No. 121. Negen en tachtigste Jaargang. 1887 ZONDAG 9 OCTOBER. Christelijk socialisme. Op d© Huwelijksreis. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. dDfftciëcl Oebjcelte. FEUILLETON. Eene novelle ALRIMAAISCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. De persoon van DIRK NORDMANN, geboren te Purmerend 19 April 1860wordt verzocht zich ter gemeente-secretarie alhier aan te melden. VU RGADERING van den RAAD der gemeente ALKMAAR op Woensdag 12 October 1887,'s namiddags 12'/4 uur. Te behandelen punten Verzoek van den heer G. Bosman om eervol ontslag als lid van het burgerlijk armbestuur. Van de commissie van financiën. Rapport op de rekening van het gasthuis over 1886. f begrooting van het gasthuis voor 1888. a nu van het burgerweeshuis voor 1888. n n berekening van het bedrag der verplegingskos- ten in het burgerweeshuis per wees over 1886. n berekening van het bedrag der verplegingskos- ten in het burgerweeshuis per wees voor 1888. r nu suppl. begrooting van het burgerlijk armbe stuur voor 1887. Van Burqemeester en Wethouders. Rapport op het verzoek van J. Wiebes om vergunning tot het leggen van een riool in gemeentegrond. u op de verzoeken van L. A. Meijne en mevr. de wed. van Weede om vergunning tot het leggen van riolen in gemeentegrond. n omtrent eene eventuëele verplaatsing der botermarkt. Gewijzigde verordening op de helling en invordering van recognitiën. Rapport op het adres van directeuren der kaasfabrieken be trekkelijk de kaasmarkt en daaruit voortvloeiende voorstellen. Verordeningen op de heffing en invordering van wik- en weegloonen. Id. marktgeld op de kaasmarkt. Benoeming van een leeraar in het bouwkundig teek enen aap de burgeravondschool, in verband met de verstrekte inlichtingen omtrent de bevoegdheid der voor die betrekking aanbevolen personen. ft onderwijzer aan de openbare burgerschool. stembureau voor de verkiezing van een lid der 2e Kamer op 25 October a.s. ff lid der vaste commissie voor den hout en de plantsoenen, in plaats van den heer C. W. Bruinvis. Namens den V oor sitter van den Raad, De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. (Slot.) „Tweeërlei uiterste das. Aau den eenen kant een individualismedat de zelfzuchtals eenige drijfveer der mensehelijke daden onbeteugeld werken laatal moeten daarbij ook duizenden kleinen en zwakken te gronde gaan. Aan den anderen kant een socialisme datdoor een eenzijdig gemeenschapsgevoel gedreven alle persoonlijke eigenaardigheden en gaven buiten re- VAN FEDOR VON ZOBELTITZ. 9) Een klein reisgezelschap besteeg langzaam het steile rotspad dat op het tooverachtig schoone eiland Capri van de klippen Fariglioni naar Salto Tiberiano leidt. De drie heeren, waarin wij Deckern, Plettow en graaf Schoddyn herkennen, reden op dat zonderlinge slag van magere knollen die meer lijken op muildieren dan op paarden vooral ook omdat ze in groote mate de bui tengewone taaiheid en scherpzinnigheid van dit ras bezitten, terwijl de dames ieder eenen ezel hadden be stegen die het dreigende „ho" en het aanmoedigende „oraafi" der drijvers beter schenen te verstaan dan hunne voornamere collega's, die de heeren torschten. Het jonge meisjedat tusschen de bejaarde dame Deckern en Erna von Plettow reed was iemand van eene bevallige en slanke gestalteeen reiskleedje van donkere stof omsloot hare fraai ontwikkelde maagdelijke vormen. "Weliswaar lag er een diepe ernst, ja, eene nitdrukking, die men bijna aan norschheid had kannen toeschrijven, op haar jeugdig gelaat, maar dat behoorde in zekeren zin bij den zuiver klassieken vorm van het edele profielwaarin elke lijn haast even schoon en zuiver was. Ook de moeder van Carla von Doning kon men het dadelijk aanzien, dat zij eens zeer schoon ge weest moest zijn al ontbrak reeds sedert lang aan dat trotschestrakke gelaat de eigenaardige bekoorlijkheid der jeugd. Toen de stoet het kerkje della Croce bereikt had, wist graaf Schoddyn het zoo aan te leggen dat zijn kening laat en allen met denzelfden maatstaf meten wilof uitgaat van een ideale beschouwing van de mensehelijke natuur, die de werkelijkheid uit het oog verliest. Twee uiterstenbeiden even bedenkelijk en gevaarlijk." Aldus de beer P. H. Hngenholtz Jr. in zijn opstel „Christelijk socialisme" in de Stemmen uit de Vrije Gemeente. „Hoe dan tusschen die beide uitersten de hoogere eenheid te vinden vraagt hij verder en zijn antwoord luidt„Wat ik het christelijk socialisme noem, wijst ons daartoe den weg. Het christendom toch stelt twee beginselen met gelijken nadruk op den voorgrond. Het