Bimieidèutb.
VEREENIGDE STATEN. Uit de bijzonderheden
in de bladen vermeld omtrent de voltrekking der dood
straf aan de vier anarchisten te Chicago blijktdat
Parsons met moed het schavot beklom dat Engel aan
een overheidspersoon nog eene aardigheid vertelde, waar
over hij zelf hartelijk lachte dat Spies bij het aandoen
van het dwangbuis zeide: ons ztoijgen zal meer indruk
makendan eenige toespraak. Engel riep met luider
stem Leve de anarchie Fiseher deze dag is de schoonste
mijns levensParsons begon eene toespraakO, gij
mannen en vrouwen van mijn dierbaar Amerika maar kon,
door aandoening overmand niet voortgaan.
ZUID-AFRIKA. De kafferkoning Dinizula verge
zeld van een paar honderd zijner volgelingen heeft
zich den 13 te Ekowe aan den gouverneur vaa Natal
onderworpen.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamee.
In de zitting van den 14 zijn nog ingekomen de
staatsrekeningde rekening van het veatingstelsel en
het verslag betreffende he< armbestuur over 1885. De
heer ar, I. A. Levy nam na onderzoek zijner geloofs
brieven en beëediging, zitting. Den 16 vangt de be
raadslaging over verschillende kleine ontwerpen aan.
Den 15 zou des namiddags te 3 uur het eindverslag
over de indische begrooting worden uitgebracht.
Aan het regeeringsantwoord op bet Kamerverslag
omtrent de indische begrooting voor 1888 wordt o.a. het
volgende ontleend
Als gevolg van het mislukken van den opiumoogst
van 1887 kan in 1888 niet zooveel Levantsche opium
worden aangeschaft als waarop gerekend was, weshalve
zooveel meer zal zijn aan te schaffen. Tot dat doel is
de post daarvoor met f 205 000 verhoogd.
Er is voorgesteld om het laboratorium dat ten be
hoeve van het aan prof. Pekelharing en dr. Winkler
opgedragen onderzoek naar de berri-berri in bet militair
hospitaal te Weltevreden is ingericht, tot eene blijvende,
onder burgerlijk beheer staande inrichting te verheffen
voor onderzoekingen op het gebied van pathologische
anatomie en bacteriologie, waarvoor aanvankelijk f 22.000
per jaar noodig zullen zijn.
Het voornemen bestaat om den termijn gedurende
welken erfpachters van woeste gronden op Java vrij
stelling van verponding genieten, van 5 op 10 jaar na
het jaar van uitgifte der gronden te brengen en om
van 1 Januari 1888 af geen hoofdgeld meer te heffen
van de arbeiders op de in erfpacht uitgegeven gronden.
Op het tot Sumatra's Westkust behoorende eiland
Engano zal een vertegenwoordiger van het Nederlandsch
gezag gevestigd worden een inlandsch opziener onder
toezicht van den controleur der afdeeling Kroë die
eens per 3 maanden zich naar Engano zal begeven.
Tengevolge van de voltooiing van den spoorweg
Djokjokarta-—Tjilatjap is het bezwaar opgeheven tegen
de verplaatsing van bet garnizoen te Tjilatjap, waar het
door het slechte klimaat aanhoudend groote verliezen
leed. De infanterie-bezetting wordt naar Kedong Kebo
en de artillerie-bezetting naar Saiatiga verlegd.
Een wetsontwerp is ingediend tot wijziging der
indische begrooting voor 1886, strekkende om tekorten
op sommige posten ad f 1.129,000 te vinden door even
redige vermindering van andere posten o. a. is er een
tekort van f 630.000 in verband met de talrijke ver
anderingen bij het leger ten gevolge van de berri-berri.
De begrooting van het pensioenfonds voor burgerlijke
ambtenaren, diepst 1888, bedraagt 1.776 500. Voor
1887 is vermoedelijk 510.000 voor pensioenen noodig
en voor 1888 wordt 570.000 geraamd. Op 1 Januari
in dorre woestenijen verkeeren. En wat zal eindelijk,
wanneer vorsten en volken moe gestreden zijn, de oogst
zijn, die ontkiemt nit dat bloedige zaad
Ripperda keek met half gesloten oogen naar boven
en een zonderlinge glimlach speelde hem om den mond.
