BimtettlAtsb. SPANJE. Den 16 lichtte de heer Eabriconserva tief, bij de behandeling van het adres van antwoord een amendement betreffende de militaire hervormingen toe, welke hij nutteloos noemde. Op zijne vraag, of het ministerie daarvan eene kabinetskwestie maakte antwoordde de minister van oorlog dat de bestaande legerregeling onvoldoende was. Spanje had een leger van 300.000 man noodig. De werkstakingen te Barcelona breiden zich uit. Nieuwe troepen zijn aangekomen. Mochten de werk stakingen voortduren, dan zal de staat van beleg worden afgekondigd. SERVIE. Koning Milan heeft op het adres der Skoep- sjtina geantwoord dat hij het adres niet kon aanvaarden, dewijl Oostenrijk onmiddellijk ophelderingen dienaan gaande zou hebben verlangd. Het daarin gezegde be treflende eene amnestie maakte inbreuk, op de rechten der Kroonen de Koning was niet genegen van eenige zijner rechten afstand te doen. Hij noodigde der halve de Skoepsjtina uit, met ijver de binnenlandsche belangen te behartigen en een behoorlijk beheer der geld middelen en eene goede staatkunde te bevorderen. Zij zou dan op zijnen trouwen steun kunnen rekenen, maar bij zou zonder eenige aarzeling de vergadering ontbin den, indien zij zich verder inliet met zaken, waarmede zij naar zijne opvatting zich niet in te laten had. «imihiiIIII iWlllMI UB III STATEN-GENERAAL. Tweede Kamek. In de avondzitting van den 15 stelde de heer Rooseboom als amendement voor, art. 32 (actieve zeemacht) met t 38,000 te verminderen om de oefeningen buitengaats te laten op de schaal als in 1887. De keeren Lieftinek en Reuther verdedigden dit amendement, omdat de minister niet aantoonde, dat door de oefeningen buitengaals het binnenland niet van personeel en materieel zou worden ontbloot. De minister betoogde, dat de oefeningen meer dienden tot aflossing vaii manschappen in de overzeesche bezittingen en de regeering verplicht was evenzeer voor de koloniën te zorgen als voor het moederland. Bij de stemming over het amendement staakten de stemmen 26 tegen 26. De heer Levy bestreed den post der gelden voor de Eems- werken, omdat het hier gold eene overeenkomst tusschen Nederland en Druisen, die krachtens de grondwet wettelijke bekrachtiging eischte. De heer holiman beweerdedat deze zaak reeds door de nieuwe grondwet opgelost wasdaar zij behoorde tot art. 57 (geldelijke verplichtingen). De regeering was in deze hare bevoegdheid niet te buiten gegaan. De minister van buitenlandscke zaken lichtte den post toe en verklaardedat in geen enkel opzicht aan het staatsrecht was tekort gedaan. Mocht de Kamer in het vervolg bekrachti ging eischendan kon dit geschieden. Na bespreking werd de post ten slotte goedgekeurd. Den 16 werd het amendement Rooseboom op nieuw in stemming gebracht en verworpen met 34 tegen 28 stemmen. De begrooting werd daarna aangenomen met 56 tegen 8 stem men van de heeren W. K. van Dedem, Zijlker, Gleichman, Rooseboom, van Gennep, Willink, Schepel en Keuehenius. Vooraf had de heer Rooseboom verklaard tegen het hoofdstuk te zullen stemmen, omdat door de oefeningen buiten gaats, na verwerping van zijn amendement, de binnenlandsche verdediging te water in 1888 op bedenkelijke wijze werd ver zwakt. Qp eene bedenking van den minister antwoordde de heer Rooseboom, dat bij het doorgaan van de plannen des ministers er in 1888 slechts 48 matrozen 1 en 2 klasse zouden overblijven en dat de minister de zeemiliciens de kern onzer zeemacht noemde. De minister ontkende dit laatste gezegd te hebben. Hij had gezegdze als aanvulling te beschouwen. Bij hoofdstuk VII A (Nat. Schuld) drong de heer Har- t o g h sterk aan op bet rentegevend beleggen der geconsigneerde gelden, bij voorbeeld in de rijks-postspaarbank, of tot het ter ailos- sing bestemmen der groote kassaldo's, thans 36,000,000 bedra gende. De minister van financiën antwoordde, dat over een bedrag ter aflossing niet beschikt kon worden en dat de f 1,500,000 ge consigneerde gelden niet f 42000 rente konden opleveren, omdat zij in de eerste 60 dagen geene