No. 133.
Negen en tachtigste Jaargang.
1887
ZONDAG
6 NOVEMBER.
Onze particuliere spaarbanken.
Almahadi's nalatenschap.
Prijs der gewone Ad verten tiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, DondGrdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS-
TEE ZOON.
Sedert 1 April 1881 mag ons vaderland zich ver
heugen in het bezit eener Eijkspostspaarbank een in
stelling die vóór dien tijd alleen in Engeland België
en Italië werd gevonden en die na dien tijd nog in
geen andere landen dan in OostenrijkFrankrijk
Hongarije en Zweden en Noorwegen is tot stand
gekomen. Vóór de invoering der postspaarbank bloei
den in vele gemeenten reeds de spaarbanken door de
departementen der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
opgericht of op haar voetspoor door particulieren in
het leven geroepen. Het nut der Eijkspostspaarbank
tan moeilijk meer worden betwist. Alleen de omstan
digheid reeds dat vroeger in verreweg de meeste ge
meenten geen spaarbank bestond terwijl tegenwoordig
overal in het land dagelijks de gelegenheid bestaat om
zijn spaarpenningen ouder den waarborg van den staat
te beleggen stelt dat nut boven twijfel. Of wie zal
nog willen vragenof deze instelling eigenlijk niet
overbodig is en veilig achterwege had kunnen blijven
wanneer hij verneemtdat er bij baar reeds 160,000
boekjes in omloop zijn waarop een kapitaal van 10%
millioen gulden is ingeschreven P Het gebruik van de
Eijkspostspaarbank is regelmatig toegenomenen er
bestaat geen reden om er aan te twijfelen dat die
toeneming nog lang zal voortduren. Sedert Januari
1886 is bet aantal boekjes met ongeveer 44 duizend
en het kapitaal der ingeschreven gelden met omstreeks
vier millioen gulden vermeerderd.
Hoe is het intusschen met de particuliere spaar
banken met de spaarbanken van het Nut gegaan
Zijn die overbodig geworden en opgeheven, omdat zij
geen reden van bestaan meer hadden Zijn al deze ster
ren verbleekt, toen de zon opkwam Geenszins; en dat
kon ook niet worden verwacht. Die spaarbanken hadden
over het algemeen een te goeden naam en genoten een
vertrouwendat zij gedurende een bestaan van vele
jaren ruimschoots hadden verdiend. In haar bestuur zaten
mannen die hare belangen met ijver en toewijding be
hartigden die niet vertraagden om den lust tot sparen
aan te wakkeren bij hen, in wier belang de spaarbanken
inzonderheid werden opgerichten om deze goede ge
woonte in elk gezin waarin zij was doorgedrongen, te
bestendigen. Was het te verwachten, dat de deelnemers
in deze spaarbanken aanstonds hunne inleggelden zouden
terughalen om ze naar het postkantoor te brengen, en
dat alle ingezetenen die zich voor de eerste maal een
spaarbankboekje aanschaften anders zouden handelen
dan hunne medeburgers' reeds zoovele jaren met goed
gevolg hadden gedaan Twee redenen hadden hen daartoe
kunnen brengen gebrek aan vertrouwen in de bestaande
spaarbanken en hoogere rente bij de Eijkspostspaarbank;
4)
Don José was vóór ongeveer een jaar in het pensionaat
opgenomen. De professor kende den vader van José
reeds van vroegerAlfonso Pacheco de Santa Madre
had met een hem toevertrouwd kavalerieregiment in
Salamanca gelegen en was daar met Garciloso bevriend
geweest. De oude Pacheco was een dapper soldaat; hij
had met behulp van den bisschop Don Luis de Boliuga
de stad Murcia tegen eene vijfvoudige overmacht ver
dedigd en een jaar later met driehonderd landsoldaten
eene geheele engelsche vloot uit de haven van Alicante
verdreven. De zoon scheen echter de voetsporen van
zijnen dapperen, eerlijken en onbaatzuchtigen vader niet
te willen drukkentenminste men zeide, dat Don José
gedwongen was zijn vaderland te verlaten, wilde hij
er niet op onaangename wijze met de politie in aan
raking komen. De oude Pacheco herinnerde zich
dat zijn vriendde professor Garcilosohem eens ge
schreven haddat hij in Keulen een pensionaat had
opgericht, en daarheen werd dus José op bevel van
zijnen vader gezonden, om „mores" te leeren, voor hij
de hem toegedachte diplomatieke loopbaan begon.
