No. 23.
Negentigste Jaargang.
1888.
WOENSDAG
22 FEBRUARI.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen,
EERSTE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondordag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f *0,06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COS-
TER ZOON.
Mr. I. A. LEVY
tred den 20, op uitnoodiging van de Liberale Centrale
Kiesvereenigingin eene openbare vergadering, in het
lokaal Harmonie alhier op. Na der vergadering te zijn
voorgesteld door den heer B. G. de Yries van Heyst
die bij afwezigheid van den heer mr. A, P. de Lange,
het voorzitterschap waarnamzeide de heer Levy het
volgende
Ik zou meenen mijnen plicht te verzaken wanneer
niet mijn eerste woord eene dankbetuiging ware.
Geheel onbekend in uw districtben ik door u ge
roepen tot een plaats, die jaren achtereen, op zoo
schitterende wijze, werd ingenomen door een van Neer-
lands eerste staathuishoudkundigen, onzen de Bruijn Kops,
Het vertrouwen waarmede gij mij vereerdet, schrijf ik
dan ook toe aan de welwillende aanbeveling van mannen
bij u bekend en geëerd wier invloedrijk woord zich
tot borg stelde voor mijn goeden wit en die dit althans
naar waarheid konden getuigen, dat ik mijne bescheiden
kraektennaar beate wetenin dienst der liberale
ideën zou stellen.
Hun, gelijk u, zeg ik dank voor dat vertrouwen.
Hun, gelijk u, wensch ik de verzekering te geven 5
dat de waarde daarvan in mijne schatting werd ver
hoogd door de voorkomende en rondborstige wijze
waarop gij den vreemdeling in uw midden wel hebt
willen onderscheiden.
Op ie vereerende uitnoodiging van het Bestuur dezer
Vereeuiging ben ik thans geroepen om enkele oogen-
blikkea met u te spreken over de gedragslijn der libe
rale partij in de naaste toekomst.
Een veel omvattend onderwerp dat ruimte laat voor
tal van beschouwingen.
Gy gevoelt echter, dat ik slechts hoofdlijnen stellen
wilten einde u rekenschap te geven van mijne over
tuiging nopens groote vraagstukken van regeeringebeleid,
die de liberale partij ter harte gaan.
Vooraf echter een woord toe haar, de liberale partij,
die in dit district zoo vurige zoo besliste aanhangers
telt.
Velerlei stormen heeft zij getrotseerd sedert van 1848
af, onder haren invloed en meestal ODder Tnorbecke's
leidingoes staatsorganisme is gevestigd.
Geen aanval echter vervult haar met dieperen weemoed
dan diewelken zij thans te doorstaan heeft, van be
vriende, van zoogenaamd radicale zijde.
De liberale partij is zich niet bewust onrecht te
willen of zelfs maar te gedoogen.
Zij weet, dat liberalisme moet zijn van gelijke betee-
kenis met idealisme, of wel dat het ophouden moet te
bestaan.
Haar zweeft steeds voor den geest dat sehoone woord,
waarmede Thorbecke zijn naredezijn politiek testa
ment eindigthet ideaal niemand onzer heeft het
in de handdoch waarheen stuurt hij die het niet
heeft in het oog?
En toch wordt juist haar door eene jongere loot,
van baren eigen stam door de radicals partij
onrecht ten laste gelegd.
Ea toch staat juist die nieuwe partij indien men
hare heethoofden volgen wil gereedeen verbond
met Rome en Dordt te sluiten.
Mochten er ouder u zijn, die tot die partij b ahooren,
ik zon hun voor oog6n willen houden de zware verant
woordelijkheid aan dien stap verbonden.
Hun aanklacht is vaiseh en onverdedigbaar zo<u hun
gedragslijn wezen.
Zij zijn van ons slechts door een misverstand niet
door principieel verschil gescheiden.