rente gevendewijl zij onmid dellijk opgevraagd kunnen worden. Wel kon de entrepötdok- leening afgelost en een daartoe strekkend wetsontwerp zou weldra ingediend worden. Over de belegging van een deel in de rijks postspaarbank zou hij in overleg treden met het bestuur dier bank. Aangenomen met 57 stemmen tegen 1 van den beer Keuehenius. Wacht hier een oogenblikwaarde Hans Kas, mijn toilet is spoedig gemaaktwij zullen samen naar den staatsraad Dubois rijden." „Samen Neem mij niet kwalijk tante is het vol strekt noodzakelijk, dat ik met u mede ga „Maar, waarde Hans, begrijpt gij dan niet, dat uwe ontdekking van het grootste gewicht is en dat gij er uw fortuin mede maken kunt De jonker schudde het hoofd. „Neen, lieve tante", antwoordde hij, „dat begrijp ik niet. Ik acht het beneden mij, mijn fortuin te maken met eene ontdekking als deze. Wanneer ik mijn best doeom eene miedaad te verhinderendoe ik niet anders en niet meer dan wat de plicht is van ieder man van eer en daarom w js ik elke belooning daarvoor van de hand, lk heb evenwel een verzoek aan u, waarvan de inwilliging gelijk staat met eene belooning met de grootste weldaaddie gij mij bewijzen kunt. Mag ik vrijuit spreken „Ik verzoek er u om, waarde neef!" Krachwitz plaatste zich vlak voor Regina; zijne blauwe oogen schitterden en zijne waDgen werden door eenen donkeren gloed overtogen. „Ik bemin Améiie, lieve tante, en verzoek u om hare hand", sprak hij snel. „Ik wil voor haar een trouw echtgenoot zijn, ik wil haren trouwen en liefhebbenden leidsman zijn op haren weg door het leven en baar zoo gelukkig maken als in mijne macht staat. Geef mij uwe dochter tot vrouw tante, en geloof 'mij, wan neer ik u verzeker, dat ik het vertrouwen, dat gij door de inwilliging van mijn verzoek in mij toont te stellen, zal toonen waardig te zijn." Mevrouw Rigina was eenen stap achteruit getreden, maar toch liet zij hare band, welke Krachwitz gegrepen had, in die des jonkers rusten. „Ik ben zoo verrast, beste Hans, dat ik waarlijk eerst mijne gedachten eens moet verzamelen", antwoordde zij. „Hoe kon ik vermoeden dat gij voor mijne kleine Améiie werkelijk liefde zoudt gevoelen Hebt gij uw Hoofdstuk VII B (Financiën). De heer C 1 e r c x drong bij de algemeene beraadslaging op hoogere inkomende rechten aan met het oog op den grooten invoer uit het buitenland, ter wijl de heer van der Loeff indiening van de toegezegde wetten betrekkelijk het pensioenfonds in deze zitting vroeg. De heer Schimmelpenninck van der Oije (Utrecht) drong ook op die indiening aan. De minister antwoordde op dit laatstedat hij dit zeer gaarne doen zouals het mogelijk was. De vorige week waren de ontwerpen klaar gekomen, maar hij was verhinderd geweest er verder de hand aan te slaan. Den heer Clercx zou hij niet beantwoordenzijn gevoelen omtrent hooge invoerrechten was bekend. Bij de behandeling der onderdeelen werd door den heer Schimmelpenninck voor noemd aangedrongen op verbetering van het kadaster. Hij zou willen 1°. de aspirant-landmeters doen opleiden aan de polyt. school2°. vermeerderen het aantal divisiënverder hermeten die gemeentenwelke in den fransehen tijd gemeten zijnver beteren de bijbladen; regelen de kadastrale tenaamstellingen bij wet of kon. besluit; vermeerderen het personeel; het geld voor werkdat gedaan wordt voor particulierenwaterschappen of gemeenten in 's rijks schatkist storten en doen strekken tot verhooging der belooning van de kadastrale ambtenaren. De heer H a r t o g h komt op tegen den maatregel van gelijke verdeeling van het loon der landmeters voor particulier werk dat voortaan als dienstwerk zal beschouwd worden. De heer van Alphen keurt de beschikbaarstelling van rijks-landmeters tot verdeeling der marken af. Particuliere landmeters kunnen dit even goed doen. Hij vraagt, of de minister van den maatregel wil terugkomenwaardoor van particuliere landmeters het loon afgezogen wordt en rijks-ambte naren aan den dienst onttrokken worden. De minister zal met aandacht de wenken van den heer Schimmelpenninck