Men kon niet bewerendat Don José zich spoedig
de genegenheid zijner medeleerlingen wist te verwerven,
öarciloso's pensionaat droeg baren naam Peneion
internationale met het volste recht; behalve verscheidene
duitschers, bevonden zich een jonge Franschman-, een
Hollander, een Eus, een Eoemeensche prins, een poolsche
edelman en een Deen, de zoon van eenen rijken reeder,
in het huis van den professor. Met al die jongelingen
van zijnen leeftijd stond Don José echter volstrekt niet op
eenen goeden voet. Hoofdzakelijk was het zijne kwetsende
hoogmoeddie hem van zijne makkers vervreemde.
Hij trok er zich echter weinig van aan zoo alleen te
staan Don José was niet iemanddie spoedig toena
maar geen van beide was aanwezig. Het vertrouwen was
ongeschokt, en de rente, die de Nutsspaarbanken
uitkeerden, was in den regel hooger dan die de Eijks
postspaarbank gaf.
De ondervinding sedert 1881 opgedaan heeft hen in
het gelijk gesteld die beweerden dat de particuliere
spaarbanken ook naast de Eijkspostspaarbank konden
en zouden blijven bestaan. De som van veertig millioen
gulden die bij deze banken was ingelegd is na dien
tijd niet verminderden vele dezer banften zijn niet
alleen in dezelfde mate als vroeger vooruitgegaan, maar
bij enkele was die vooruitgang zelfs sterker dan vroeger.
Omtrent de spaarbanken in Noord-Holland heeft Mr.
H. Jacobivoorzitter van het bestuur der spaarbank te
Haarlem eenige merkwaardige cijfers verzameld
waarop in de laatste aflsveringen van de Economist de
aandacht is gevestigd. Bij het einde van het jaar 1875
waren er bij de spaarbanken in de provincie Noord-
Holland 36.300 inleggers met een gezamenlijk tegoed
van 3% millioen gulden. Bij het einde van 1886 wa
ren deze cijfers geklommen tot 54.800 en 5% millioen.
In April 1881 werd de Eijkspostspaarbank geopend
en ofschoon deze instelling bij het einde van 1885 een
getal van 27.400 inleggers telde met een tegoed van 1%
millioen gulden, waren op hetzelfde tijdstip de inleggers
bij de particuliere spaarbanken ia de provincie 67.300
in getal met een tegoed van ruim 8'U millioen. In
het eerste vijftal jaren bedroeg de vooruitgang bij de
particuliere spaarbanken in Noord-Holland alzoo 18.500
inleggers en 2 millioen, en in het tweede vijftal,
niettegenstaande de concurrentie van de Eijkspostspaar
bank 12 500 inleggers en 2*U millioen.
Intusschen maakt de heer Jacobi opmerkzaam op een
verschijnsel dat zich in den hsatsten tijd bij de Nuts-
apaarbauk te Haarlem heeft voorgedaan. Gedurende
het jaar 1886 is het aantal inleggers verminderd van
4872 op 4859 en het gezamenlijk tegoed van ruim
f 778.000 op ruim f 766.000. De vermindering van
het aantal inleggers is onbeduidend meer aandacht
verdient de vermindering van het belegde kapitaal.
Waaraan is zij te wijten Zij spruit volgens den heer Ja
cobi uitsluitend voort uit het terugbetalen van vele
groote inlagen waaruit blijkt dat de spaarbank meer en
meer beantwoordt aan haar doelde bewaring van ei
genlijke spaarpenningen. Niet de oprichting der stui
versspaarbank van den Volksbond in 1880 en der
Eijkspostspaarbank in 1881 was van die vermindering
de oorzaak. Van 1881 tot 86 werd er doorgaans nog
meer ingebracht dan van 1875 tot 80 maar er werd
in de laatste jaren veel meer terugbetaald dan vroeger;
en dat ligt, zegt de heer Jacobi, in den aard der zaak
en beantwoordt geheel aan het doel der spaarbanken,
In de eerste jaren eener spaarbank is natuurlijk inleggen
de hoofdzaak wel worden ook tijdelijk b. v. tegen
den winterkieine bedragen teruggenomen maar men
laat toch zooveel mogelijk staan naarmate echter de
inlagen toenemenworden ook de terugbetalingen be
langrijker, en hoe ouder de spaarbank wordt, hoe meer
dering zocht eu zou die dientengevolge ook niet zoo
spoedig vinden. Hij had aan zichzelf genoeg.