predikt de hooge waarde van den menschvan iederen mensch, ook van den kleine en zwakke, van den eenvoudige en geringe. Niet één van deze kleinen mag verloren gaan. Blijdschap is er in den hemel over eiken zondaar die zich bekeert. Maar het predikt evenzeer het recht en de waarde der gemeenschap. Zijn evangelie is een evangelie des koninkrijks. Eén lichaam is de menschheidwaarvan elk lid zijn plaats zijn rang en roeping heeft." Wat ik het Christel ij k socialisme noem, zegt de heer Hngenholtzen hij haast zich om te voorkomen dat wij hem verkeerd zouden ver staan. Christelijk socialisme bedoelt hij niet in den zin van de werklieden-vereeniging Patrimonium„die het eenige redmiddel van de maatschappij vindt in den terugkeer tot de leer der Dordtsche vaderen tot het oud-Gereformeerde kerkgeloof"; ook niet in den zin van den Berlijnschen prediker Stöeker„voor wien het christendom niets anders is dan Jodenhaat en anti semitisme"; evenmin in den zin van den aartsbisschop von Ketteler „die de arbeiders als een eenig man wil opnemen in den schoot der alleenzaligmakende Moeder kerk." De schrijver wil dus allerminst eenige uit sluiting of verbrokkeling van het volk naar gelang van kerk of geloofsbelijdenis. Wij evenmin. Ieder blijve daarin volkomen vrij niet alleen, maar ieder eerbiedige daarenboven de gevoelens van zijn buurman al ver schillen zij van de zijne. Verschillend van geloof, leven wij in ééne maatschappij en hebben wij gemeenschap pelijke maatschappelijke belangen. De volkseenheid wordt door niemand ontkend en evenals wij geroepen zijn, wanneer ons volksbestaan of zijn onafhankelijkheid wordt bedreigd naast en met elkander ons land en zijn vrijheid te verdedigenevenzeer zijn wij verplicht op maatschappelijk gebied gezamenlijk en met vereende krachten het welzijn van het Nederlandsehe volk te behartigen. Wij zijn Roomsch Gereformeerd of Jood, orthodox of modern, maar wij zijn tevens Nederlanders, burgers zonen en dochteren van één groot gezin lidmaten van ééne groote vereeniging van het Neder landsehe volk. Verbrokkeling van krachten, afscheiding, verdeeling in kleine kringetjeswaar het algemeene i maatschappel.jke belangen geldt, verzwakt niet alleen, maar bevordert ouderlingen naijver, die zeker niet altijd edel blijftonderlinge twist en onderlingen strijd waarin de tijd en de kracht verloren gaan die bij paard dicht naast den ezel dien freule von Doning bereedgedrongen werd. „Laat ons een weinig achter blijven, Carla", fluisterde bij bet meisje toe„ik zou gaarne een paar woorden met u spreken." Oogenhiikkelijk voldeed Carla aan het bijna als een bevel klinkende verzoek wel fronsten zich hare wenk brauwen nog sterker en kregen hare oogen eene nog ernstiger en strenger uitdrukking dan te voren maar zij gehoorzaamde toch ongeveer op dezelfde wijze als waarop eene dochter haren strengen stiefvader gehoor zaamt uit vrees. „Ik zal u niet lang opbonden ma chère", zei de graaf en zette zijn paard aan, zoodat de afstand tusschen hen en de overigen die vooruit redennog grooter werd, „ik zie mij echter genoodzaakt u mede te deelen, dat ik het besluit genomen heb, om in het begin der volgende week naar Duitschland terug te keeren. Tot mijnen spijt heb ik mevrouw uwe moeder vandaag nog niet onder vier oogen te spreken kunnen krijgen, anders bad ik ook haar stellig reeds mijn plan medegedeeld.' De bovenlip der trotscbe jonge dame krulde zich verachtelijk. „Gij weet immers wel, dat het u volkomen vrij staat, om Italië te verlaten wanneer het u goeddunkt", ant woordde zij kortaf en zoo onverschillig mogelijk. „Ik ben zeker wel de laatste die u weerhouden zou." „Daarvan ben ik overtuigd", smaalde Schoddyn met bijtenden spot„ongelukkig hebt gij niet altijd hoe hoog ik u overigens ook vereerden noodigen invloed op myn doen en laten. Intnsscben mag ik u niet verhelen, dat de eigenlijke reden van mijnen plotselingen terugkeer naar Duitschland uitsluitend en alleen gelegen is in.... u en in niemand anders." „Graaf l" N'échauffez-vous pasma belle baronne ik wind mij immers evenmin opUwe mama heeft n sedert Maak u niet warmschoone baronnes. samenwerking tot het gemeenschappelijk doel konden worden aangewend. Liefde tot de naaste is het groote christelijk gebod en kan een christen op de vraag wie zijn naaste isooit een ander antwoord geven dan daarop eens voor altijd is gegeven in de gelijkenis van den barmhartigen Samaritaan Onder het socialisme dat hij christelijk socialisme zou willen noemenverstaat de heer Hugenholtz „die richting in het gemeenschapsleven die