nagaan. Fene snelle uitbreiding van het kadaster zou op vele moeielljkheden stuitenwant bij vermin dering van werk kan men het personeel maar niet weer af danken. De regeling ten aanzien van particulier werk draagt de goedkeuring weg van alle landmeters, zelfs van hen, die er geldelijk schade door lijden. Den heer van Alphen kan hij nu geen antwoord gevendoch hij zal zijne vraag nauw keurig onderzoeken. Een amendement van den heer Smeengeom f 1500 uit te trekken, ten einde aan de tegenwoordige landmeters 4 klasse de jaarwedde der 3 klasse toe te kennen, werd met 36 tegen 20 stemmen verworpennadat de minister verklaard haddie verhooging niet te kunnen aannemen. Het hoofdstuk wordt aangenomen met 53 tegen 2 stemmende heeren Smeenge en Keuehenius. Daarna ving de behandeling der begrooting voor oorlog aan. Nadat de minister den heer van der Schrieck geantwoord haddat hij niet in staat was geweesthet tekort van het garnizoen te 's Hertogenbosoli aan te vullendeelde hij op de vragen van den heer van Kerkwijk in zake dr. Gratama het volgende mede. De feiten, dien heer ten laste gelegd, waren van zoo teederen aard, dat hij daarover niet kon spreken zonder te vreezen aanstoot te geven vooral waar het geldt het lijk van een verdienstelijk officier, een jong kameraad, wiens borst met het ridderkruis versierd was. Voor zulk een lijk nam men den hoed af, maar men behandelde het niet als een onding. Hij zette de feiten uiteen. Toen bet lijk in het hospitaal werd gebrachtwas dr. Gratama niet te vinden. Hij had zijn gar nizoen verlatenzonder kennisgeving en zonder een opvolger aantestellen. Zijn opvolger was toen vrij nam het lijk op en berichtte dit den anderen dag zijn chef, die den inspecteur berichtte dat hij vergunning had gegeven tot opneming van het lijk. Toen het lijk gekist was door een bijzonderen he- dienaar der begrafenis, bleek dat riwee hospitaallakens mee waren gekist. Men bad daarvan proces-verbaal kunnen opmaken, maar de chef besloot, dat de lakens terug moesten worden gegeven Tegen alle vertoogen van den begrafenisdienaar, werd deze verplicht de lakens weer uit de kist te halen welke terstond vernietigd moesten wordenterwijl f 50 moest gegeven worden tot ontsmetting van bet vertrek. Dit zijn niet de eenige feiten, er waren nog meer van sterk vertrouwe- lijken aardwaarbij nog levende personen betrokken zijn. Dr. Gratama heeft blijk gegeven van bekrompenheid en de reglementen niet nageleefd. Hem is ruimschoots gelegenheid gegeven zieh te verantwoorden op alle feiten. Hij heeft dit niet kunnen doen, gelijk blijkt uit de stukken. Hij heeft zijn ongelijk in deze en andere feiten niet kunnen ontkennen. Waar de wet pensioneering toelaat, moest de regeering dit aangrijpen. De heer van K e r k w ij k vraagt, of 's ministers oordeel onpartijdig is en of het aangevoerde voldoende is om iemand, die 25 jaren zonder aanmerking diende, te ontslaan en te pensioneeren met f 1541 De heer Gleichman dringt aan op mededeeling der andere feiten, des noods in comité-generaal. Hij dacht, dat er slechts sprake was van 3 feiten en nu zegt de ministerdat hij op alle feiten gehoord is. Hij acht de straf te zwaar en verzekert, dat ook na het gebeurde het hem eene eer zal zijn den wetenschappelijken en rechtschapen man de hand te drukken. De minister betreurde heter niet hart wel zorgvuldig onderzocht, Hans Kas? Zijt gij er zeker van, dat uwe neiging voor Améiie waarachtige^ oprechte liefde en geen voorbijgaande hartstocht is Gij zijt nog jong Hans zeer jong en op uwe jaren bedriegt men zich zeiven maar al te dikwijls in dat opzicht. Améiie is mijn eenig kind en even als ik de uiterste zorg gedragen heb, haar rein en onschuldig te doen blijven te midden van het ijdele gewoel van dit bof, zoo ook is mijne vurigste hoop daarop gericht, haar eenmaal aan eenen man tot vrouw te geven, die barer waardig zal blijken te zijn." Krachwitz legde zijne hand op de borst. „Niemand, beste tante," antwoordde hij bewogen „ook gij zelve niet, hare eigen moeder, kan haar zóó liefhebben