„Een keizerrijk Europa", antwoordde hij zacht als
voor sich zeiven. „Er zal een tijd komen, dat Frank-
rijk's overmacht in de schaduw zal gesteld worden door
de nieuw gevormde spaansch-oostenrijksche monarchie,
en is dit doel eens bereiktdan zal het geen moeite
kosten om ook de kleinere staten te doen buigen voor
den troon van Madrid." Ripperda schrikte plotseling
op en borst daarop in eenen luiden lachbui uit. „Ik
ben verdwaald geraakt in 't rijk der phantasie", sprak
hij met eene geheel andere stem. „Lieve hemeler
kan nog menige golf in den oceaan stroomen, voor aan
de vervulling van dezen wensch gedacht kan worden.
Laten wij liever praten over dingen, die meer onder
ons bereik liggen
Baron van Ripperda stamde af vau een zeer oud en
aanzienlijk geslacht, dat, volgens oude oirkonde, reeds in
1474 in den adelstand verheven was. Hoewel zij oor
spronkelijk gevestigd waren in het Bisdom Minden
vestigde een zijtak van het geslacht zich later in Oost-
Friesland en Groningen en zelfs in andere provinciën
van de Nederlanden, waar zij een uitgebreid grondbezit
verkregen.
Johan Willem van Ripperda, de politieke vriend van
den bekenden spaanschen agent, die in Keulen als
professor Garciloso bekend stond, was in het jaar
1680 geboren in het aan zijn geslacht toebehoorende
stadje Pettkum in Oost - Friesland. Zijn vader liet
den geestelijk zeer bevoorrechten knaap opvoeden in
het Jezuiten-Collegie te Keulen en hield hem daarna
bij zich op zijne heerlijkheid Roolgeest in Groningen,
om een landbouwkundige van hem te maken. De jonge
baron toonde evenwel geene bijzonder groote belang
stelling voor de geheimen der landhuishoudkunde; zijn
scherp verstand en zijne veelzijdige talenten streefden
naar een ander bercepwaarin zijne groote bebwaam-
1887 telde het fonds 15.073 ambtenaren met grond
slagen voor pensioen van f 15.729.097. De bijdragen
voor pensioen worden in 1S88 geraamd op f 650.000;
de te kweeken renten op f 1.115.000.
Het kapitaal van het fonds bedroeg op 5 Juli 1887
f 30.279.000 2|, 4 644.850 3 en f 5.102.900 3* pet.
inschrijving op het grootboek.
De minister van financiën deelt in zijn antwoord
omtrent hoofdstuk VII B o. a. mede, dat de vertraging,
die de indiening der wetsontwerpen betreffende het
pensioenfonds heelt ondergaan van hem geheel onaf
hankelijk was. In Mei 1.1. zijn aan Je verschillende
departementen van algemeen bestuuraan het bestuur
van het weduwenfonds voor de departementen en den
raad van toezicht over het burgerlijk pensioenfonds
exemplaren van voorloopige ontwerpen van wet om
bericht gezonden. Daarop zijn onderscheidene hoogst
gewichtige adviezen, het laatste den 12 Augustus 1.1.,
ingekomendie eene nieuwe overweging omtrent de
hoofdbeginselen van dit moeilijk onderwerp noodzakelijk
maakten. Tot dat einde is in September een kort over
zicht dier adviezen aan onderscheidene hoofden der
departementen van algemeen bestuur verzonden dat
thans in den raad van ministers wordt behandeld
waarna de zaak, Daar hij vertrouwt, weldra baar beslag
zal krijgen.