De jonge Spanjaard had een helder verstand eu daar
hij tegelijk in hooge mate eerzuchtig was, wijdde hij
zich met ijver aan zijne studiën. Over het geheel was",
gedurende zijn verblijf bij Don Manuelo, weinig te merken
van de dwaze streken waarom hij naar men zeide
zijn vaderland had moeten verlaten. Hij vermeed angst
vallig alle vermaken en uitspanningen der jeugd, waaraan
zijne kameraden zich naar hartelust overgaven, hield veel
van verre en eenzame ritten of wandelingenzat soms
gansche dagen lang over zijne boeken gebogen en zijn
eenige uitspanning was het verkeer met zijne landge-
nooten, de familie Garciloso.
Evenals alle Spanjaarden kon Don José ook zeer
vriendelijk en voorkomend zijn, wanneer hij slechts wilde.
En hij was dit steedswanneer hij zich in den kring
van menschen bevond, die hij gaarne zag of die hij met
het een of ander zelfzuchtig oogmerk voor zich wilde
innemen. Zoo maakte hij de dweepzieke Donna
Dolores, tot niet geringen trots dier dame, geweldig het
hof en wist de professor handig in zijne zakken te tasten,
en dat alles om in de gunst der schoone Pasquita te
komen. Het vijftienjarige meisje was natuurljjk het
onbereikbare ideaal der gezamenlijke leerlingen van Don
Garciloso. Door elk hunner werd zij aangebeden
en ieder meende de eenige bevoorrechte te zijn. Voor
kleine attenties was Pasquita dan ook volstrekt niet
ongevoelig, doch natuurlijk mochten hare tante en haar
in deze dingen dubbel strenge vader daarvan niets weten.
Pasquita nam even gaarne het lekkers aan, dat de jonge
Franschman haar bij den aanvang van elke maand van
zijn zakgeld kocht, als zij zich verheugde over keurige
ruikers van jonker von Krachwitzof over de broches
en dergelijke snuisterijen die Don José haar nu en
dan ten geschenke gaf.
Ondanks deze algemeene bewondering, waarin zieh de
schoone Pasquita in haren kleinen kring verheugde en
ondanks de algemeene gunstdie hare jeugdige aan-
terugbetalingen er voorkomen van in vorige jaren be
legde en allengs grooter geworden sommen. En dat
is goed ook de spaarbank is bestemd voor het sparen,
het rentegevend maken en doen aanwassen van kleine
sommen. Bij de Eijkspostspaarbank is daarom bepaald
dat van bedragen boven de f 800 geen rente wordt
betaald. Groote sommen kunnen allicht voordeeliger
worden belegd en wanneer zij worden gebruikt voor
een bedrijf een kleine handel of eenige industrie, zoo
veel te beter. Zóó alleen kan het geld werkelijk vrucht
dragend worden en de gelegenheid openen om zich
een middel van bestaan te verschaffen. Inleggers in
de spaarbank kunnen niet leven als renteniers. De
rente moet aan de hoofdsom worden toegevoegd, en als
de hoofdsom tot zeker noemenswaardig bedrag is aan
gegroeid, moet zij gebruikt worden om meer te verdienen.
Maar ook van kleine sommen nemen volgens het
verslag van den heer Jacobi bij de spaarbank te Haar
lem de terugbetalingen toe, Dit verschijnsel is beden-
keiijker. Sinds 1886 is derante verlaagd tot op 2J percent.
