De Heidehof. No. 68. Negentigste Jaargang. 1888. Afgebroken discussie. ZONDAG 3 JUNI. Prijs der gewone Advertentiën: EERSTE BLAD. Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETOIV. Eene reisherinnering: van Fr. VOi\ BiiLOW. Uit het boogduitsch. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS- TEE ZOON. De inlichtingen voor een drietal weken door den heer Domela Nieawenhuis in de Tweede Kamer van den Minister van Justitie gevraagd betrofl'en een zaak die te recht de algemeene belangstelling had opgewekt en waarbij een groot algemeen belang betrokken is. Hij sprak over de werkstakingen in de veenstreken en zocht de oorzaak uitsluitend in het te lage loon van de veenarbeiders tegenover de groote winsten van de veenbazen. Naast de door hem medegedeelde cijfers, waaruit van die schromelijke winst moest blijken zijn andere cijfers gestelddie deze winst sterk deden afnemen en in sommige gevallen geheel verdwijnen. Zoo gaat het gewoonlijk. Bij alle veenbazen zal de uitkomst ook wel niet dezelfde zijn en wat in vele zaken het geval is, dat de een met ruime of voldoende winst, de ander met een schraal batig slot, een derde zelfs met verlies werkt, zal ook bij het turfmaken wel meermalen voorkomen. Waar het verlies of de te schrale winst het gevolg is van slecht beheer, te duren koopprijs of te hooge pacht van den veengrond, kan echter de arbeider niet tot het slachtoffer gemaakt worden. Onder zulke omstandigheden kau niet op zijn loon beknibbeld worden, wat onverstand of dwaze koop- en pachtcontracten hebben doen verbeuren. Dalen de loonen te laag, dan kan de arbeider niet leven, en het kan ons niet verwonderen dat hij den arbeid staakt, ook al zou de Iconsverlaging niet aan den onwil van den werkgevermaar aan zijn onvermogen geweten moeten worden. Toch is het niet onverschillig welke voorstelling van de verhouding tusschen de werkloonen en de winsten van het bedrijf wordt gegeven. Neemt men met den heer Nieuwenhuis aan dat een veenbaas die 60 man aan het werk heeftdagelijks f 98,40 verdient, dan zal zijn weigering om de gevraagde loonsyerhooging toe te staan met recht aan onmensche lijkheid en niets ontziend winstbejag worden toege schreven. Dat de voorstelling van den heer Nieu wenhuis tegenspraak ondervond zal dus niemand be vreemden. Die tegenspraak heeft althans reeds zooveel uitgewerktdat in Hecht voor allenwaarvan de heer Nieuwenhuis redacteur is, een geheele wijziging van de door hem opgegeven cijfers voorkomt, ofschoon de uitkomst dezelfde blijftmaar het zal toch wel noodig zijn, wanneer men zelf een zaak ter sprake brengt, terstond de juiste, cijfers te noemen, opdat 1) Dienstzaken noopten mij, gedurende geruimen tijd in Sleeswijk-Holstein verblijf te houden. Ik leerde zoo doende een der merkwaardigste streken van Duitschland kennen de Geestmet hare spaarzame dorpenhare woeste, zandige heiden en uitgestrekte, eentonige veen gronden, die als een breede hoogvlakte het schiereiland doorsnijdt. Goede straatwegen treft men er niet veel aan, en is men genoodzaakt, de streek door te trekken op punten, waar het verkeer niet zeer levendig is, daar vindt men niet anders dan de vaak twijfelachtige land- wegendie zich voor het meerendeel door het niet gebeel ongevaarlijke veengebied slingeren. Sedert maanden had ik tot mijne standplaats de herberg van een dorp gekozen, dat op de grens van de Geest en de oostkust ligt. Kort voordat ik met mijne werkzaamheid daar ter plaatse gereed was, kreeg ik op eenen Octoberdag de opdrachtom mij den volgenden morgen vroeg voor eene dringende bespreking in een plaatsje te bevindenaan gene zijde van de Geest ge legen. Deze opdracht schudde mij uit eene behagelijke rustmaar zij was op geene wijze te ontgaan. Het onaangenaamste van de zaak was dat ik slechts op mijn tijd kon zijn, wanneer ik dadelijk vertrok en den directen weg over de Geest nam. Het weder lokte hiertoe niet uithet was veeleer onaangenaam en natkoud. Niettemin reed ik, voorzien van de noodzakelijkste bagage, in een licht rijtuigje, tegen het ondergaan van de zon uit, zonder mij te zij behoorlijk beoordeeld kunnen worden. Wat baat hetof men laternadat de zaak behandeld ismet een andere rekening voor den dag komt? Nog sterker is hetdat in een ander artikel in hetzelfde blad later gezegd isdat de heer Nieuwenhuis na tuurlijk niet van een netto-winst, maar alleen van de brut