als ik. Al ben ik jongtoch gevoel ik mij sterk genoeg om mij bewust te zijn van het gewicht van den stap dien ik doen wil. Ik bemin Améiie en omdat ik haar liefheb, zal mijn gansche bestaan, mijn denken en strevenmijn doen en laten mijn laatste droppel bloed aan haar gewijd zijn Maar ik koester niet zulke hooge gedachten van mij zeiven en ben niet zoo ijdel om te geloovendat Améiie m jterwijl ik nog niet meer ben dan een eenvoudige jonker zonder rang of stand, gewillig bare hand zou schenken, ik vrees veeleer dat de onbeteekenende betrekkingdie ik be kleed eene reden voor haar zijn zal om mijn aanzoek af te wijzen. Daarom beste tantewil ik mijn verzoek anders inkleeden. Bewijs mij de gunstbinnen twee jaren aan Améiie zelf om hare hand te mogen vragen en stel mij gernst met de verzekering, gedurende dezen tijd nwen moederlijken invloed te willen aanwenden om te verhinderen dat een ander bare liefde wint. Twee jaren duren niet lang en toch zweer ik u, tante wanneer ik na verloop van dien tijd aan Améiie zelf mjn aanzoek zal herhalen zal mijn rang en stand in de maatschappij mij tot aanbeveling bij haar strekken!" Wordt vervolgd. in geslaagd te zijnden verkeerden indruk weg te nemen. Er was hier ruimschoots aanleiding tot pensioneering en meer pensioen kon met de wet in de hand niet toegelegd worden. Vertrouwelijke feiten kon hij niet mededeelen. De heer Roo- s e b o o m, het recht des ministers tot voordracht voor pensioen erkennendeacht dr. Gratama te hard behandeld. Nadat de minister zich bereid verklaard had, den heer Gratama op zijn departement met getuigen vragen te doen, die hij in de stukken voor zieh had liggen, werd de algemeene beraadslaging gesloten. De algemeene beraadslaging werd gesloten. Bij de 3e afdeeling verzekerde de minister, dat het plan der garnizoensverwisseling nog niet vast stond. Den 19 is de begrooting van oorlog, ten bedrage van f 20,274,391 aangenomen met 46 tegen 6 stemmen van de heeren Kielstra, Borgesius, Keuehenius, Huber, Viruly en Buma, nadat de vestingbegrooting met 48 tegen 6 stemmen aange nomen was. De regeering heeft een wetsontwerp ingediend tot bekrach- tiging' eener overeenkomst met de Hollandscke spoorweg maatschappij strekkende1°. om den tegenwoordigen onder nemer van den stoomboot-veerdienst EnkhuizenStavoren de bediening van het veer, welke 15 Juli 1891 zou alloopen, op te dragen tot 15 Juli 1896 met toekenning van't bedongen jaarlijksch subsidie van 65,000 onder gehoudenkeid voor den ondernemerom reeds r.u eene derde boot in dienst te stellen, voldoende aan de bestedingsvoorwaarden. Ofschoon het vervoer aan de verwachting beantwoordt, is 't niet zoo drukom reeds nu van den ondernemer die derde boot te eisehen, welke niettemin wenscbelijk is bij 't schoonmaken van een der twee in dienst zijnde bootenwel wordt in dit geval reeds nu eene voldoende reserveboot in dienst gesteld, doch deze is niet zoo goed ingerichtals de veerbooten. Daar toch in 1891 eene derde passagiersboot zou moeten worden hedongenen dus wel geen lager subsidie zou kunnen worden toegekend en de Hollandsche Spoorwegmaatschappijdie f 50,000 in 't subsidie betaaltgeen bezwaar heeft tegen ver lenging der overeenkomst^ buiten openbare aanbesteding, wenscht de regeering daartoe over te gaan en in dien zin de overeen komst te wijzigen. In de tweede plaats strekt die overeenkomst om aan de maatschappij op te dragen, voor f 182,070, de uitbreiding.van de werkplaatsen te Haarlem zóódanigdat daarin de herstel lingen kunnen geschieden van 't materieel der Staatsspoorwegen, voor zoover het bij die maatschappij in exploitatie is. Tot deze herstellingen is de Staat verplicht en een in 1883 opgemaakt ontwerp schatte de kosten van het maken van eigen inrichtingen op ongeveer 400,000. Daarbij zijn aan het bestaan van twee afzonderlijke werkplaatsen administratieve bezwaren verbonden. Het uit te keeren bedrag kan gevonden worden op de be grooting der Staatsspoorwegen voor 1887. Verder is bepaald, dat de kostende prijs van de lijn Am sterdamRotterdammet 