No. 22. Negentigste Jaargang. 1888
ZONDAG
19FEBRUARI.
Prijs der gewone Advertentiën:
Plaatsgebrek noodzaakt ons het feuilleton
achterwege te laten.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
ALK1AARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Per regel f 0,15. Gjroote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS-
TEE ZOON.
Mr. W. VAN DEE KAAIJ
trad den 17 in eene openbare vergadering alhier in
het lokaal Harmonie, op ten einde zijne meening te
zeggen over hetgeen der liberale partij in de toekomst
te doen stond. Spreker begon met de mededeeling, dat
hij, hier optredende, voldeed aan twee uitnoodigingen,
n. 1. van de Vrijzinnige kiesvereeniging op moreel-poli-
tieken grondslag en van de Centrale Liberale kiesver-
eenigiDg, alzoo zuster-vereenigingen, die, zij het ook met
andere namen, beide hetzelfde doel beoogden, de eerste
met, de andere zonder uitgewerkt politiek programma.
Hij had daarom de voorkeur gegeven te spreken in
eene openbare vergadering omdat, gehoor gevende aan
de uitnoodiging van de eene kiesvereenigingook het
doel der andere werd bereikt. Zoo was het ook beter
Het is niet verkieselijk te spreken nu voor deze dan
voor gene kiesvereeniging maar het meest wenschehjk
het woord te richten tot allen in het openbaar.
Wanneer een zelfde spreker toch op verschillende tijden
tot de leden en aanhangers van verschillende kiesver-
eenigingen spreekt, dan zou hij verdacht kunnen worden,
omtrent een of ander punt, met het oog op zijne hoorders,
niet juist hetzelfde te hebben gezegd en de schijn zelfs
daarvan moet vermeden worden.
Met genoegen had hij de uitnoodigingen ontvangen,
omdat zij getuigden van belangstelling in de publieke
zaak, van lust om over onderwerpen van staatsbelang
te hooren spreken, - van ernstigen wil om over de hoogst
belangrijke vraagstukken na te denken, de bezwaren, aan
elke oplossing verbonden, te overwegen en te trachten tot
eene goede oplossing te komen, van een gevoel van
plichtom zich op de hoogte te stellen en van zijn
kiesrecht gebruik te makenvan een gevoel vac
plichtwant kiesrad is kies plicht, Zoodra men kiezer is,
heeft men invloed op den gang van zaken en draagt men
mede in de verantwoordelijkheid. Vraagt men wie zal
het winnen? Dan is het antwoord daarop niet zoozeer:
de partij die het sterktst is, maar: de< partij, die het
best opkomt. Van één enkele stem kan de zege afhan
kelijk zijn.
Dit moge men vooral thans bedenken nu eene ge
heele 2e Kamer voor 4 jaren moet worden gekozen.
De gewijzigde Grondwet geeft op zich zelve weinig. Zij
heeft behalve enkele recbtstreeksche verbeteringen, b. v.
de regeling der troonopvolging alleen een aantal ver
beringen mogelijk gemaakt, maar van de Kamer, die
weldra gekozen zal worden, zal het afhangen, wat
daarvan te recht komt en welke Kamers dat zullen
zijn hangt af van de kiezers
Vraagt men mij daarom: wat heeft de liberale partij in
de allereerste plaats te doen? dan antwoord ik: te zorgen,
dat er eene liberale 2e Kamer komt en daartoe alle
krachten in te spannen. Het vaderland rekent op u
Wij liberale Kamerleden die de Grondwet hebben
aangenomen, die daarbij het getal kiezers al aanstonds
meer dan verdubbeld hebben die meer dan te voren
aan de door u te verkiezen wetgevers hebben over
gelaten, die alzoo vertrouwen in u hebben gesteld, wij
vertrouwen tevens van u, dat gij uwen plicht zult doen,
dat gij als één man naar de stembus zult gaan. De
tegenpartij zaltwijfelt er niet aan al het mogelijke
doen, om de overwinning te behalen.