o-winst had gesproken. Dat had hij dan toch in elk geval er wel bij mogen zeggenmaar daarenboven wat baat hetwanneer men de uitkom sten van eenigen tak van handel of bedrijf wil aan- toonenzich tot de bruto-winst te bepalen Kon men zich daarmee vergenoegen en eenvoudig een aantal uitgaven en onkosten buiten rekening laten die van de bruto winst moeten worden afgetrokken, om ten slotte de zuivere opbrengst te vinden, menige zaakdie met verlies of zonder winst wordt gedreven, zou een ware goudmijn zijn. Op de opmerking dat door den heer Nieuwenhuis sommige posten onjuist waren voorgesteld en andere geheel vergeten werd eenvoudig geantwoord dat hij zijne mededeelingen handhaafde, als afkomstig van deskundigen. Op die wijze is wel de zaak spoedig uit, maar komt men ook geen stap verder. Alleen door nader onderzoek en vergelijking kan men tot de waar heid komen. En nu beroepe men er zich niet op, dat de ondernemers bijna nooit bereid zijn hunne zaken voor anderen open te leggen en alle inlichtingen te geven die men zou begeeren. Het doel was niet, met volkomen juistheid op te geven, wat ieder ondernemer verdient; maar de uigaven en ontvangsten, waar het op aankomt, zijn toch wel genoegzaam bekend, om te kunnen nagaan wat in den regel de uitkomst moet zijn. Doch alle verder onderzoek wordt afgesneden als man zich van de zaak afmaaktzooals de heer Nieuwenhuis heeft gedaan door eenvoudig uit te roepen //Ook hier openbaart zich de klassenstrijd; wat anderen mededeelen zijn opgaven van werkgeversde mijne zijn van veenarbeidersziedaar de klassenstrijden daarin is nimmer verzoening denkbaaromdat alleen de macht beslist in den strijd tusschen kapitaal en arbeid." Dat was de kwestie niet De opgaven van veen bazen behooren evenmin zonder nader onderzoek als vertrouwbaar te worden aangenomen als die van de arbeiders. En dat onderzoek is zeer goed mogelijk Die er niet van weten wil, kan niet ten doel hebben een juiste voorstelling te verkrijgen van onze maat schappelijke toestanden Maar erger is wat later ge beurde Een vervener heeft openlijk aangeboden met zijn boeken te bewijzen, hoe onjuist de opgaven van den heer Nieuwenhuis zijn geweest en hoe verkeerd de slotsom was die hij daaruit heeft getrokken. Ziedaar een uitmuntende gelegenheid om de zaak tot storen aan den storm die voorspeld werd daar mijn koetsierChristiaan Nissen de zoon van den kas telein de streek op zijn duim kende en zijne krachtige paarden voor de lange reis geheel berekend waren. De voorspelling zou spoedig worden bewaarheid. De grauwe wolken, die tot heden bewegingloos voortdurend met regen hadden bedreigd, begonnen zich te bewegen. Een paar heftige rukwinden en enkele groote regen droppels waren de voorboden, en weldra bewogen zich de wolken in razende vaart. Zij schenen voor elkander in snelheid niet te willen onderdoen. De vlagen werden heftiger nu en dan door eene regenbui afgewisseld en toen het volslagen donker was, hadden wij eenen storm uit het westen zoo hevig als op de Geest maar al te vaak voorkomen. Alleen door de voortreffelijkheid van de paarden was het mogelijk ten minste pas voor pas vooruit te komen. Ook mij was de streek niet vreemd, ik was met hare gevaren nauwkeurig bekend. Bij eene slechts geringe afwijking van den gewonen wegkwam men op zoo genaamd kwelzand, dat men zelfs bij dag niet dan met het grootste gevaar betrad, hoeveel te minder dus op dit uur I Het zal negen uur geweest zijntoen de storm tot zulk eene heftigheid was gekomen dat tnsschenbeide de wagen stil stond. De regen die nu als ware er eene wolkbreak nederviel zweepte om ons heen en ieder oogenblik konden wij verwachten dat het rijtuig zou worden omvergeworpen. Naar mijne berekening waren wy nog minstens drie aren van ons doel verwijderd. De hoop het nog vóór den nacht te bereiken, verdween geheel en daar er aan otnkeeren op den smallen weg niet te denken was nam ik het besluit, op de eerste de beste hofstede een nachtverblijf te vragen. De kaart van het land had ik goed in het hoofd. Naar 't mij voorkwam moesten wij niet ver van de Heidehof meer zijn, eene vrij uitgestrekte bezitting, die tegelijkertijd als herberg werd genoemd. Op de vraag, klaarheid te brengen, die met beide handen verdiende te worden aangegrepen Ook die boeken behoefden niet zonder nader onderzoek als bewijsstukken te worden aangenomen. Misschien kon daaruit