In het antwoord der regeering op hoofdstak VII A,
verklaart zijdat ernstig overwogen is of ook hier te
lande, evenals in Italië, de rijks postspaarbank niet zon
kunnen worden benuttigd tot het rentegevead beleggen
van geconsigneerde gelden. Alvorens omtrent die vraag
eene beslissing te nemen, wenschte zy de behandeling
van het wetsontwerp tot wijziging der verlenging van
het octrooi der Nederlandsche Bank af te wachten. De
aanzienlijke kassaldo's, waarop in het voorloopig verslag
gewezen wordt zijn hoofdzakelijk het gevolg van de aan
wezigheid van gelden, uit de indische middelen voort
vloeiende, waarop niet gerekend was.
De regeering zegt, in haar antwoord op het verslag der
Kamer omtrent de wet op de middelen dat zy geen vrijheid
vindt het tarief van sluisgeld aan de Oude-Staphorater-
sluis te veranderen, waardoor eene eenigezins aanmerke
lijke verlaging der opbrengst zou ontstaan. Zij heeft dus
te kiezen tussehen behoud van de tegenwoordige on
gelijke heffing van 5 en 1% cent per M8 en invoering
van een uniformrecht voor alle schepen van ruim 3%
cent per M5, waardoor de opbrengst ongeveer gelyk
zou blijven. Verschillende omstandigheden verbieden
tot de invoering van het uniformrecht te besluiten.
Er heeft nog geene aanleiding bestaan om bij de
belgische regeering terug te komen op de vrijstelling
van loodsgelden op de Schelde.
De minister van oorlog blijft van oordeeldat eene
verhooging van de bijdrage der kadetteu aan de Kon.
Mil. Academie onraadzaam isterwijl bij den minis
ter van marine de vraag, in hoever het met de belangen
van den dienst is overeen te brengen, om de bijdragen
voor de opleiding der adelborsten voor den zeedienst en
het korps mariniers en voor de adspirant administrateurs
voor de nieuw aan te stellen jongelingen te verhoogen,
nog steeds eea punt van overweging uitmaakt.
De Viaardinger logger van der Ven schipper
G. Goedknegt heeft de bemanning van de Sehevening-
sche bomschuit Argo, ten getale van 9 man, van welke
schuit de aankomst reeds eenige dagen te vergeefs ge
wacht was, te Vlaardingeo aan wal gebracht. Genoemde
bomschuit was den 3 door zware stortzeeën zoodanig
beschadigd dat zij spoedig vol water liep en de bceg
ingestooten werd zoodat de bemanning niets anders
dan den dood voor oogen had. In dezen toestand werden
zij door schipper Goedknegt ontdekt en gered.
heden meer tot haar recht konden komennaar de
diplomatie. Teneinde in Nederlandschen staatsdienst
zoo mogelijk in dien der provincie Groningen, te kun
nen tredenging bij tot het protestantisme over en
huwde zelfs, om aan dezen stap nog meer gewicht bij
te zetten eene jonge dame uit eene der aanzienlijkste
regeeringsfamiliën van Holland. Ripperda telde negen
tien zijne vrouw zestien jaar, toen hij met haar voor
het altaar tradmen kan zich dus denkenhoe het
met dit huwelijk afliep. Ofschoon de jonge barones
haren echtgenoot reeds na een jaar eenen zoon schonk,
bleven beiden elkander geheel vreemdde baronnes
leefde tot haren vroegtijdigen dood op een van Rip-
perda's landgoederen zich bezighoudende met de op
voeding van haren zoonterwijl Johan Willem zich
geheel en al overgaf aan de beslommeringen der hooge
politiek.
Wat Ripperda verwacht had, gebeurde. Zijne pogingen,
om in het openbare leven opgang te maken, gelukten.
Men benoemde hem tot overste in Hollandschen dienst,
en als zoodanig kwam bij in den Spaanschen successie
oorlog in aanraking met prins Eugenius van Savoye
die den bekwamen officier met zijne bijzondere belang
stelling vereerde. Later werd Ripperda een der invloed
rijkste leden in de Groninger Statenvergadering en
na den vrede van Utrecht droeg men hem bet voeren
der onderhandelingen op over een handelsverdrag met
Spanje. Van het oogenbhk afdat de baron den zonni-
gen bodem van het Iberische Schiereiland betrad, stond
hem zijn levensdoel helder en duidelijk voor den geest.
