fiinticnlanl). &tab0~i$£ricfttea. werkstakers als niet-goedgezinden had willen voor stellen, Alleen wanneer een werkstaker verder gaat, gelijk gebeurd is«wanneer hij anderendie het werk willen voortzetten bedreigtdat indien zij niet gemeene zaak met hem makenhij hun het werken zal belettendan noemde hij zulk een werkstaker een niet-goedgezinde. De Minister verdedigde dus alleen de persoonlijke vrijheid; die de vrijheid, waarvan hij zelf gebruik maakt om te werken of niet te werken, ook in anderen eerbiedigt, hem noemde hij «goedge zind"; «kwaadgezind" kon alleen hij genoemd worden, die anderen dwingt of bedreigt om zijn voorbeeld te volgen. Hij veroordeelde dan ook een reglement, dat door de werkstakers was gemaakt en waarin onder anderen was bepaald «Het vervoer van turf zal zoolang belet worden als de werkstaking zal durenen «Dit contract is door allen goedgekeurd en zal ieder zich hieraan moeten onderwerpen, llij die niet aan dit voorschrift voldoetwachte zich voor de gevol gen." Deze houding van de Regeering moest naar msn mocht verwachten zeer in den smaak val len van Recht voor allen welk blad tot motto heeft «Alleen wie de vrijheid van anderen lief heeft, is zelf de vrijheid waard" Toch stond dezer dagen in dat blad een hoofdartikel onder het opschrift «Goedgezinden en kwaadgezinden"waarvan de aanhef met de volgende woorden aan het gesprokeue door den Minister van Justitie herinnert: «Ten allen tijde maakte de Regeering een onder scheid tusschen goedgezinden en kwaadgezinden te midden der bevolking. «Goedgezinden zijn dezulken die zich stil en zon der morren laten regeeren en die nog lofliederen ten beste geven om de wijsheid en goedheid der Regee ring te loven en te prijzen «Kwaadgezinden zijn dezulken die zich een eigen oordeel aanmatigen over regeeringsdadeadie den moed hebben te critiseeren en maar niet alles mooi vinden wat de heeren doen en zeggen. «Zoo sprak onlangs de Minister van Justitie in de Tweede Kamer: «het goedgezinde deel der bevolking moet weten moet overtuigd zijndat het altijd op den steun van het openbaar gezag kan rekenen"" - - - ,-irri——rrmiT' ia» Bij kon. besluit van den 30 is de heer D. L. Gardozo Jr., rabbinaal assessor bij de Fortug. israël. gemeente te Amsterdam, benoemd tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw en bij kon. besluit van den 31 de heer D. F. van Braam Morris, gouverneur van Celebes en onderboorigheden. Den 31 is in het Noordhollandsch kanaal onder Warmenhuizen eene schuit met lammeren door eene sleepboot aangevaren met het gevolg, dat een 32jarig persoon, van Texel afkomstig, over boord sloeg en verdronk. Den 1 zijn aan den concierge der Handelsschool, die op het wisselkantoor der Nederiandsche Bank te Amsterdam het maandelijkach bedrag der tractementen van de leeraren, ten bedrage van f 2874.93 ontvangen had, de ontvangen bankbiljetten, die hij in eene bruine enveloppe in den zijzak zijner jas geborgen had, ont stolen. Een dadelijk bij de aanwezigen door de per telefoon ontboden politio ingesteld onderzoek leidde tot niets; volgens het zeggen van een jongen waren twee mannen zeer haastig het kantoor uitgekomen, zelfs zoo dat zij bem hardhandig op zij tegen den muur hadden geduwd. Aan het postkantoor Alkmaar en de daaronder ressorteerende hulpkantoren werd gedurende de maand Mei 1888 in de rijkspostspaarbank ingelegd 8930,68£, terugbetaald f 5570,83. Het laatste, door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 2125. paarden en was hij in het volgende oogenblik in de duisternis verdwenen. Daar stond ik met koffer en portefeuille beladen in wind en regen, alleen voor de rnoverherberg Mijnen vriend Christiaan mij zoo in de steek te zien laten ergerde mij geweldig. Zijne vrees voor het huis moest op de eene of andere wijze gerechtvaardigd zijn, anders was hij niet zoo weggereden. Dat mijne stemming in dezen toestand niet van de aangenaamste was, dat kan een ieder begrijpen. Lang te aarzelen of te overleggen wat ik moest doen of laten was uit den aard der zaak onmogelijk. De deur was gesloten. Eerst na lang, aanhoudend kloppen hoorde ik zware treden naderen. Er werd open gedaan en voor mij stond een hooggebouwd breedge schouderd man inderdaad eene reuzengestalte. Een kort, donkerblauw buis, met twee knoopen, een bob lederen