te water en te lande verbeterd moeten worden.
Het kapitaal, op deze wijze in kennis en Btofielijke
verbetering van onze natuurlijke hulpmiddelen van
mededinging belegd, draagt ruime vruchten.
Dat is gezonde protectie. Iedere andere is uit den booze.
Naast hetgeen de liberale partij te behouden heeft,
staat hetgeen zij moet trachten te verkrijgen.
Ik noem uit dit oogpunt 4 onderwerpenbelasting
hervorming, betere regeling onzer levende strijdkrachten,
administratieve rechtspraakuitbreiding van staatszorg
voor den handwerksman.
Yergunt mij nopenB alle vier, in vogelvlucht, u mijne
meening te ontvouwen.
I. In zake belading pleegt een aardigheid van mond
tot mond te gaan die ik niet slechts valsch maar ge
vaarlijk noem.
Men zegt de beste belasting is diewelke mijn
buurman betaalt.
Welnu dat is onwaar want gij zoudt niet willen
teren op uws buurmans beurs.
En het is gevaarlijk want het doet den schijn ont
staan, alsof gij dat wel zoudt willen.
De staat is een huishoudenwaarvan wij de wel
daden genieten.
En die weldaden zijn zoo talloos vele dat men zich
het menschelijk leven buiten den staat niet voorstellen
kan, juist omdat de staat de eenige gelegenheid is tot
ontvouwing van al'e mensehelijke vermogens.
Yoor dezen ontzagwekkenden dienst nu, dien de
staat ons bewijst, zijn wij vergelding schuldig. En die
vergelding heet belasting.
Het hoofdbeginsel ten deze is belasting naar draag
kracht, de oude eiscb der liberale economische
school. Belasting in dier voege dus, dat de rijke in
verhouding meer dan de arme betale.
In het samenstel onzer belastingen nu is dat hoog
zedelijk beginsel niet tot zijn recht gekomen. Ja, zei s
zijn er voorbeelden aan te wijzen b.v. de accijnsen op
de eerste levensbehoeften, dat de arme in verhouding
meer betaalt dan de rijke.
Aan dien valschen en voor ons rechtsbesef ondt'aag-
lijken toestand moet een einde komen, en een einde
komen door de liberale partij.
Over de oude strijdvraag of onze grondbelasting eeue
belasting dan wel eene grondrente is, spreek ik niet.
Maar de mutatie-rechten zijn zeker belasting en wel
eene slechte.
Zij zullen in het belang der mobilisatie van den
bodem dus van den landbouw afgeschaft of zeer be
langrijk verminderd moeten worden.
Het personeel zou ik als bron van belasting geheel
willen toewijzen aan de gemeenten.
De wijze, waarop thans gemeente- en rijkslasten in
elkander vloeien is erbarmelijk slecht en tot schade
van beide.
Om tal van redenen schijnt mij het personeeleene
verteringsbelastingveel beter onder het bereik der
gemeenten dan van het rijk te brengen.
Met de patentbelasting is niets aan te vangen. Zij is
niet te verbeteren. Aan twee kolossale gebreken gaat
zij mank. Zij wordt geheven naar vermoedelijke winst en
naar classificatie. Welnu, de winst is er vaak niet,
maar de belasting is er steeds. En de classificatie ver
andert feitelijk met en door gewijzigde techniek waar
mede de wet geen rekening houdt. Die belasting moet
verdwijnen.
De accijnsen op de eerste levensbehoeften zijn niet
langer te dulden. Zij drukken den arme en ontzien
den rijke.
Hoeksteen der hervorming behoort dus te wezen eene
rijksinkomstenbelasticg,waarbij het beginsel van progressie
met steeds verminderenden factor wordt aangenomen.
De gestadige verminde-ing der progressie naar boven
is noodig om hun een wapen uit handen te slaan die
beweren, dat progres.ie het middel is om 't kapitaal te
onteigenen.
Zeker is het datals gij de belastinghervorming aan
dwazen toevertrouwt. Niet echter als gij haar verstandig
hanteert.
Raamt men met Vissering het roerend nationaal ver
mogen op 6000 millioen en het belastbaar inkomen op
250 millioendan kunnen daaruit de equivalenten ge
vonden worden voor de afteschaffen belastingen.
Door de elasticiteit der inkomstenbelasting zal onze
algemeene finantieele toestand worden verbeterd en de
stuitende onrechtvaardigheid dat het kapitaal in por
tefeuille vrijloopt, zal opgeheven zijn.
II. Het naast aan de belasting grenst de defensie
de dienstvervullingdie de Staatmet volkomen recht,
van zijn burgers eischt.
Een volk dat niet bereid is goed en bloed veil te
hebben om den vijand van 's lands erf te weren, is in
Mammondienst en stofaanbidding, te gronde gegaan.