het individuëele en sociale leven steeds meer in harmonie zoekt te brengen door het persoonlijk belang én bezit aan de gemeenschap dienstbaar te maken en voor zooveel noodig ten offer te brengen." Inderdaad wordt alle zelfzucht door het christendom veroordeeld en wanneer men let op het christelijk voorschrift om zijn goederen te beheeren als een goed rentmeester ec zijn naaste lief te hebben als zich zeiven kan men moeilijk be twisten dat de naam van christelijk socialisme alleszins gepast is voor een gezindheid en een richting die bij alle zorg voor zich en zijn gezin verbiedt ooit de belan gen zijner medemensahen uit het oog te verliezen, maar ons noopt om te trachten die met de onze in overeen stemming te brengen. Had die gezindheid de mensch heid meer beheerschtwij zouden minder met sociale vraagstukken te tobben bebben en den dwang der wet niet behoeven in te roepen. „Al het uwe is het mijne", zegt de ongodsdienstige sociaal democratieen men laat er het christelijk socialisme op antwoorden„Al het mijne is het uwe." Uitmuntend; en als het Christelijk socialisme meer de daad bij het woord had gevoegd zou waarschijnlijk de sociaal-democratie nooit zoo ge sproken hebben. Te recht komt de schrijver in verzet tegen een rich ting die de godsdienstige en zedelijke opvoeding des volks verwaarloost of haar beschouwt als een verouderd hulpmiddelvoor onzen tijd van geen belangen de toeneming van stoffelijk bezit ol zinnelijk genot tot haar hoofddoel maakt. Hij herinnert ons aan die woorden van een prediker van bet Christelijk socialisme bij uit- nemenheid van Manrice die in 1850 in Engeland de „Christen-Socialist" oprichtte als orgaan zijner richting, en verklaarde voor den werkman geen heil te verwaohten dan van zijn verstandelijke en zedelijke verheffing. „Wij hebben er nooit aan gedacht" schreef Maurice „dat de klasse kon gebaat worden door haar arbeidend karakter te verliezen, door zich te gewennen aan weelde en gemak. Wij dachten veeleer, dat allen de eer biedwaardigheid van den arbeid en den zegen van zelf- beheeraching moeten leeren kennen." Hij voegt er echter bij dat zij tot de armsten en ellendigsten niet durfden spreken van verstandelijke en zedelijke verbete ring zonder belangstelling te toonen in hun stoffelijk welzijn en hun arbeid. Instemming verdient ongetwijfeld het doel dat vol gens den schrijver het christelijk socialisme zich voor stelt „dat het gemeenschapsleven door het geloof aan zedelijke idealen gedreven en bezield steeds inniger en waarachtiger wordedat de Staat op zijn terrein eenigen tijd in de geheimen van onze overeenkomst in gewijd en er u meer dan eens op gewezen, dat ik nooit, om niets ter wereld zelfsvan onze vereeniging zal afzien; zij heeft u vermaand, gecmeekt, bezworen, om a in het onvermijdelijke te schikken en gij hebt het haar beloofd, doch uw woord niet gehouden. Al voelt ge ook al geene groote liefde voor mij, welnu, als dat niet anders kanzal ik mij ook in die teleurstelling weten te schikken, hoe zwaar het mij ook valle, maar boe gij ook overigens over mij oordeelen moogt, ik heb toch het reoht om van u te verlangen, dat gij mij, tenminste voor het oog der wereld, die achting betoont, die iedere jonge dame aan eenen man van eer verschuldigd is. Inderdaad, het was wel een hoogst ongelukkig toeval, dat gij juist in dezen tijd eenen uwer oude vereerders moest ontmoeten, maar Carla wendde haar gelaatdat zij terwijl Schoddyn sprak, voortdurend naar den anderen kant gekeerd hield, bij deze woorden plotseling naar baren geleider. Zij werd bloedrood van toorn en op strengen tooa beet zij den vermetelen spotter toe „Laat den heer von Plettow buiten spelals ik u verzoeken mag. Ik beb u nooit verheeld dat hij mij eens zeer na aan het hart lag maar n ook evenmin verzwegen, dat die liefde voor hem thans dood is, vol komen dood en dat wel sedert den dagwaarop ik tot mijne innige droefheid vernam, dat hij in mij alleen de rijke erfdochter liefhad en niet mijzelven. Maar boe dat ook zij ik wil nietdat gij zijnen naam die mij eens boven alles dierbaar was mengt in uw ge sprek door u te worden beschimptis eene al te harde straf voor een eerlijk man Schoddyn werd plotseling doodsbleek bij dezen grie- venden smaad doch bij bedwong zich ras en wist in éénen oogwenk zijnen mond te plooien tot eenen boos- aardigen lach. Tamelijk koelbloedig gaf hij het meisje ten antwoord „Wel, wel, Carla, gij zijt wezenlijk vandaag weer de beminnelijkheid in eigen persoon. Trouwens ik begin

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 1