Op menig pnnt heeft ieder van ons liberale kamer
leden bij de grondwetswijziging zyne eigen meening
prijsgegeven of gewijzigd, in menig opzicht zijn verlan
gen gematigd nu eens zijn wy een stap verder gegaan
dan wy wel wenschten dan weder hebban wij halt ge
maakt wanneer wij liever nog eenige schreden waren
verder gegaan. Doet gij desgelijks
De liberale kiezer kan niet medewerken om mannen
in de Kamer te brengen die eene bepaalde godsdien
stige of kerkelijke geloofsbelijdenis willen stellen tot
grondslag der staatkunde voor het gansche nederlandsche
volk waaronder zoo groot verschil van geloof bestaat
en de kerkelijke verdeeldheid grooter is dan ooit. Het
moge, van anti-revolutionaire zijde schoon klinken,
zoo Bchoon dat menig godsdienstig gemoed er bijna door
verlokt zou worden zich van de liberale partij afteschei
den het moge schoon klinken dat ook op staatkundig
gebied de ordonnantiën Gods moeten gelden en dus
Gods woord ook daar de vraagbaak moet zijn toch
is het werkelijk niéts anders dan een ijdele klank
Want Gods woord, de Heilige Schrift, de Bijbel houdt
zich bezig met zaken van eene hoogere orde en geeft
niet het antwoord op de vragen omtrent verbod van
kinderarbeid, regeling van den arbeid van vrouwen en
onvolwassenen, verzekering van den arbeider tegen ziekte,
ongelukken en den ouden dagomtrent leerplicht
handelsvrijheid of beschermingal of niet persoonlijken
dienstplicht, directe of indirecte belastingen, uitbreiding
van kiesrecht, zelfstandig bestuur in Indie enz. enz.
De Bybel leert ons zelfs niet wat recht is. Nog nooit
is het iemand in de gedachte gekomen ook niet aan
de vrije universiteit te Amsterdam om den studenten
in de rechtsgeleerdheid den Bijbel als leerboek in handen
te geven. De Bijbel leert ons, dat wij het recht niet
mogen buigendat wij een ieder recht moeten laten
wedervaren en hoe wij ons eigen recht mogen gebrui
ken of niet gebruiken, maar wat dit recht ia, wat als
recht moet gelden leert de Bijbel ons niet. De voor
schriften van het recht zijn fatsoenlijk en eerlijk leven,
niemand benadeelenieder het zijne gevenmaar de
waarlijk godsdienstige man weetdat men daarmede
niet kan volstaan. De echt godsdienstige man kan zich
niet vergenoegen met te vragen, wat is mijn recht Dat
deed Sbylock ook de bekende persoonlijkheid uit het be
roemde treurspel van Shakespearedie eene som gelds
geleend had aan iemand onder voorwaarde dat als
die niet op den bepaalden dag was terugbetaald hij
het recht verkreeg een pond vleesch uit het lichaam
van zijnen schuldenaar te snijden. Die stond ook op
zijn recht volgens den schuldbrief. De waarlijk gods
dienstige man vraagt niet altijd tot den laatsten penning
zijn recht.
Neen de Bijbel behandelt zaken van eene boogere
orde en als men daarin wil zoeken regelen voor staats
beleid en wetgeving dan zal men jahier en daar
een woord vindenwaar iets is uit te halenmaar
dan zullen weder de meeningen over de beteekenis van
dat woord uiteenloopen de opvattingen zullen hemels
breed verschillen en men zal moeten onderzoeken of
misschien de katholieke kerk daaromtrent eene verkla
ring heeft gegeven, dan wel of er in den Heidelberg-
schen kathechismus of in de besluiten der Dordsche
Synode iets over te vinden isen als dat niet het
geval is, wat dr. Kuyper of ten slotte ons eigen oordeel
er van zegt. Gods woord wordt dan eene persoonlijke
opvatting van deze of gene bybeltekst.
Maar ik heb hierover reeds te lang uitgeweid toch
nog ditals onze tegenstanders de meerderheid krijgen,
dan bestaat die uit twee partijec, die elk vóór zich hare
zelfstandigheid willen bewaren en het slechts over en
kele punten eens zijn. Wat daarvan te recht moet
komen weet niemand. Dat isde regeering van ons
land prijsgeven aan de grootste onzekerheid de deur
openzetten voor eene volstrekt onbekende toekomst.
