No. 16. Negentigste Jaargang 1888. ZONDAG 5 FEBRDAR I. Bescherming Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Plaatsgebrek noodzaakt ons het feuilleton achterwege te laten. (2>fRjciëcE (Bcbselte. HERIJK voor apothekers-, goud- en zilversmidsgewicht en verdere gewichten, bestemd tot lijnere wegingen, op G, 7, 8 en 9 Februari 1888, van des voor middags 9 tot 1'2 en van des namiddags 1 tot 4 uur. VITIOAIIJI MILITIE. 13iuticulauö. ALK1IAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. BW 14e,ïa NAi Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Zij die voor noodhulp-kaasdrager io aan merking wenschen te komen worden verzocht, zich ter gemeente-secretarie te laten inschrijven, zoo zij zulks nog niet gedaan hebben. Ten aanzien van onderstaande in 1869 geboren personen worden ter gemeente-secretarie inlichtingen verzocht als Jan Hendrik van den Berg, Gerardus Bakker, Pieter Bijhouwer, Huibert van den Berg, Evert Jan EbertPieter den Haan, Gerardus Jobs. Adrianus Hoekmeijer, Jakobus den Hartog, Cornelis van Hoek, Jan Klinkenberg, Willem Klasing, Johannes Bernardus Kleberg, Pieter Klinkhamer, Willem Reurds, Jan Schuur, Corns. Öleeswijk, Dirk van Scbagen. GEVONDEN VOORWERPEN. Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de recht hebbenden terug te bekomen een zwart bonte handmofeen witte zakdoek; een hondenbalsband; een rood koperen tabaksdoos; een leesboekje; een bank van leeningbriefjeeen prikstok; eenig borduurwerk met woleen zwart bontjeeen paar schoenklompen; een onderstukje van een gouden oorbelletje met blauw steentje; een vergulde armband. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de le helft der maand Januari 1888 Wed. H. C. Boshard, J. E. Kuipert, Amsterdam; Mej. M. van der Stadt, Alkmaar; J. Goovers Brouwers, Breda; B. Kok, Driehuizen; J. P. C. Haalebos, 's Gravenhage; J. Bruinsma, Harlingen; E. de Jong, Heerenveen; Wed. H. Koopman, Heer Hugowaard; C. Klinkhamer, Hellevoetsluis; D. van Woudenberg, Leiden; H. Brood, Uden. Van Bergen: C. Jonker, Amsterdam. Van Egmond aan Zee: J. Tenaaier, Scheveningen. Van Hoogwoud: K. Pol, Amsterdam. Van Rustenburg: E. Lot, Amsterdam. Briefkaarten: Mej. J. Clagmans, Amsterdam; A. van der Schoor, Brieven: Verzonden geweest naar Amerika: E. Glijnis, Chicago. Van Hoogwoud: T. Schermer, Naar Indie: Bakkum, Padang. Slot. Wanneer wij ons de vraag stellen, h»e tegenwoordig by ons te lande de toestand ia van de nijverheid, moeten wij inderdaad vóór alles erkennen, dat wij de nadeelige gevolgen ondervinden van het beschermend stelsel, dat in de meeste staten van Europa is ingevoerd. Wij zouden der waarheid te kort doen, indien wij wilden ontkennen, dat wij door deze handelingen onzer buren groote schade lijden. De dag waarop zij tot het stelsel van den vrijen handel terugkeerden, zou voor Nederland een gelukkige dag zijn. De vraag is echter, of wij met onzen vrijen handel er slechter aan toe zijn dan onze buren met hun booge invoerrechten. De meermalen genoemde verslagen van de Nederlaodsche nijverheid op de vergadering te Utrecht uitgebracht, hebben daaren boven de aandacht gevestigd op enkele bepalingen onzer belastingwetten, die inderdaad voor onze eigen nijverheid nadeelig en onbillijk zijn. Wat er van dien aard in onze wetgeving schuilt, dient opgeruimd of verbeterd; maar geheel iets anders is hetmet een geheel stelsel te breken en het daartegenover staande stelsel aan te nemen. Ougetwijfeld, er wordt ook ten onzent geklaagd; maar als wij deze klachten vergelijken met die onzer buren, dan schijnt de toestand buiten onze grenzen nog wel zoo ongunstig als daar