engsluitende broek en de klompen aan zijne voeten gaven hem geheel het aanzien van den Geestboer. Het borstelige roodachtige haar, en de op de deensche manier geschoren baard gaven mij, ook in verband met den volstrekt niet vriendelijken blik, geen aangenamen indruk. Met mijne gewone gestalte scheen ik mij tegen over hem klein duimpje, die den menscheneter ontmoet. Hij liet mij zonder iets te zeggende gelagkamer binnentreden, die, met eenige tafels en banken bezet, de geheele diepte van het huis besloeg. Nadat hij de deur weder had gesloten en gegrendeld nam hij mij een oogenblik van het hoofd tot de voeten op en vroeg op ruwen toon „Wat wilt gij hier?" Met de grootst mogelijke kalmte legde ik hem mijn toestand bloot en vroeg ik om een bed. Toen ik ten slotte den naam van mijnen koetsier noemdeging er een verachtelijke glimlach over het breede gelaat en zachtdoch zoo, dat ik het verstond, mompelde hij „De duivel hale hem Door het stedelijk muziekkorps zullen op Zondag 3 Juni 1888, des avonds te 6% uren, in den Stadshout, de navolgende stukken worden uitgevoerd 1. „l'Arquebusier", pas redoublé van J. Martin. 2. Ouverture zum Trauerspiel „Egmont" v. L. v. Beethoven. 3. „Mein Traum", Walzer v. E. Waldteufel. 4. „Grand air varié pour concours" v. L. Canivez. 5. „Concert Ouverture" v. Beissig. 6. A l'opéra comique", mosaique v. Jos. Kessels. 7. „Die Wachtparade kommt Charac- terstück v. R. Eilenberg. 8. „Musikalische Blumenlese", Potpourri v. H. Thümer. Naar wij vernemen, heeft de vereeniging ter vie ring van den gedenkdag van Alkmaars Ontzet in 1573 be sloten Alkmaar's jeugd gelegenheid te geven, om aan de feestviering op Maandag 8 October 1888deel te nemen door een vliegerwedstrijdwaarbij het op den doeltreffenden vorm van den vlieger en de handigheid in het doen opstijgen zal aankomen. Weldra verwacht men dienaangaande eene officieele aankondiging. Wanneer het schoolverzuim op de openbare scholen in de gemeente Alkmaar zoo onbeduidend is, dan mag dit zeker voor een groot deel toegeschreven worden aan den invloed van het jaarlijksche feest, dat gegeven wordt aan die kinderen, die geen enkelen of bijna geen enkelen schooltijd verzuimen. Om aan dat feest te kunnen deelnemen, mag men in één jaar tijd niet meer dan drie keer verzuimen. Over het tijdvak van 1 Mei 1887 tot 1 Mei 1888 vallen ongeveer 930 van de 1249 leerlingen van de school voor onvermogenden, van de twee tusschenscholen en de burgerschool in die termen. In 1884 mochten slechts 600 van de 1166 kinderen daaraan deelnemen. Het voornemen bestaat om evenals de laatste jaren met de oudste kinderen per boot naar Scboorl te gaan, waar schijnlijk op Woensdag 4 Juli en op 2 Juli aan de jongste kinderen een feest op de speelplaats bij iedere school te bereiden. In den loop der volgende week zal een beroep op de ingezetenen worden gedaan om dit school feest op dezelfde wijze te kunnen geven als reeds zoo menigmaal mogelijk wasdank zij de vrijgevigheid der belangstellende ingezetenen. Moge de commissie zich ook thans in hare verwachtingen niet teleurgesteld vinden; de toezegging van den heer C. Bosman, dat de booten wederom kosteloos ten gebruike afgestaan zullen worden, is voor baar reeds een goed begin geweest. Alhier is aangehouden en ter beschikking van den officier van justitie gesteld ztkere W. H., een duitscber die zich alhier aan diefstal schuldig maakte, Aan de onderscheidene genotvolle en nuttige avonden, door de commissie van de volksvoordrachten, alhier gedurende dezen winter aan de ingezetenen ver schaft, sluit zich op eene waardige wijze aan de avond van den 31waarop op uitnoodiging van genoemde commissie, een drietal sprekers hunne beste krachten inspanden, om hen, die opgekomen waren, te overtuigen van het groote nut van baden en zwemmen en bekend te maken met de middelen tot redding van en tot eerste huipverleening aan drenkelingen. Nadat de heer M. Cohen Stuart, op de hem eigen bevattelijke en aangename manier, iu hoofdtrekken ge schilderd had, hoezeer geregelde reiniging van de huid ten nauwste samenhangt met eene goede gezondheid gewezen had op het zoo algemeen heerschende begrip, dat men reeds genoeg zorg had gedragen voor zijn lichaamwanneer meu neus en mond even met het water in aanraking had gebrachten op het feitdat men