Dat zjj dus met ons zich vereenigen om te behouden,
wat behouden moet worden en te verkrijgenhetgeen
wij nog te verwerven hebben.
L Allereerst reken ik daartoe de schoolde open
bare staatsschool als regel.
Hoe zij ook, vaD kerkelijke zijde, gesmaad worde als
broeinest van goddeloosheid, ik heb het vaste vertrouwen
dat ons volk haar niet prijsgeven zal,
"Wij weten allen boe diep de godsdienstzin is ge
worteld in het hart onzer natie.
Maar tevens weten wij, hoe deze kleine strook gronds,
van eeuwen her, de verzamelplaats en het toevluchts
oord is geweest van alleu, die leden en streden om
den wille der vrijheid van woord, gedachte, overtuiging.
Gansch do 17e eeuw davert van het krijgsgeschreeuw
der elkander beoorlogende theologische factiën.
Maar dit heeft niet kunnen beletten, dat dank zij
den trouweu aard van ons volk, dit land de klassieke
bodem der gewetensvrijheid geworden is.
Van die verdraagzaamheid is de staatsschool de uit
drukking.
Zij, die haar ten offer willen brengen en dus de
natie willen indeelen in sektescholen, wenschen dat in
het ontvankelijk kinderlijk gemoed reeds de zaden van
tweespalt worden gestrooid.
Met welk nut Met welk doel Om te lesren haten
is het nooit te laat. Om te leeren liefhebben nooit
vroeg genoeg.
Onze schoolwet verlangt dat de sch ooi opvoedend zij,
want zij wil „opleiding tot christelijke en maatschappe
lijke deugden."
De onderwijzer, die dit niet vat, die bezieling en
gloed mist, om den kinderen bij te brengen de nood
zakelijkste kennis in het hoofd, en ontzag voor iedere
overtuiging in het hart zoodanig onderwijzer deed
beter zijn taak vaarwel te zeggen.
Aan den anderen kant eerbiedigt de -schoolwet den
godsdienstzin van ons volk, door in art. 22 voor te
schrijven, dat de lokalen zoo aoodig verwarmd en ver
licht tot kerkelijk onderricht moeten beschikbaar wor
den gesteld.
"Wat wil men meer f
Wil men, dat het onderwijs zelf doortrokken zij van
lee rstelligen geest?
]r.k behoef niet te zeggen, dat het dan alleen toe
gankelijk is voor hen, die tot hetzelfde kerkgenootschap
bel looren.
Wil men, dat de staat openbare gezindtescholen
inr ichte en bekostige
.Dan doen wij meer dan ééne schrede achteruit. Wij
geven de staatseenheid prijs. Wij vernietigen de onzij
dig heid van den staat om hem aan het kerkelijk gezag
vas t te koppelen.
Wil men eindelijk dat de staat subsidie geve aan de
ker kelijke bijzondere school
1 )an rijzen tal van vragen. Met welk recht eischt
mei 1 dergelijke afrekening met de algemeene landskas
op grond dat men geen behagen schept in de open-
bar< 5 school-?
Z allen geheel kinderloozen hun aandeel in de be-
lasti ng mogen terugvorderen op grond dat zij noch
deze noch geene school behoeven
Het recht daargelaten hoe waarborgt men, dat
het onderwijs goed zij.? hoe waarborgt men de on-
afba tikelykbeid van het schooltoezicht in ruil voor het
staatsgeld Met welk lichaam zal de staat te onder
handelen hebben, bij de rijkgeschakeerde hjst van secten,
die ons vaderland aanbiedt
Voorzeker indien het middel gevonden kon worden
om den schoolstrijd te doen eindigen er ware aan ons
land eene weldaad bewezen.
Ieder voorscel van dien aard zal met graagte ontvan
gen en nauwlettend overwogen werden.