Wij hebben reeds doen zien, dat Ripperda een man
was van groote bekwaamheden en ongewone geestesgaven.
Slechts zoo iemand kon zich het vertrouwen verwerven
van eane zoo machtige en zoo uiterst onvoorzichtige
regeering als die der Noordelijke Nederlanden. Behalve
zijne erkende talenten, bezat de heer van Ripperda een
groot aantal andere hoedanigheden, die in onzen nieuweren
tijd, zijne loopbaan even zoovele hinderpalen in den weg
zouden leggen, maar welke in de eeuw, waarin ons verhaal
speeltslechts dienden om zijn aanzien te verhoogen.
In de eerste plaats dient hier te worden gesproken van
zijne erkende neiging tot intrigeeren, tot plannenmaken
en tot het avontuurlijke. Ripperda's karakter was in
Bij kon. besluit van den 7 is:
1°. aan eene commissie een onderzoek opgedragen
naar de wenschelijkheid eener wijziging der bij kon.
besluiten van 13 Juni 1875 (Staatsblad n°. 119) en
30 November 1878 (Staatsblad n°. 171) vastgestelde bepa
lingen tot voorkoming van aanvaringen op de rivieren,
stroomen, kanalen, reeden, havenmonden en zeegaten
des Rijks
2°. zijn tot leden dier commissie benoemd de heeren:
H. S. J, Rose, inspecteur van den waterstaat in de
tweede inspectie, tevens voorzitter; W. L. Feemans,
hoofdingenieur van den waterstaat, belast met den
dienst in het 6e rivier-arrondissement, te Rotterdam;
J. Spanjaard, kapt. ter zee titulair, permanent-commis
saris van toezicht voor de Scheldevaart. inspecteur van
het loodswezen in het Ce district, te Ylissingea A. de
Bruine, kapt.-luit. ter zee titulair, inspecteur van het
loodswezen in het 4e en 5e district te Rotterdam, tevens
secretaris; mr. W. A, baron van Verschuer, raadadviseur
bij het ministerie van waterstaat enz.; mr. E N. Ra-
husen, advocaat en dispacheur en Aug. M. J. Hen-
drich8, lid van de kamer van koophandel en fabrieken,
beiden te Amsterdam; J. P. J. Lucardie, lid van de
kamer van koophandel en fabrieken te RotterdamU.
O. de Jong, lid van het hoofdbestuur der schippersver-
eeniging Schutfcevaer en C. F. Cramer, secretaris der
vereeniging tot behartiging van de stoomvaartbelangen
in Nederland;
3°. te bepalen, dat de commissie haar verslag, ver
gezeld van een voorstel omtrent de eventueel te nemen
maatregelen, zal uitbrengen aan de ministers van water
staat en van marine.
In den nacbt van den 8 op den 9 is uit het kan
toor van den rijksontvanger te Groningen eene som
van ruim f 3000 gestolen. Ais vermoedelijke dader
van dien diefstal werd den 9, des avonds te 7 uren, bij
aankomst van den sneltrein uit Groningen te Zwolle
aangehouden de 24jarige D. Medema, die bij zijne over
brenging tussehen een inspecteur en een agent van
politie naar bet politiebureau in de vestibule van het
station eene portefeuille wegwierp of liever liet vallen,
welke onmiddellijk opgeraapt werd door den commissaris
van politie en ongeveer f 8000 aan back- en muntpa-
pier bleek te bevatten. Vorder werden bij hem gevonden
ruim f 500 aan bankpapier goud- en zilvergeld, een
nieuw horloge, gouden ketting en eenige nieuwe klee-
dingstukken. Als medeplichtige is verder te Groningen
aangehouden J. Servaas, op wien de aandacht gevallen
was doordat hij meer dan gewone verteringen maakte
ea betaalde met nieuwe 2% cents stukken, welke mede
juist ontvreemd waren. Volgens zijne opgaven had hij
de rest buiten de voormalige Heerepoort begraven, dat
bij onderzoek juist bevonden werd.