Dit ban er veel toe hebben bijgedragen om de grootere
sommen uit de spaarbank terug te nemen en op een
andere wjjze te plaatsen waarover, zooals wij reeds
opmerkten niemand behoeft te treuren maar voor
kleinere sommen is de verlaging van de rente van te
weinig beteekenis om er het toenemen der terugbe
talingen aan te kunnen toeschrijven. Hier bestaat maar
al te veel reden om te gelooven dat de onderstelling
van den heer Jacobi gegrond is en dat de toene
mende terugbetalingen van kleine sommen getuigen
vau „min gunstige maatschappelijke toestanden hetzij
werkelijk de nood dringe om de spaarpot aan te spre
ken hetzij de kracht vermindere om zich ter wille van
de toekomst eenige opoffering van oogenblikkelijk ge
not te getroosten." Inderdaad zou het een al even
bedroevend zijn als het andere. Zijn de tijdsomstandig
heden zoo slechtdat ook velen die vroeger min of
meer geregeld een kleinigheid konden afzonderen voor
hun spaarbankboekjetegenwoordig daarentegen ge
noodzaakt zijn dezen spaarpot aan te spreken wie zou
er niet om treuren en hartelijk wenschen dat een gun
stige verandering niet lang moge uitblijven! Maar ook
als het andere waar mocht zijn als de lust om uit te
gaangenoegens te smaken en van het leven te ge
nieten belangrijk is toegenomen en het geld aan de
spaarbank onttrektis er niet minder reden tot be
zorgdheid want die lust zou onder gunstiger tijdsom
standigheden nog meer toenemenen er is groote
zedelijke kracht toe noodig om slechte gewoonten te
overwinnen. De gewoonte is inderdaad een tweede
natuur, en het is nu eenmaal niet andersdie sparen
wil moet zuinig wezen.
De maandelyksche opgaven omtrent de particuliere
spaarbanken in de Economist bewijzen ten aanzien
van de JNuts-spaarbank te Haarlem dat de teruggang
nog altijd voortduurt. Terwijl in het jaar 1886 de
terugbetalingen de inlagen overtroffen met f 39.245
bedroeg dit verschil in de eerste negen maanden van
bidders van haar genoten, was het toch slechts Krach
witz, op wien Don José werkelijk ijverzuchtig was. Hans
Kaspar was een beeldschoone knaap evenals Don Joté,
en toch op eene geheel andere wijze. Forsch en flink
gebouwd als hij was, zag hij er in zijn met Ieder door
werkt wambuis dat hij met voorliefde droeg en met
de hooge laarzen, die bij hem de plaats van zijden kousen
bekleedden, meer als een dolende ridder dan als een
student uit. Het frissche gelaat van den twintigjarige
met zijne eerlijke blauwe oogen was vol uitdrukking en
gaf hem iets mannelijksfiers en krachtigsalleen de
oogen hadden nog hunno zachte kinderlijke uitdrukking
behouden.
Hans Kaspar was een wees. De Krachwitz's be
hoorden tot een overoud adelijk Pommersch geslacht
dat zich in den loop der eeuwen over geheel Duitsch-
land verbreid had. Kort na het einde van den dertig
jarigen oorlog had zich de Bargsbachsche lijn van dit
geslacht in de Eijnlanden gevestigd. De oudste van dit
huis, ook een Hans Kaspar, met den bijnaam „Schlud-
derjang" had bij eene overrompeling door de Zweden
bijna zijn geheele vermogen verloren en zoo moest hij
met het hem overgebleven kleine kapitaal verder zien
rond te komen. Daar het hem echter hinderdedat
hij zich te midden zijner van de zweedsche vriendelijkheid
verschoond gebleven verwanten zou moeten bekrimpeD,
vertrok hij uit zijne geboorteplaats en kocht aan den Bijn
op voordeelige voorwaarden een klein landgoed waar
de Bargsbachsche lijn weer opnieuw tot bloei kwam.
Hans Kaspar behoorde tot het Bargsbachsche huis.
Zijn vader was een echte landedelmanrnw en rond
trouwhartig en eerlijk; zijne moeder eene burgerdochter
uit eene Keulsche koopmansfamilie. Om hunnen Hans
Kaspar eene betere opvoeding te kannen geven en hem
toch altijd in hunne nabijheid te hebbenverkochten
zijne ouders het goed het heette Jabesche en lag
ongeveer vijf mijlen ten noorden van Keulen en
volgden hem naar de stad. Twee jaar later brak in
Keulen eene yreeselijke ziekte, door de geschiedschrijvers