blijken, dat de zaak niet goed werd beheerd, dat de veengrond te duur was gekocht of gehuurden dat daar dus de schoen wringt, wanneer deze vervener zich beroept op zijn onmacht om hooger loon te geven. En wat is het antwoord van den heer Nieuwenhuis Niets anders dan dit: Hoewel ik u dank zeg voor uw aanbod zal ik daarvan geen gebruik maken. Wilde ik ant woorden op alle aan- en uitvallen door de pers waar aan ik bloot sta, ik zou alleen daaraan dagwerk hebben. Mijn tijd is mij daarvoor te lief, en ik heb het daar voor veel te druk. Toen ik jonger wasantwoordde ik meermalen; nu ik wat ouder ben geworden, is die ijverzucht wat bekoeld of heb ik ingezien dat men beter doet zijn tijd te besparen voor nuttiger zaken." Hoe nu? Was dan de heer Nieuwenhuis aange vallen Ons komt het voordat integendeel de verveners door hem waren aangevallennu wil één van hen zich verdedigen, en het antwoord is ik heb geen tijd ik heb wel wat beters te doen. Maar dat gaat toch waarlijk niet aan. Die geen tijd heeft voor nader onderzoekdoet beter te zwijgenheeft althans geen recht zich met beslistheid over de zaak uit te laten. Hoe kan iemand verlangen, dat men op zijn woorden acht geeftals hij zich op deze wijze van de zaak afmaakt Men verwijt doorgaans aan de sociaal democraten dat zij alleen ooren hebben voor hetgeen hun leiders en geestverwanten zeggen en hunne woorden zonder nader onderzoek als juist en onwederlegbaar aannemen. Maar is dat verwijt niet gegrondnu hun aanvoerder op deze wijze handelt Bij de interpellatie vau den heer Nieuwenhuis had de Minister van Justitie de uitdrukking //de goedge- zinden" of »het goedgezinde deel der bevolking" gebruikt Niet zonder reden vroeg de heer van Houten nadere inlichting omtrent de bedoeling van de Eegee- ring met deze uitdrukking. Hij herinuerde er aan, dat in ons land de arbeiders volkomen vrij zijn zichi te vereenigen tot werkstaking, om te trachten daardoor het hoogste loon te verkrijgen dat naar hunne mee- uing onder de omstandigheden waarin de industrie verkeertzou kunnen gegeven worden en dat er dus geen reden kan bestaan om hen die het werk voortzetten "goedgezindeu" te noemen en bij gevolg de werkstakers als kwaadgezinden voor te stellen. Hij meende te kunnen aannemen dat de Minister zijne zienswijze deeldemaar zou gaarne allen twijfel zien weggenomen. De Minister haastte zich te verklaren, dat hij met den heer van Houten instemde en dat hij, van »goedgezinden' sprekende daarmede geenszins de of men daar een onderkomen zou vinden kreeg ik aanvankelijk van mijnen koetsier niets te hooren. Eerst na hernaald aandringen antwoordde hij „Ben onderkomen welmaar ik raad u nieter heen te gaan." „En waarom niet Weder eene lange pauze toen kwam er uit „Omdat op de Heidehof geen reiziger overnacht. Jteeds zoo menigeen is hier verdwenen en het spoor verloor zich steeds in de buurt dier plaats. De streek hier heet met voor mets: „het kerkhof." Wilt gij er vol strekt heen, mij goed! Maar nog eens, ik waarschuw u het is niet zuiver daar." Deze woorden werden met zulk eene overtuiging gesprokendat misschien menigeen zich genoopt zou gevoeld hebben den raad te volgen. Ik kon echter maar niet aan de verhalen gelooven in onzen vrede: lievenden tijd nog rooverherbergen 1 het scheen mij kin' derachtig en belachelijk toe. Blijkbaar met tegenzin hoorde mijn jonge medgezel mijn besluit aan en hij beproefde nu mij, langs omwegen, daarvan af te brengen. Hij werd spraakzaam. Meer dan eens moest ik hem aansporen, op zijne paarden te letten, steeds begon hij opnieuw eene of andere ijse- lijke geschiedenis te vertellen alsof het weder al niet yselijk genoeg was. Nog eenige minuten en wij stonden stil onder het ver vooruitstekende dak van de Heidehof, welken bouw vorm men daar algemeen aantreft. Een mat licht schemerde door het venster. Ik riep zoo luid mogelijk, maar niemand kwam; misschien had men mijdoor het gieren van den storm binnen niet gehoord. Daar de, naar het mij scheen, beangste koetsier verklaarde dat hijmet het oog op de onrastig ge- worden paarden, niet van den bok kon, moest ik alleen uitstappen. Op hetzelfde oogenblik echter, dat ik vasten grond onder de voeten voelde en Nissen nog eenige woorden wilde toeroepenkwam deze mij voor. Met een; „Hier blijf ik niet!" legde hij de zweep over de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1888 | | pagina 1