Dat behoef ik niet te zeggen in deze veste, waar eens
de duurgekochte kreet AlkmariaVictrix werd aangeheven
en duizenden opzweepte om met hernieuwden moed de
glorierijke vaan des Zwijgers te volgen.
Thans worden jaarlijks 11000 man bij de militie in
gedeeld.
Daarvan doen 20 °j0 zich vervangen en 80 °/0 dienen
persoonlijk.
Jaarlijks ontbreken dus 2200 man op het appel.
Waarom? omdat zij den plicht der landsverdediging
hebben afgekocht. Den plicht want wanneer men
ergens op overeenstemming wijzen kan in staatsrechtelijke
opvatting is het hier.
Reeds bij de Pacificatie van Gent (8 November 1576)
en bij de Unie van Utrecht (23 Januari 1579) stond
het beginsel op den voorgrond dat een vijandelijke
aanval op een der provinciën eene algemeene verdediging
vorderde.
In de staatsregeling van 1798 hebben de artt. 43
en 44 gelijksoortige strekking. De grondwetten van
1814 (art. 121), van 1815 (art. 203) en van 1848 (art.
177) huldigen dezelfde leer.
Onze bestaande grondwet (art. 180) legt aan alle
Nederlanders dezelfde verplichting op. Ja zelfs wordt
zij verordend voor ingezetenen, die geen Nederlanders zijn.
En dan zou de plaatsvervanging nog langer worden
gedoogdde rijke zich kunnen onttrekken het leger
goed genoeg voor den arme 1
De liberale partij zal dat onrecht doen ophouden of
ik moest mij in haar streven zeer vergissen.
De afschaffing der plaatsvervanging brengt het leger
tot de natie.
Thans zijn beide min of meer van elkander vervreemd.
Men remplaceert maar al te vaak „voor zijn fatsoen."
Vinden de betere en beste bestanddeelen van ons
volk eveneens een plaats in het leger, het zal een af
spiegeling zijn van de natie, zich één met haar gevoelen.
Omgekeerd brengt de afschaffing der plaatsvervanging
de natie nader tot het leger.
Niet in den zin van ijdel militair vertoon.
Het militarisme is hier niet inheemsch en bij voorkeur
boven het wapengekletter wijden wij ons aan de kunsten
des vredes.
Maar ik spreek van tucht, van orde, van discipline,
van nauwgezetheid, van trouw en gevoeligheid op het stuk
van eervan kameraadschappelijken geest. Yan deze
deugden heeft voorzeker het leger het monopolie niet.
Maar wel worden zij in zijne gelederen zeer dikwijls
aangetroffen.
Eckermann verhaalt, dat een vriend van Goethe, door
diens kleinzoon om een albumblad gevraagddaarop
schreefLerne gehorchen leer gehoorzamen. Dat is
't eenige verstandige woord, zei Goethe, dat in het heele
boek staat.
Leer gehoorzamen Bij den sterk individualistischen
geest, die ten onzent heerscht, kan het geen kwaad
dat ons volk aan dat woord worde herinnerd.
Ik weet wel, dat de leuze afschaffing der plaatsver
vanging niet is een tooverformuledie onze levende
strijdkrachten hervormt.
Tal van vragen ook van zuiver techniseh-militairen
aard doen daarnevens zich voor.
Tal van maatregelen zullen genomen moeten worden
om den druk van deze zwaarste onder de belastingen
te verzachten.
Maar de hoeksteen eener deugdelijke legerorganisatie
blijft persoonlijke dienstplicht als aanschouwelijke voor-
stell'ng van liefde voor en toewijding aan het vaderland.
III. Ik kom tot administratieve rechtspraak.
Het is eene der schoonste vruchten onzer grondweès-
herz ening, dat zij de invoering daarvan mogelijk maakt.
Onder rechtspraak verstond men tot dusver het
strafrecht daargelaten de betrekking, waarin burger
tot burger staathet oordeel des rechters over mjjn
en dijn.
Maar ook tegenover den staat, de provincie, de ge
meente staat de burger in zekere verhouding, die aan
leiding geven kan tot verschillende opvattingdus tot
een publiek rechtelijk geding.
Hoe wordt thans zulk een publiek rechtelijk geding
berecht.
Ten deele, door de rechterlijke macht.
Voor een ander deel door het administratief gezag.
En voor een derde deel bestaat er voor den burger,
die zich verongelijkt acht, geen middel van herstel.
Voorbeelden zonder tal zou ik u kunnen aanhalen
ten betoogedat op dit gebied de grootste stelsel
loosheid j ja willekeur heerscht.
Maar ook buiten deie van nature dorre en verve
lende opsomming zult gij mij naar ik hoop wel op
mijn woord willen gelooven.