Maar mijne overtuiging is hetdat de liberale partij
tLare roeping ontrouw werdzoo zij ter bevrediging
van kerkelijke eischenhet hechte fondament onder
mijnde, waarop ten onzent de staatsschool rust.
II. Het 2e punt, waartoe dit redeverband leidtis
leerplicht.
Ten aanzien ven leerplicht verkeer ik eenigszins in
dezelfde positie als waarin ik verkeer tegenover alge
meen stemrecht.
Vraagt men mij zijt ge voor algemeen stemrechtdan
antwoord ik neenmaar wel wensch ik te bevorderen
zocdanigen toestand van de maatschappijals waarin
algemeen stemrecht zonder gevaar voor 's lands belang
kan worden toevertrouwd.
Vraagt men mij: zijt ge voor leerplichtdan ant
woord ik jamaar veel liever had ik zoodanigen toe
stand van de maatschappij als waarin leerplicht zocder
gevaar voor 's lands belang kon worden ontbeerd.
Ik ben voor leerplicht zonder enthousiasme, zonder
mij te ontveinzen dat dwang in strijd is met Bet neder-
landsche volkskarakter.
Ik ben voor leerplicht omdat het plichtverzuim der
ouders mij daartoe noopt.
Omdat ik weiger de verantwoordelijkheid te helpen
dragen van den toestand, die door dit plichtverzuim
ten onzent bestaat.
Ziehier enkele cijferswaarmede ik overigens de
vergadering niet vermoeien wil.
Het getal kinderen dat in 1886 noch school- noch
huisonderwijs genootbedroeg
22,398 jongens i van 6—8 j 10,516 jongens van 9 11
24,762 meisjes I jaar. 16,248 meisjes J jaar.
Van de bij de verschillende korpsen ingedeelde en
onderzochte manschappen konden in 1886 noch lezen
noch schrijven 8,8°/0.
Van de 100 leerlingen die in 1885/86 tot de korps-
school werden toegelaten j konden niet of gebrekkig
lezen of schrijven 24,8.
Op de 100 veroordeelden, konden in 1835 bij hun
opneming in de gevangenis noch lezen nooh schrijven
22 personen.
In ronde cijfers valt er dus in Nederland, uithoofde
van absoluut schoolverzuimte zorgen voor een cijfer van
70 a 80 duizend kinderen.
De cijfers van het relatieve schoolverzuim d i. onge
lijkmatig schoolbezoek dat zoo storend op bet ouder
wijs werkt, zijn niet op te geven.
Die 70 a 80,000 kinderen nu zijn hulpeloos, niet
gewapend tegen den strijd des levens, niet bestand tegen
verleiding van iedere soort, zonder weerstandsvermogen,
zonder mogelijkheid om ooit tot zelfstandige ontwikke
ling te geraken.
Mogen wij dit ontzettend getal kinderen aan hun lot
overlaten
Ik antwoord neen tot zoolang men mij een beter
en afdoend middel aan de hand geeft. -SS®
Maar kan leerplicht worden ingevoerd zonder aan
■kerkelijke eischen toe te geven
Ik antwoord jawant het geschiedt in Engeland
het land waar men van oudsher prijs heeft gesteld op
de eischen der individueele vrijheid.
3 Hoofdbeginselen beheerscheu daar de ouderwijs-
wetgeving van 1870.
1) alleen aan de public elementary school, d. i. de
openbare staatsschool voor ieder toegankelijkgelijk
bij ons kan subsidie worden gegeven
2) leerplichtzoo er bi tnen 3 mijlen in den omtrek
niet is een bijzondere schooldan moet het kind naar
de openbare, waar die openbare school ook staat
3) onder de hoede van de conscience clause d. i.
precies het voorschrift van art. 22 onzer onderwijswet;
facultatief godsdienstonderricht met vrijlating om er ge
bruik van te maken.
Waar Engeland zoo voortgaat, kan Nederland volgen.
III. Ik kom tot een 3e punt dat Nederland te be
houden heeft. Ik bedoel het vrijhandelstelsel.
