogelijk te kwestie opzettelijk. Het opruimingsprogramma was voor een groot deel afgewerktalleen ten aanzien van ons belastingstelsel en heb bestuur onzer koloniën moest het verder worden uitgewerktmaar daarbij eischten allerlei andere vraagstukken al onze aandacht. Hij noemt bepaaldelijk „de regeling van den arbeid der fabriekskinderen; of, ruimer, da zoogenaamde sociale vraag per esoellentiam de arbeidersquaestie in haar geheel of verschillende onderdeelen; de bevordering van de associatie in zeer onderscheiden vormen; de wetgeving op de vennootschappen de arbeiders-voorschotbanken; de postkantoor spaarbanken de woningen-quaestie; het industriëel onderwijs en hoe dat het best te bevorderen; al of niet leerplicht al of niet dienstplicht vraagt hij „Hoe ver moet de staatswerking op nijverheids- gebied zich uitstrekken Is er een gedeelte dat zij nimmer mag betreden iMoet de staatsonthouding regel blijven, ook op het zoogenaamd philanthropise!! gebied?" Dit is zeker niet de taal van een verstokten voor stander van het laissez faire laissez aller. Hij wijst voorts op Engeland, het vaderland van het „selfgovernment" eii van de Manchesterschoolwaar de rijksadministratie dienstbaar ward gemaakt om de spaarpenningen der minvermogenden te ontvangen en rentedragend te maken en om gelegenheid te geven tot soliede levensverzekeringwaar van overheidswege golden veel geld werd besteed niet alleen voor onderwijs, maar ook voor de openbare gezondheid en de volksbeschaving, voor 1 odginghouseswaschhuizen leesbibliotheken en zelfs voor burgerwoningen. Hij spreekt daarover niet ais afschrikwekkendemaar als navolgenswaardige voorbeelden en schrijft ten slotte s „Tegenover de strenge opvatting der Manches* terschool en der Eransche economistendat de vrije werking der individueele belangen steeds genoegzaam is om het algemeene welzijn als resultaat te verkrijgen, ook zonder eenige andere medewerking van den Staat dan die van loutere politio-zorg, hebben zich gaandeweg bij de verbazende ontwikkeling der laatste jaren reeds moer dan eens stemmen verheven. De zoogenaamde katheder-socialisten willen zslfa aan hur.ne school hoofd zakelijk dat karakter van reactie tegen het sterke indi vidualisme geven. Zeker eene gewensebte en zoo zij niet in het andere uiterste valt, zeer nuttige richting." Hij waarschuwt tegan het zweren bij bet woord eens meesterstegen den doctrinair zoowel als tegen den empirist. „Doctrinair" - zegt hij „is hij die meent dat er eenige geformuleerde regelen voor alle toestanden zijn aangewezen, onfeilbare recepten van doen of laten, die men aan de gezaghebbende wetenschap ontleent, en welke een voldoend richtsnoer voor leiding der al gemeene zaken aanbieden." Empirist daarentegen u hij die voor maatschappelijk doen of laten geen vaste regelen aanneemt, doch zich laat leiden door het voordeel of gewaande voordeel van het oogenblik". Tegenover beiden stelt hij den wetensehappelijken economistdie geen profeet isgeen verkondiger van eene uit den hemel gevallen wet, maar eau voorstander van de toe- willen mededeelen, zijn de oorzaken, tengevolge waarvan het voorgenomen en reeds vastgestelde huwelijk tusschen Carla en Jesko von Altenkrögel niet heeft plaats gehad." „Mijnheer von Plettow", gaf Schoddyn scherp ten antwoordzonder zich echter uit zijne gemakkelijke achtelooze houding op te richten, „ik moet zeggen, dat uw toon van spreken mij al bizonder slecht bevalt. Bedenk toch, bid ik u, dat er eens een tijd was, waarin geen ander u nader aan het hart lag dan ik; toen ging ik voor uwen besten vriend door en ik geloof, dat ik u destijds ook meer dan eens de meest doorslaande bewijzen mijner welgemeende vriendschap gegeven heb. Dat schijnt gij op hst oogenblik vergeten te zijn. Zeg mij eens, wat verlangt gij eigenlijk van mij Het ver klappen van zeer intieme familieaangelegenheden mis schien Vergun mij in dat geval de opmerkingdat gij het mij niet ten kwade kunt duiden wanneer ik ronduit weiger mij daarmede in te laten Plettow sprong plotseling op uit zijnen stoel en ging vlak voor den graaf staan, „Als gij inderdaad eens mijn vriend geweest zijt zooals gij beweert, graaf Schoddyn", bracht hij in hevige opgewondenheid uit„dan zult gij integendeel mijne vraag zeer begrijpelijk vinden en mij die gereedeiijk beantwoorden naar uw beate weten. Oij toch waart de mandie mij mijce laatste hoop op eene gelukkige toekomst benaamt door de voor mij zoo onuitsprekelijk grievende mededeeiing, dst Carla besloten had, uit ver schillende voor haar hoogst gewichtige familiebelangen, een mariage de raison aan te gaan een bericht dat mij tot wanhoop bracht eene wanhoop, graaf, die noch door het nitzicht op toekomstigen rijkdom noch door vriendentroostzelfs door geen bandeloos leven vol van genietingen, kon worden verzacht of verdoofd. Schenk mij, bid ik u, de schildering van dagen, weken, ja, lange, eindelooze maanden, waaraan nooit een eind scheen te komen welke sedert dat noodlottige uur een huwelijk, uit omstandigheden, niet uit liefde, gesloten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 1