De liberale eisch nu ten deze is, dat hier regelmaat
en orde in de plaats trede.
De administratief gekrenkte of hij die gelooft het ta
zijn, moet vinden een onpartijdig rechter, die in
bepaalde vormen na contradictoir debat, vonnis wijst.
Meent nu niet, dat deze eisch zoo spoedig is ver
wezenlijkt als uitgesproken.
De virtuositeitwaarmede in deze dagen vooral
het eene punt voorhet andere na op programma's
wordt gebracht, zou allicht u tot dien waan kunnen
leiden.
Niets is geduldiger dan het lijdzame papier. Niets
stelt hoogere eischen dan de markt des levenswaar
allerlei belangen elkander kruisen.
Eene deugdelijke regeling der administratieve recht
spraak kan bij ons volk het bewustzijn wekken, dat
Recht alierwege heerscht en willekeur nergens wordt
gedoogd.
Daaraan moeten de beste krochten der liberale partij
hunne inspanning wijden. De taak ik verzeker het u,
is bij uitstek harer waardig.
IV. Hetzelfde geldtin eenigszins anderen zin voor
de staatszorg ten behoeve des arbeiders.
Ook hier is des wetgevers gebied met distelen en
doornen doorzaaid.
Het geldt tweeerlei klippen te ontzeilen.
De eene is staatspoogdijdie den burger maakt tot
slaafsch werktuig eener zucht tot reglementeering die
eiken spoorslag tot eigen initiatief' uitdooft die het
mannelijk optreden verlamtde self help vernietigt en
doet leunen of steunen op den leiband der overheid.
De audere, niet minder gevaarlijke, heet staatsonthou
ding, die den zwakke weerloos laat, die ongelijke wapenen
toekent in den zwaren strijd des levens, die het egoieme
niet breidelthet gemeenschapsgevoel niet inscherpt
en langs dien weg doffe moedeloosheid en klassen-
baat kweekt.
Om tusschen deze beide klippen door te zeilen be
hoeft de liberale partij vóór alles het kompas dat heet:
kennis der maatschappelijke feiten.
Jaren geleden zeide ik het reeds: wij hebben een
departement van binnenlandsche zaken, maar wij kennen
onze binnenlandsche zaken niet.
In die leemte heeft de uitmuntend geleide Enquete
zooal niet geheel, dan toch ten deele voorzien.
Door haar is, onomwonden, menige diepbeachamende
plek in ons volksleven blootgelegd.
Wij denken aan Dante's hel, wanneer wij het tafereel
te Maastricht aanschouwen.
Daarnaast ontrolt zich de Tilburgsche samenleving
als eene liefelijke idylle.
Maar over het geheel heeft nu reeds de overtuiging
zich gevestigd dat de staat op menig punt ordenend
en regelend ingrijpen moet.
Noodig is een goed georganiseerde inspectiedie
toezicht oefent op de persoonlijke gezondheid en veilig
heid der werklieden in fabrieken en werkplaatsen.
Noodig is eenvormige en onverbiddelijke handhaving
der bestaande wet op den kinderarbeid.
Noodig is hare uitbreidingminst genomen tot den
leeftijd van 13, naar veler oordeel tot dien van 14 jaren.
Noodig is verbod van sommige soorten van arbeid
voor jongelieden beneden de 16 jaar.
Noodig is het verbod van nachtelijken of zondags-
arbeid voor jongelieden beneden L8 jaren en voor vrouwen.
Noodig is de bepalingdat voor jeugdige arbeids
krachten en voor den arbeid der vrouw bepaalde
rustpoozen in acht genomen moeten worden.
Noodig is dat aan vrouwen gedurende zekeren tijd
na hare bevalling iedere fabrieksarbeid worde ontzegd.
Noodig is bovenal dat de Enquête worde voortgezet.
Noodig is eindelijk, dat thans reeds maatregelen
worden genomen tot dwangverzekering der werklieden
tegen ongevallen, ziekte en de gedwongen rust des
ouderdoms.
Wie dit laatste Staatsvoogdij mocht willen heeten
dien verwijs ik ook hier naar Engeland.
Onder het patronaat van wijlen den edelen graaf
Shaftesbury, is thans bij het Parlement daar te lande,
aanhangig een voorstel tot invoering eener dwangver
zekering voor alle burgers, niet voor werklieden alleen.
Ieder, man en vrouw, zou, vóór zijn 21e jaar moeten
storten eene som van 10 Pond 120,
Daarvoor zou ieder vojr zoover hij werkman is of
wordtrecht krijgen op eene wekelijksche uitkeering
van f 4.80 bij ziekte, van ƒ2,40 bij 70 jarigen ouderdom.