De gemeenteraad van Haarlem heeft den 9 met
18 tegen 5 stemmen aangenomen een voorstel van den
heer van Dieren Bijvoetom uit overweging dat de
eerlang te verwachten in werking trading van eene
nieuwe politie-verordening eene herziening der instrnc-
tiën van verschillende gemeente-ambtenaren wenschelijk
doet zijnburgemeester en wethouders uitgenoodigd
hiertoe met bekwamen spoed da noodige voorstellen
aanhangig te maken en dientengevolge buiten verdere
behandeling te stellen het voorstel van heer Huet en
de motie van den heer Macaré.
Het openbaar ministerie bij de arr. rechtbank te
Roermond beeft den 9/25 boete of 7 dagen gevan
genisstraf' geëiseht tegen den heer J. T., lid van den
gemeenteraad te Venloo, omdat hij tijdens de laatste
processie aan eenen jongeling een paar klappen toe
diende wijl deze op stoep stond te rooken.
Den 9 zijn tot hoofd-ingelandon in het bestuur
van den polder Westzaan herkozen de heeren Jb. Vis Cz.
te Zaandijk met 149 en K. Vis Az. te Wormerveer
met 97 vau de 153 stemmen en gekozen, in plaats
mi in iiianaBB—aaagB—ggMPBa—go»
zooverre de weerspiegeling van den geest des tjjds. In de
achttiende eeuw stond in alle gezelschapskringen het
avontuurlijke, het ridderlijke hoog aangeschreven en be-
heerschte zoowel het burgerlijke als het hofleven en
de kabinetten der groote mogendheden. Deze eeuw deed
karakters rijpen van persoonlijkheden, zoo eigenaardig,
zoo belangwekkend en zoo gewichtig als Saint-Germain,
Casanova, Law, Byron, Königsmarck, von Görz, Al-
beroni, Rakoczy, Stanislaus Leszinski, Menschikoff en
Karei XII van Zweden.
Ripperda was geheel een kind van zijnen tijd en zoo
was het niet te verwonderen, dat met de brandende eer
zucht, die hem verteerde, een ijdel welgevallen in glans
en weelde en eene onbeschrijfelijke voorliefde voor het
romantische hand aan hand ging. In het hoogst nuchtere
Holland waar alleen het praktische verstand op den
voorgrond trad en alles zoo regelmatig toeging als de
wijzer op een uurwerk, vond de baron weinig gelegen
heid om zijne lievelingplannen uit te werken. Hij zag
er dan ook van af, en dit viel hem te gemakkelijker, daar
zijne betrekking in Hollandschen dienst hem meer een
middel dan zijn doel was. In Spanje daarentegen, vond
de jonge diplomaat wat hij zocht; daar opende zich voor
hem eene nieuwe wereld; daar heersebte de oude rid
derlijke geest, de geest van dat avontuurlijk romantische,
dat nog niet geheel van den spaanschen bodem ver
dwenen is; daar gloorden nog de laatste stralen van
heerlijkheid uit het morgenlanddaar gaven de over
blijfselen van moorsehe gebruiken zelfs aan het alie-
daagsche die streelende bekoorlijkheid, welke men zich
in het kille Noorden niet eens denken kon. Daar
eindelijk stond destijds een man aan het hoofd der
regeering, tot wieu Ripperda zich met eene onweer
staanbare kracht aangetrokken gevoeldem^t wien
hij overeenstemde en bij wien hij ondersteuning bij
zijne hoog vliegende plannen vinden kon. Die man was
Gnilio Alberoni de tuinmanszoon uit Fiacenzadie
zich van gewoon Karmeliter monnik tot resident
van Parma en tot de intiemste vertrouweling van
koningin Elisabeth en haren gemaal koning Philips V
van Spanje, had opgewerkt.
Wordt vervolgd.