Vrijhandelvan ouds hier in eereis de toestand
van het laissez faire toegepast op de volkenrechtelijke
betrekkingen. De slagboomen tusschen gemeenten en
provinciën hebben wij opgeruimd. Welnu men wil dat
de wereldmarkt eveneens ongehinderd onderworpen zij
aan de wet van aanvraag en aanbod.
Het Frotectionisme verlangt dat de wetgever tusschen
beide trede, natuurlijk met goede bedoelingen, maar wij
moeten niet vergeten dat zekere plaats daarmede is
geplaveid.
Het Protectionisme verliest drie gevolgen zijner leer
uit het ocg
1) Protectie is bij machte aan een tak van industrie
voor een tijd lang voozen glans te geven of eene in
werkelijkheid opgedroogde bron van volkswelvaart schijn
baar te doen herleven.
Daar echter de middelen die men te baat neemt
tegen het buitenland zijn gekant, zoo moeten wy
represailles vervrachten.
Dus: tarievenoorlog, waarbij onvermijdelijk de zwakste
te gronde gaat.
2} De protectie kan kunstmatige debouches scheppen
b. v. de graanprijzen in de hoogte drijven.
Door willekeurige afsluiting van concurrentie verdient
de producent, maar de binnenlandscke consument be
taalt het gelag.
Dure graanprijzen duur brood.
3) Er is, gelijk onlangs Pierson aantoonde, verband
tusschen in- en uitvoerzoodat kunstmatig beperkte
invoer ook den uitvoer doet kwijnen. De voorspiegeling
derhalve dat door protectie de koopkracht des arbeiders
toeneemt is eene illusie,
Wy mogen ons dus niet laten afdringen van den weg
van vrijhandel.
Ware het mogelijk, veel liever moest gansch ons
vaderland tot één vrijhaven worden ingericht. Daar
door zou hier in dit gunstig gelegen en waterrijk land een
algemeene markt en stapelplaats ontstaan. Allerlei vlag
gen zouden in onze havens en zeegaten ongehinderd bin-
nenloopen, onze tussehenhandel zou herleven en onsland de
voorraadschuur worden voor de behoeften van het vasteland.
Maar aan vrijhandel alleen hebben wy niet genoeg.
Ik zeide het reeds: vrijhandel is onthouding van
belemmering.
Maar wij moeten ook actief optredeD, dat wil zeggen:
de meest mogelijke party weten te trekken van onze
bronnen van volkswelvaart en zoowel den landbouw als
de nijverheid in staat stellen om den kamp op de wereld
markt onder de gunstigste voorwaarden te strijden.
Om die reden behoort er van staatswege gezorgd te
worden voor landbouwonderwijs en proefstations.
Het landbouwvakonderwys zal ons in staat stellen
onzen ouden goeden naam op dat gebied te behouden
of, waar hij geschokt zijn mochtte herwinnen.
Van onze zuivelbereiding zeide minister Heemskerk
„Het is eene waarheid, dat op het gebied van de zuivelbe
reiding, een voorwerp van productie waardoor ons land
sedert eeuwen beroemd was, wij overvleugeld zijn door
andere natiën doordat die zich hebben toegelegd op
het theoretische en practische van het vak."
Om daarin te gemoet te komen is op de jongste
staatsbegrooting een subsidie van 20 miljoen gebracht
voor landbouwvakonderwijs. Eene aanvulling daarvan zijn
de proefstations.
Daar leert de landbouwer hoe hij van zijn grondstof
het best party trekken kan.
Duitschland heeft daarvan 60, België 7 en 1 in voor
bereiding. Italië 16. Erankrjjk 40.
Wij hebben er één doch de oprichting van meer is
toegezegd.
In het algemeen evenwel zal ieder professioneel en
tecbni-ch onderwijs, zullen mede onze verkeerswegen