binnen. De klachten zijn bij ons niet algemeen, en tegenover takken van nijverheid, waarvan de achteruitgang niet te ontkennen valt, staan andere, over welker vooruitgang men zich mag verheugen. Bedenken wij dat het leger der protectionisten grootendeels in Noord-Braband is gekampeerd en dat Tilburg het hoofdkwartier is, dan moet het ons bijzonder treden, dat b. v. de leerlooieryen druk doorwerken; dat in de paardenleerfabrieken het aantal huiden die bewerkt werden dat van alle vorige jaren overtrofdat in de lokalen der Nederlandsche fabriek van lederartikelen te Baardwijk toenemende levendigheid heerschte en het aantal werklieden aanmerkelijk toenam; dat de machinale schoenenfabriek te Besoyen in een stadium van vooruit gang en uitbreiding verkeerde, de aanvragen nog steeds den voorraad overtroffen de lokalen te klein werden en de hooge weekloonen (/8a/ 13) de fabrikanten in staat stelden over degelijk werkvolk te beschikken dat volgens de verslagen van andere fabrieken in 1886 alleen uit Antwerpen in Nederland zijn ingevoerd, meest voor Noord-Braband, om verwerkt te worden, 130.000 stuks huideneen waarde vertegenwoordigende van 1,750.000 en de bewerking van inlaudsche huiden ook dit jaar weer toenam. Voor onze weverijen en spinnerijen zijn de hooge invoerrechten bij onze baren ongetwijfeld een groot bezwaar; toch luiden de ver slagen der kamers van koophandel niet alle ongunstig. Wy vernemen uit Almeloodat de toestand in 1886 beter was dan in het vorige jaar; uit Deld'en dat de groothandel in manufacturen in bloeienden staat ver keert; uit Eindhoven, dat de loonspinnerij in bedrijvigheid toeneemt en dat de bnkskinfabrieken in den laatsten tijd wat drukker werken; uit Enschedé, dat er teekenen van verbetering z jü te bespeuren, de uitvoer naar Indië grooter was dan in het vorige jaaren er voor de iabrieken volop werk was; uit Oldenzaal ongeveer het zelfde; uit Tilburg zelfs, dat uit de jaarlijks toenemende ontvangsten aan post- en telegraafkantoor, uit het toenemend vervoer van goederen door de stoomtram maatschappij en uit de opbreogst der accijnsen blijkt dat de Tiiburgsche wollen-stoff nfabrieken niet kwijnen en de handel in gunstigen toestand verkeert. Een Tilburgsch fabrikant komt zelfs openlijk op tegen het ongunstig verslag over de Tiiburgsche wolindustrie, en vraagt zijn medefabrikanten hoe zij op bescherming kunnen aandringen, nu geheel Tilburg niet alleen met groote tevredenheid, maar zelfs met trots kan terugzien op de laatste 25 jaren waarin proefondervindelijk ge bleken is, dat hst vrijhandelsstelsel niet slechts voor den fabrikantmaar ook voor den arbeiderja voor geheel Tilburg een goed resultaat heeft gebad. Omtrent de ijzer-industrie, waarover in Frankrijk en Duitschland zoo bitter wordt geklaagdluiden de ver slagen der kamers van koophandel te Almeloo, Delft, Hengeloo, Vlissingen en Utrecht niet ongunstig. De Utrecbtscbe macbinenfabriok bad sedert hare oprichting geen jaar waarin zij zooveel heeft gewerkten de Nederlandsche zinkpletterij, loodgieterij, loodpletterij en pijpenperserij mocht zich mede in voortdurend grooteren omzet verheugen. De diamantslijperijen te Amsterdam nemen in bloei en aantal toe, en vreemde koopers, die eertijds te Parijs en te Londen ter markt gingen, komen thans in onze hoofdstad. In de stearinekaarsenfabriekeu te Gouda en te Schiedam vermeerderde het werk te Gouda werd in 1885 vijf miilioen kilogram grondstoffen verwerkt, in 1886 zes miilioen. Dat onze tabaksindustrie van geen malaise weet, maar inderdaad bloeiend genoemd mag worden, wordt niet ontkend. Bestaande fabrieken