letterlijk vaak angstig is, zich aan water te branden en als zijne overtuiging had uitgesproken dat reiniging, door middel van zwemmen, boven alle andere middelen de voorkeur verdiende, omdat daarmede evenredige be weging van alle lichaamsboeien gepaard ging, eindigde spreker zijne rede met te wijzen op eenige nog steeds heerschende vooroordeelen o. a. op de allerdwaaste meeningdat men een drenkeling met een deel vau zijn lichaam te water moet laten liggentotdat de politie gewaarschuwd is. Dit domme vooroordeel heeft al menig mensckenleven gekost. De heer dr. J. D. Boeke bad welwillend de taak op zich genomen de hoorders bekend te maken, voorna melijk met de middelen tot het opwekken van de levens- Alsof bij het met zich zelf niet eens was, of bij nog iets zeggen zou of nietvoer hij met de reusachtige hand meermalen door zijn haar. Hij scheen teu slotte tot het laatste besloten te zijn, want plotseling maakte hij rechtsomkeerd en liep dwars door de kamer op eene deur toe, waardoor hij verdween. De inleiding tot het rooversdrama liet niets te wen- scben over en levendige herinneringen aan de sprookjes mijner jeugd kwamen mij voor den geest. In geregelde volgorde werd nu zeker het groote mes geslepen kwam de verschrikkelijke man terug, slachtte mij op zijn gemaksleepte de overblijfselen naar het „kerkhof" en Christiaan Nissen had gelijk gehad. Behalve eene parapluie en een zakmes had ik geen wapenzelfs vluchten was onmogelijk, de tralies voor de vensters en de gesloten deur zorgden daarvoor wel. De rooverhoofdman scheen intusschen mijn tijd nog niet gekomen te achten noch hij noch iemand anders vertoonde zich. Maar ook mij kwelden andere zorgen; ik was door en door nathad geen andere kleederen om aan te trekken, er brandde in de gelagkamer geen kachel ik was dus in een alles behalve benijdbaren toestand. De hangklok sloeg tien uurhalf elf en nog steeds zag niemand naar mij om. Minstens twaalf maal had ik de kamer reeds op en neder geloopen. De kleine lamp op eene tafel knetterde verdacht, ook zij scheen geheel vergeten te worden. Steeds kleiner en kleiner werd haar schijnsel en hulde het ruime lokaal in een ongezellig duister. Ik kuchte, hoestte, niesde, floot, zong, alles tevergeefs. Zoo kon het niet langer blijven. Op de eene of andere wijze moest er klaarheid komen. Eene medelijdende ziel zou ook hier wel zijn maar waar die te vinden De deurwaardoor de reus was verdwenenstond open. Met de lamp in de hand, ging ik aan den wan del. Eene trap leidde naar beneden. Ik ging die af. geesten bjj drenkelingen, tot op het oogenblik, dat de geneesheer verschijnt. Hij liet hieraan voorafgaan enkele opmerkingen omtrent het nuttige en aangename van te kunnen zwemmen in welk geval men niet alleen sich zeiven maar ook anderen zal kunnen redden. Spreker waarschuwt echter, niet te roekeloos, bij het redden van een drenkeling, te werk te gaan en steeds te zorgen na als hot eenigzins mogelijk isschoenen en jas te hebben uitgeworpen alvorens men zich te water be geeft dat men door den drenkeling niet by een of ander kan worden vast gegrepen waardoor de vrije bewe ging zou kunnen worden belet. Men moet daarom trach ten, hem van achteren te vatteu hetzij aan jaskraag of haar en zooop den rug zwemmende den drenkeling naar den wal te brengen. Is hij eenmaal op het droge, dan is de behandeling verschillend a. wanneer hij niet bewusteloos is en nog ademt, b. wanneer hij geheel bewusteloos is en geen ademhaling merkbaar is. In het eerste geval is de hoofdzaak, hem te brengen tot uitbraking van het ingeslikte water en daarna de verstijfde ledematen en gestoorde huid werking en bloeds omloop zoo spoedig mogelijk in den normalen oestandt terug te brengen. Het eerste geschiedt, door den patient voorover op zijne buik te leggen, met een opgerold kleedingstuk als kussen onder de buik en het voorhoofd op den arm van den drenkeling te laten steunen. Daarop wordt de maagstreek en de onderste ribben 2 a 3 maal achtereen gedurende 3 seconden gedrukt waardoor dikwijls de braking teweeg gebracht zal worden. Het tweede geschiedtdoor den drenkeling (tot aan het middel althans) geheel uit te kleeden en het lichaam en de ledematen met zoo mogelijk warm gemaakte wollen of flanellen doeken te wrijven en wel sleede van beneden naar bovenvan de