Zoo zijn b v. de anti revolutionairen voor de afschaffing
der plaatsvervanging; de katho ieken zijn er tegen. De ka
tholieken veroordeelen zoo sterk mogelijk eene algemeene
rijks inkomstenbelasting; de anti-revolutionairen wenschen
vermindering van den druk der accijnzen en gelijk
making van den belastingdruk voor de verschillende
bestanddeelen van het nationaal vermogen. De anti
revolutionairen plaatsen in hun programma, dat tegen het
einde van het vierjarig tijdperk, waarvoor de 2e Kamer
wordt gekozen, de grondwet moet worden herzien ten
aanzien van vier punten en daaronder ook de artikelen
regelende de verhouding van den Staat tot de Kerk,
ten einde den financieelen band tusschen den Staat
en de kerkgenootschappen los te makende katholieken
willen in den eersten tijd van geene nieuwe herziening
weten en verklaren daarenboven, dat eene intrekking
van alle traktementen aan geestelijken en van alle toe
lagen aan de kerk eene onrechtvaardigheid zou zijn
waarvan in geen enkel opzicht heil te verwachten is.
Nu stelle men zich voor: een bondgenootschappelijke
regeering van deze beide partijen. Zulk een tijdperk van
onzekerheid en verwarring, van loven en bieden tusschen
de twee verbonden partijenwaarbij nu eens van de
eene dan weder van de andere zijde iets zal moeten
worden toegegeven, om den band niet te doen springen
en daarmede de meerderheid en de macht te verliezen,
hoop ik niet te zien aanbreken en als ik dien wensch
uitspreek, geloof ik dit niet te doen uit liefde voor de
liberale partij, maar uit liefde voor mijn vaderland
Van de liberale kiezers mag dus verwacht worden
dat zij alle krachten zullen inspannen, om aan de nieuwe
Tweede Kamer eene liberale meerderheid te bezorgen.
En wat mag dan van die liberale meerderheid worden
verwacht is de vraag die daarna met recht gesteld
wordt. Is het wel geraden voor iemand, die zitting
in de Kamer heeft en misschien ook voor de nieuwe
Kamer candidaat wordt gesteld zich daarover uit te
laten Ik voor mij zie er geen bezwaar in indien
hij zich tot hoofdpunten bepaalt en zich de noodige
vrijheid voorbehoudt voor dat onderling overleg, waarop
de geheele parlementaire regeeringsvorm rust.
Wanneer b.v. de progressieve inkomstenbelasting a*n
de orde komt, waarvan ik een voorstander ben en bet
blijkt, dat voor eene volledige toepassing daarvan geene
meerderheid te vinden is, waarop het toch maar aan
komt, moet men dan het mindere veroordeelen, dat op
zich zelf reeds een schrede op den goeden weg is, omdat
men het meerdere niet verkrijgen kan Gesteld er ware
alleen kans, om eene effectenbelasting of eene rente
belasting te krijgen en anders nietgesteld er deden
zich vragen voor als deze: moeten de inkomsten nit
den grond ook in de inkomstenbelasting deelen? Moet
zij progessief zijn? Zal de afgevaardigde voor zulke ge
vallen zijne vrijheid niet moeten voorbehouden
Hetzelfde geldt van de programma's, die sommige
kiesvereenigingen in den laatsten tijd hebben opgesteld.
Maakt men ze te uitvoerig, treedt men te veel in bij*
zonderheden en eischt men van de candidaten onvoor
waardelijke instemming met het programmadan
wordt dat programma inderdaad een lastbrief voor
den daarop gekozen afgevaardigde. Daardoor zou men
den aard onzer volksvertegenwoordiging in den grond
bederven. Da leden der Tweede Kamer stemmen ook
volgens de nieuwe Grondwetzonder last van of rug
gespraak met de kiezersnaar eigen overtuigingna
grondig onderzoek van het wetsvoorstel, na vervolgens de
Eegeering opnieuw te hebben gehoord, na het voor en tegen
van de meest bevoegde zijde te hebben vernomen. Zij zijn
zelfstandige volksvertegenwoordigers, geen lasthebbenden,
zoo bepaalt het de Grondwet. Zoo moet het dus zijn
en zoo moet het m. i. ook blijven zal er ooit iets tot
stand kunnen komen. Met uitgewerkte programma's
loopt men gevaar, mannen van weinig kennis of weinig
karakter te krijgen.