hadden goed werk, en nieuwe werden opgericht. Ook omtrent de kunstboterfabrieken luiden da berichten gunstig, en op Nederlandsche werven werden tal van ijzeren rivier- en zeeschepen, stoombooten, sleepbooten enz. gebouwd voor buiteulandsche rekening. Van de 156 in 1882 gebouwde ijzeren schepen waren er 30 voor den vreemde bestemd van de 135 in 1885 gebouwde niet minder dan 55. Rekent men niet naar bet getal schepen van allerlei grootte, maar naar den gezamen- 1 ijken inhoud naar de touuenmaatdan was in 1882 één derdein 1885 twee derden van het geheel door vreemdelingen, meest door Duitschers, besteld. In de Bijdragen van het Statistisch Instituut werden in het laatste nummer belangrijke cijfers medegedeeld omtrent de algemeene handelsbeweging, den algemeenen in- en nitvoer van de voornaamste staten. Daaruit blijkt, dat in vergelijking met 1885 de invoer sedert 1876 is gedaald in Engeland, Duitschland en België, en sedert 1880 ook in Frankrijk dat de uitvoer in Frankrijk is gedaald sedert 1876en in EngelandDuitschland België en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika sedert 1880 maar dat bet eenige rijk waar zoowel sedert 1876 als sedert 1880 invoer en uitvoer beide zijn toegenomen, geen andere is dan Nederland. Van 1876 tot 1880 nam de invoer bij ons toe met 127 mii lioen gulden, de uitvoer met 97 miilioen; van 1880 tot 1885 vermeerderde de invoer opnieuw met 251 de uitvoer met 261 miilioen gulden. Die aan de wenschen der protectionisten gehoor wil gevenstuit daarenboven op een aantal bezwaren die misschien gemakkelijk op het papiermaar zeer be zwaarlijk in de werkelijkheid zijn op te lossen. Er gaan in ons land stemmen op voor een invoerrecht op de granen, gelijk b. v. in Dnitschland alzoo van ongeveer f 2.40 per mud. Een lager recht zou ook niet veel helpen. Door zulk een recht zou de prijs van het graan met ongeveer een derde worden verhoogdmaar hoe zonden daarbij onze branderijen, gist- en spiritusfabrie ken, bierbrouwerijen, stijfselfabrieken en azijnmakerijen, die granen als grondstof bezigenrekening kunnen maken? Men zal antwoorden: door den fabrikant bij uitvoer van zijn fabrikaat in den vreemde die invoer rechten op de grondstof terug te geven. Zoo zouden de prijzen voor het binnenlandsch gebruik, voor den eigen 'andgenoot moeten stijgenom den fabrikant een nit- voerpremie te geven ten bate van dan vreemdeling. Tot wek geknoei die verschillende restitution moeten leiden, is daarenboven voldoende bekend. Wie zal b. v. van elke soort van graan de hoeveelheid bepalen die er noodig is om een zekere hoeveelheid gedistilleerd te verkrijgen? En wie zal zorgen, dat de vindingrijke brandei' er niet in slaagt de schatkist te verschalken De houthandel vraagt invoerrecht op gezaagd bout, maar de scheepsbouwmeester vraagt daartegenover bescherming door v r ij s t e 1 1 i n g van gezaagd houtdat hij als grondstof noodig heeft. Leerlooiers vragen verhoogde invoerrechten op lederwerk, maar de schoenmakers roepen nog luider om afschaffing van ieder inkomend recht op buitenlandsch leder, pluche, trijp en viltwaren, die zij als grondstoffen voor hun beroep noodig hebben. Wol- en katoenfabrikanten verlangen beschermende invoer rechten op vreemde wollen en katoenen stoffen maar de kleermakers verzekeren ons, dat zij in dat geval onmogelijk tegen den invoer van gemaakte kleaderen kunnen concurreeren. Ook daarop zon een niet onbe- teekenend invoerrecht gelegd moeten worden. Wij weten wel dat er velerlei bezwaren van dezen aard bestaan tegen de door ons verlangde bescherming, antwoorden de protectionisten, maar die moeten over