't oog op naasting of vervallen verklaring, zal worden verminderd met het hierboven aan de maatschappij betaalde bedrag. Blijkens het voorloopig verslag over het wetsontwerp tot verlenging met twee j aren der verbodsbe paling van het visschen met den wonderkui 1 achtten sommige leden nadere aanvoering van gronden en overleg ging van het advies van het college voor de zeevissckerijen nood zakelijk, om de Kamer in staat te stellen een oordeel te vellen en om te komen tot de wetenschap, op welk standpunt dat college zich bij de aanbevelling tot verlenging van den proeftijd gesteld heeft en wat het zich daarvan voorstelt. Men vroeg, of de minister thans niet meer de uitkomsten der proefvissehe- rijen vertrouwt en of hij voor het verkrijgen van vertrouwbare uitkomsten met proefvissckerijen de aanwezigheid daarbij van een wetenschappelijk man noodig achtte. De strekking van het ontwerp werd in verschillenden geest besproken. Sommige leden waren met het eenstemmig advies van genoemd college van oordeeldat de proef van het verbod betreffende het visscben met den wonderkuil moest worden voortgezet tot I Jan. 1890. Zij ontkenden, met een beroep op de statistiek, dat de vissebers- bevolking van Volendam door het verbod in welvaart aanzienlijk achteruitgegaan was. Het aantal vaartuigen voor de vissckerij was zelfs grooter geworden. Onderscheidens leden waren voor dit ontwerp weinig gunstig gestemd. Zonder nader onderzoek wenschten zij aan de nijverheid van een deel der bevolking geene onnoodige belemmeringen in den weg te leggen. Het ging niet aanproeven te nemen ten koste van een deel der bevolking. Waarom de wonderkuil geweerd en het gebruik van den kwak- kuildie eveneens kleine viseh vangttoegelaten Ook werd gevraagd of door de benoeming van een wetenschappelijk advi seur de proefneming aan alle redelijke eischen zal voldoen. Zij die het gebruik van den wonderkuil nadeelig achtten wilden zelfs het verbod voor goed geven. Een lid gaf als middelweg in overwegingden proeftijd tot 1 Januari 1889 te doen voortduren. De heer Reekers diende in zijne afdeeling over dit ontwerp een nota in waarin hij tot de slotsom komt, dat er alle reden bestaat om de herziening van art. 8 der wet van 1S84 niet tot 1889 te verschuiven maar die herzieningvoorgeschreven bij art. 4, reeds nu te doen plaats hebben en ze te doen bestaan in het intrekken der verbodsbepaling van het visscben met den wonderkuil. Een voorstel in dien geest is door hem ingediend. Bij kon. besluit van den 9 zijn met 1 Jan. 1888 benoemd, tot rijks-commissaris bj de Maatscbappj tot exploitatie van staatsspoorwegen de heer tnr. W. A. baron van Verschuer, raad-adviseur bij het departement van waterstaaten tot adjunct-rjkscommissaris bij die maatscbappj de heer J. P. Breedveldhoofdcommies bj dat departemeut. Te Koog aan de Zaan is den 12 tot onderwijzeres benoemd mej. J. P. de Jong te Leiden aan de on derwijzeressen die uitgenoodigd waren aldaar proefles te komen geven is schadeloosstelling van reiskosten toegekend. In het nieuwe kiesdistrict Eukhuizen is den 13 eene centrale R. K. kiesvereeniging opgericht. Den 13 zijn de mazelen te Utrecht epidemisch verklaard. Den 13 des avonds is het inwendige van do si garenfabriek van den heer Th. van Benthem te Bladel met de voorbanden tabak en sigaren verbrand. Bj kon. besluit van den 13 is de off. van ad- min. 2e kl. J. A. C. Bouman met 1 Januari a.s., op grond van 2 van art. 22 der wet van 28 Aug. 1851, uit den zeedienst ontslagen, onder toekenning van een onderstand van f 110 'sjaars, en zulks voor den tijd van vijf jaren. Den 14 is de heer Jb. Latenstein tot wethouder te Zaandijk benoemd. Bj kon. besluit van den 15 is bepaald dat te Winterswijk met 1 April 1888 eene kamer van koop handel bestaande uit 7 leden zal zijn gevestigd. t)e arr. rechtbank te Middelburg heeft den 16 eene weduwe schuldig verklaard aan het opzettelijk dooden van haar pasgeboren kind en veroordeeld tot 3 jaren gevangenisstraf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 2