En welke zijn nu de belangrijke onderwerpendie
de wetgevende macht in Nederland ter hand dient te
nemen en waarvoor alzoo de liberale partij in de
Tweede Kamer dient te ijveren
In de eerste plaats komen hier zeker wel ,in aan
merking de belangrijke onderwerpen, waarvoor de tegen
woordige Tweede Kamer de oogen der natie heeft ge
opend door baar onderzoek naar de werking der wet op
den kinder-arbeid en den toestand van fabrieken en
werkplaatsen.
Men noemt die onderwerpen met één woord sociale
wetgeving of wel uitbreiding van staatszorg ten behoeve
van den hand wei ksman, het is inderdaad: bescherming
van den maatschappelijk-zwakke tegen den maatschap-
pelijk-sterfee.
De liberale partij denkt aan geen omverwerping der
bestaande maatschappij en de oprichting eener nieuwe
samenleving op soci al-democratischen grondslag, waarin
naar hare overtuiging de ware prikkel tot arbeid zou
ontbreken maar zij is wel overtuigd dat waar kapitaal
en arbeid samen moeten arbeiden de arbeider, als de
zwakste der vennootenaanspraak heeft op steun en
bescherming.
Het onderzoek der Tweede Kamer heeft dingen aan
het licht gebracht, waarvan de meeaten onzer niet dach
ten dat zij bestonden; het is gebleken dat er toestanden
zijn, waarin de werkman zedelijk en lichamelijk ondergaat.
Zulke toestanden mogen niet blijven bestaan. De
Staat moet tusschen beide komen. Het is zeker niet
vereerend voor een christelijk volk, wanneer zulks noodig
blijkt. Nu echter het euvel in ongedachte mate is ge
bleken te bestaan, moet de Staat handelend optreden.
Toch kan altijd het volk zelf uit vrije beweging oneindig
meer tot stand brengen, dat den Staat mogelijk is.
In de eerste plaats dient alsnu te worden gezorgd,
dat het leven en de gezondheid der arbeiders in fabrieken
en werkplaatsen geen gevaar loopt. Een staatstoezicht
dient ingesteld, waarbij fabrieksinspecteurs, geen heirleger
van ambtenaren, maar enkele bekwame mannen, die den
ernstigen wil hebben, om zoowel de belangen van den
arbeider als die van de industrie in aanmerking te nemen,
de Eegeering inlichten omtrent maatregelen, die in
het belang der arbeiders kunnen worden genomen
zonder dat daardoor echter der industrie de nekslag
wordt gegeven.
2e. dringt zich de wenschelijkheid op van waarborgen
voor den arbeider en zijn gezin tegen de dagen van
werkeloosheid ten gevolge van een ongeluk, van ziekte,
van ouderdom en van óVerlijden. Een en ander dient
gepaard te gaan met een beter toezicht op levensver*
zekeringen en ziekenfondsen. Andere natiën zijn reeds
aan dit werk begonnen. Wij mogen niet achterblijven.
3e. moet de band geslagen aan de herziening van de
wet op den kinderarbeid. De veldarbeid mag van het
verbod niet geheel meer worden vrijgesteld. De com
missie van enquête achtte zich nog niet bevoegd, over
deze soort van arbeid in het bijzonder, een bepaald voor
stel te doen tot meerdere beperking, al werd de wen-
schelykheid erkend. Het onderzoek mocht daartoe nog
niet volledig genoeg worden genoemd. Yerder zouden
sommige soorten van arbeid aan kinderen beneden 13
jaren kunnen worden verboden. Nergens is bet verbod
van arbeid te verrichten tot het twaalfde jaar zoo al
gemeen en zoo sterk als hier te lande. Dan echter
houdt hier ook alle toezicht op.
4e. is het wenschelijk gebleken beperkende bepa
lingen te maken omtrent arbeid van jongens en meisjes
beneden de 18 jaren en van vrouweD.
5e. zou het nuttig kunnen worden geachtte ge
raken tot de instelling van arbeidsraden waarin werk
man en patroon in gelijke verhouding zitting heeft
ten einde zoo mogelijk geschillen op te lossen en werk
stakingen te voorkomen.
6e. moet het vakonderwijs, voor ambachtslieden zoowel
als voor landbouwers meer worden behartigd. De burger-
dagscholen hebben geheel haar doel gemist de bur
geravondscholen leiden een kwijnend bestaan.