uiteinden naar het midden. Men moet daarna warme kruiken of zakken met warm zand aanbrengen, en hem, in wollen dekens gerold, te bed leggen in den regel zal dan het gevolg zijndat de patient spoedig inslaapt. Is de drenkeling bewusteloos en dit is in den regei het geval, indien hij langer dan 1 of 2 minuten onder water verkeerd heeft, dan is de behandeling eene geheel andere. De eerste zorg moet zijn de gestoorde adem haling zoo mogelijk te doen terugkeeren. Ten einde het gevaar waarin de drenkeling verkeert en de oorzaak waardoor hij in den gevaarlijken toestand gekomen is, duidelijk te maken gat spreker eene beknopte uiteen zetting door platen opgehelderd, van hetgeen by de ademhaling gebeurt. De longen van den bewusteloozen drenkeling zijn gevuld met lucht, waarbij de slechtste lucht van onze slecht geventileerde en druk bezochte lokalen nog heerlijk frisch mag heeten. De als prikkel voor de zenuwen, die de ademhalingsbewegingen regelen, zoo noodige zuurstof is er bijna geheel uit verdwenen en daarentegen is het koolzuur, dat verdoovend op die zenuwen werkter in buitengewoon groote mate aan wezig. Is het wonder, vraagt spreker, dat het hart, in zijne beweging gaat vertragen en dat zelfs de geringe hoeveelheid zuurstof, die nog in de longen aanwezig is, niet meer in het bloed wordt opgenomen, dat ook het schadelijke koolzuur niet kan afgeven. En stilstand van den bloedsomloop, dat is de dood. Hoe langer het lichaam van den drenkeling in dien toestand verkeerd heeft, hoe meer die op den dood begint te gelijken. Professor Pel, vervolgde spreker, acht de kunstmatige behandeling die de opwekking der gestoorde ademha ling beoogt, boven ailes noodig. Hare toepassing is als volgt de redder plaatst zich achter het hoofd, pakt de armen van den drenkeling bij de ellebogendrukt ze tegen de zijden van den patient aan en draait ze zoover mogelijk van het lichaam af tot het hoofd tusschen de armen komt te liggen. Nu wacht hij even en brengt ze daarna weder in den vorigen stand en drukt ze weer tegen de zyden. De helper houdt bij het opgaan der ;armen de tong uit den mond van dea drenkeling en drukt bij het neergaan der armen op de zijden en de maagstreek. Zoo houdt men 15 minuten vol. Men wacht dan even en herhaalt hetzelfde zij 't een uur lang. Al heeft een drenkeling 35 a 49 minuten in het water doorgebrachtis herleving nog mogelijk. Als er helpers en hulpmiddelen zijn, dan moet het lichaam op de reeds omschreven wijze verwarmd Licht glinsterde mij tegemoet. Ik liep op het schijnsel toe, opende eene tweede deur en bleef staan. Ik zag eene groote, sombere keuken, de echte heksenkeuken uit het sprookje. Op de haard brandde een groot vuur, waarboven een ketel aan eene ketting hing. Eene oude vrouw wier grijs haar verward om hare slapen hing, stond daarin te roeren. Eene zwarte kater zat er naast en zag my met zijne groene oogen uitdagend aan, ter wijl een tamme raaf, met den kop onder zijne vleugels, op de leuning eener stoel huisde. De storm huilde door de schoorsteen dreef de rook naar binnen en de weerschijn van de knetterende vlam verlichtte scherp het gelaat der vrouw. Zij had blijkbaar van mijn binnentreden niets gemerkt. Eerst op mijn „goeden avond" zag zij om met eene kreet van schrik. Ik begreep daaruitdat zij van mijne aan wezigheid in huis geen kennis droeg. Ik stelde haar met enkele woorden gerust en maakte mij nogmaals bekend als een reiziger, die nachtverblijf zocht en ver zocht een bed en eenig eten en drinken. Geheel ver stoord luisterde zij naar mijne woorden en bet daurde eenige minuten, voordat zij zoover bedaard was, dat zij mij broksgewijs een antwoord kon geven „Maar weet gy dan niethoe het hier staat op de Heidehof en en en Daarmede was het uit. Wat er met de Heidehof gebeurd wasvernam ik niet. Ik had geen lustom met geweld den sluier van het hier sluimerende geheim op te heffen; het liefst was ik ondanks regen en storm weder naar buiten gegaan, maar de boer had de deur weder gesloten en ik wilde niet vragen, om haar open te doen, om geen bewijs van vrees of onrust te geven. De uitslag van mijn keukenexpeditie was eindelijk, dat het oudje mij beloofde, voor eten en voor een bed te zullen zorgen en Ingeborg te roepen. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1888 | | pagina 2