Het feit zelfdat een comité uit het Engelsch
Parlement dit voorstel in behandeling neemt moet
menigeen bevrienden met een denkbeeld, dat bij den
eersten aanblik onuitvoerbaar schijnt.
Aan het voorbeeld van België beboert ten slotte te
worden ontleend een maatregel, op de invoering
waarvan ten onzent door mij is aangedrongen in een
geschriftopgesteld op verzoek der Liberale Unie.
In België namelijk is in Augustus jongstleden eene
wet tot stand gekomen op de arbeideraden, adviseerende
lichamen in den trant onzer Kamers van Koophandel,
raden saamgesteld uit patroons en arbeiders, wier
voorlichting de overheid tot richtsnoer strekken kan
en die aan de beslechting van geschillen tusschen
arbeid en kapitaal kunnen worden dienstbaar gemaakt.
Mij rest nog u mijne meening kenbaar te maken
over de vragen van practische politiek, waartoe aan
leiding geeft de verhouding van het moederland tot de
koloniën en de betrekking tusschen kerk en staat.
Met opzet heb ik gewaagd van vragen van praktische
politiek.
En daartoe behoort m. i. niet onmiddellijk de invoering
van Indisch zelfbestuur, al moet deze decentralisatie,
gelijk de scheiding der finantiën, tusschen Indië en
Nederland den liberalen als een ideaal voor den geest
blijven staan.
Hier beroep ik mij op een onverdacht getuige, een
man, die in verschillende gewichtige betrekkingen den
staat met eere gediend en nooit de liberale beginselen
verloochend heelt.
In de zitting der Eerste Kamer van 30 December
j 1., zeide de heer Fransen van de Putte: „Ik las dezer
„dagen in bet programma eener kiesvereenigingoplei.
„ding tot zelfbestuur van Nederiandsch lndië.
„Hoe, vraag ik mij af, is dat in te richten? Wie te
„roepen om daaraan deel te nemen, zelfs in de hoofd
plaatsen? Ik weet het cijfer niet uit mijn hoofd, maar
„Soerabaya heeft eene bevolking van 6000 ot 7000
„Europeanen en bijna 200.000 inlanders. Die Euro
peanen, grootendeels ambtenaren, zijn over de geheele
„residentie verspreid. Waar moet men de elementen
„vinden, niet voor een adviseerend college, maar voor
„eene met beslissende stem? Wie zijn de ingezetenen
„van Nederiandsch lndië, wanneer men de van de
„Regeering afhankelijke ambtenaren niet mederekent?
„Het is eene zaak, die zooveel studie en overweging
„vereischtdat ik een bepaald advies nog niet durf
„uitspreken."
Gij gevoelt, dat waar bij zoo uitnemend deskundige
aarzeling bestaat, wij ons tienmaal bedenken mogen
hetzij gezegd met allen eerbied voor de ontwerpers van
programma's alvorens de debatten gesloten en de
zaak rijp ter beslissing te verklaren.
Uit eigen wetenschap neem ik de vrijheid aan dit
getuigenis van den heer Fransen van de Putte het
volgende toe te voegen
Over de vraag of er in Indie mogelijkheid bestaat
tot voorbereiding of invoering van zelfbestuur voor enkele
hoofdplaatsen is in 1878 door eene staatscommissie ver
slag uitgebracht.
De Commissie was aan het gronddenkbeeld gunstig
gezind, maar waarschuwt dat zelfbestuur voor Batavia
niet in te voeren zou zijn, tenzij men
1) gelijk in Britsch-Iudie plaatselijke accijnsen hief
d. i. plaatselijke slagboomen opwierp, hetgeen bij ons te
lande krachtens art. 147 der Gemeentewet is verboden.
2) plaatselijke belastingen op voorwerpen van verbruik
invoerde d, i. handelde in strijd met het gezond
economisch beginsel, dat die belasting voor de gemeen
ten bij art. 241 der Gemeentewet heeft doen verbieden.
3) heffing in Datura (dat wil zeggen belasting en
arbeid) geoorloofd verkiare d. i. een belangrijke
echrede rugwaarts deed.
De voorstanders van het Indisch zelfbestuur komen
dus in deze wonderlijke Btelling, dat zij lijnrecht tegen
gestelde beginselen voor moederland en ko oniën ver
dedigen steeds in naam van het liberalisme.
Hier zijn plaatselijke tolliniën grondwettelijk verboden.
Daar zullen zij geschapen moeten worden.
Hier streven wij naar afschalfing van accijnsen op de
eerste levensbehoeften, zelfs voor het Rijk.
Daar zullen zij zelfs voor de gemeenten moeten ver
ordend worden.
Ea om de maat vol te meten komen bedoelde voor
standers op nog meer singulier standpunt.
Voor Indië verdedigen zij, te recht, afschaffing van
dwangarbeid als algemeen beginselmaar dit belet hun