wonnen worden door heb bedrag van elk invoerrecht met oordeel en kennis van zaken te bepalen. Een „oordeelkundige protectie" moet en kan in dit alles voorzien. De Regeering moet dat alles naar billijkheid en naar den eiseh van elk bedrijf vaststellenMaar bier is, dunkt ons, de vraag afdoende, die Mr. Veegens vóór een paar weken naar aanleiding van deze eiscben in het Sociaal Weesblad heeft gedaan: „Zou echter een bestuur dat voor eiken tak van nijverheid wist te be palen, in welke verhouding de prijzen der voortbrengselen tot die der grondstoffen moeten staanhoeveel uit een gegeven hoeveelheid grondstoffen van een gegeven hoe danigheid kan worden voortgebracht, en hoeveel derhalve bij invoer van elk geheel of gedeeltelijk afgewerkt fa brikaat geheven en bij uitvoer terugbetaald behoort te worden. Zou zulk een alwetend bestuur niet beter doen door den industriëelen arbeid zelf ter band te nemen liet zou daarmede schatten kunnen verdienen, die de lasten der ingezetenen aanmerke ijk zouden ver lichten." De bescherming verzookenJe fabrikant weet wel beter. „Maar" vraagt daarom opnieuw Mr. Vee gens „hoe kan hij dan aan een bestuur, waaraan bij het beheer eener spinnerij of weverij niet zou toever trouwen, de noodige bekwaamheid toekennen om steeds tijdig de schadelijke gevolgen at te wenden die voor elke onderneming uit verhooging der prijzen van grond stoffen en leven-behoeften moeten voortvloeien?" En wat zal men den werkman antwoordendie op zijne beurt bescherming vraagt tegen de verhoogde prijzen van broodkleerenschoenenmeubelen en huishuur? En wat zat het geheele volk winnen, als alles duurder wordt? Hoe zal men djor „oordeelkundige protectie" den ingezetenen vergoeden wat zij den be schermden grondeigenaars en fabrikanten meer moeten betalen De heer A. Jansen verme dc in de Ziv C. het volgende antwoord van de remonte-commissie op de vraag wat de commissie tegen de Overtjaelscbe paarden had „Mijnheer Jansen uwe paarden vormen geen harmc- „niscb geheel, de stukken waaruit dat geheel ia samen- „gesteld, behooren met by eikair, miar wat nog veel „erger is, die stukkeu zijn op zeer slechte wijze aan „elkander verbooden en nooit kan een zoodanige com- „binatie een goed geheel, dus een goed arbeidsmanspaard „vormen. Uw paard is over bet algemeen te klein „hoofd en hals zijn goed maar daar houdt ook alles „mee opde overgang van den hals in den rug is „sleehtde schoft ontbreekt geheel en al, en maakt „dat bij zware belasting bet gew ebt in hoofdzaak op „de voorbeenen valtde rug is slap en vormt daardoor „geen soliede verbinding tusschen de voorhand en de „achterband en daarbij zyn bij de meeste paarden de „lendenen te laag en dat is een groote foutbet af hangende kruis duidt, op een slechte plaatsing van bet „schenkelbeen; en ten slotte wat de boenen aangaat, „deze zijn over bet algemeen veel te licht van spieren, „de voorbeenen zijn onder de knie te veel weggesneden, „de acbterbeenen zyn te recht in de sprouggewricbten „en wat hier een veel voorkomend gebrek is te veel „doorgezakt in de kooten." Op de mededeeüng van het plan om betere hengsten aan te schaffen, luidde het antwoord: „Ja, mijnheer „Jansen men zoekt bet tegenwoordig overal in de heng sten die beesten moeten maar alles voor hunne reke- „ning nemenmaar zooiang bier niet mede gepaard „gaat een betere keuze der fokmerriën en een meer „oordeelkundige opvoeding van het veulen, zoolang zal „het toch nog niets geven." Te Almeloo blijft bet rustig. Onder de werkstakers zijn twee wagens steenkolen verdeeld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1888 | | pagina 1