23inncttlftttb. de heer Zanardelli, uitvoerig die bepaling toe, waarna met 270 tegen 6 stemmen zijne zienswijze goedgekeurd werd. Met 245 tegen 67 stemmen is dat wetboek den 9 bij geheime stemming goedgekeurd. OOSTENRIJK-HONGARIJE. Uit het ingediende ontwerp van de gemeenschappelijke begrooting blijkt dal de gewone mtgaven 113.035.634 fl. meer zullen bedragen dan de ontvangsten. Van die som zijn 97.715.855 fl. bestemd voor het leger en 9.180.947 fl. voor de vloot. De buitengewone begrooting wordt op 23.181 246 fl. geraamd. In de toelichting wordt gezegd, dat, hoewel alle regeeringen eenparig zijn inden wenscb tot handhaving van den vredeer toch machtige be weegredenen bestaan, welke haar alleen in de verbete ring der militaire strijdkrachten den besten waarborg voor den vrede doen zien. De delegation zijn bijeengekomen. Bij hare ontvangst verklaarde de Keizer dat in de betrekkingen tusschen Oostenrijk en Duitschland geene verandering was ge komen, De verhouding tot de andere vreemde mogend heden bleef voortdurend van volkomen vriendschappe- lijken aard. Hij uitte de hoop, dat de vrede ook verder bewaard zon blijven doch bij de onzekerheid van den staatkundigen toestand van Europa en bij de aanhou dende vermeerdering der militaire krachten in andere staten streefde Oostenrgk-Hongarije ook naar de vol tooiing zijner miliiaire stelling. De oostenrijksche delegatie koos den heer Smolka tot voorzitter, die op de noodzakelijkheid wees, het leger op zoodanigen voet te brengen dat het ieder oogenblik gereed was te velde te trekken. Deze nood zakelijkheid werd aan Oostenrijk door de toenemende wapeningen van andere mogendheden opgelegd. Hierbij moest echter gevoegd worden dat Oostenrijk de hand having van den algemeeneu vrede wenscht. Hij bracht verder hulde aan de nagedachtenis van Keizer Wilhelm en prees zijnen opvolgeronder verklaring dat de vriendschapsbetrekkingen met Duitschland thans on wrikbaar vaststaan en een waarborg zijn voor een lang- durigen vrede. De hoopdat de vrede nog lang zal bewaard blijven is gegrond op de zekerheid dat de Keizer van Oostenrijk zijne beste krachten zal aanwenden tot bereiking van dit doel. De hongaarache delegatie koos den heer Tisza, broeder van den minister, tot voorzitter. Bij de aanvaarding zijner betrekking verklaarde deze, dat het vredesverbond in den tegenwoordigen staat van zaken een rustpunt biedt. De monarchie wil door eene verstandige en voorzichtige staatkunde elke botsing vermijden. Niettemin zijn maat regelen van verdediging noodig. Men zou zich zeer vergissen wanneer men nit enkele op zich zelf staande feiten zou willen afleiden dat de monarchie in het gegeven geval al hare krachten niet harmonisch zou kunnen ontwikkelenwant hier heerscbte harmonie in de onwrikbare getrouwheid aan den vorst. Deze rede werd zeer toegejuicht. SPANJE. De Koningin-Regentes is den 6 des na middags te 6 uur hij hare aankomst te Valencia on middellijk gereden naar de hoofdkerk. Het met 6 paarden bespannen rijtuig waarin zij met den kleinen Koning en de infantes gezeten was, werd met bloemen als bedolven. De studenten van de Universiteit te Valencia hebben bij de Koningin-Regentes tijdens haar bezoek op de af schaffing der duitsche taal als leervak aangedrougen. De gouverneur van Madrid Martinez Campos heeft zijn ontslag gevraagd waaruit in het ministerie moeie- iijkheden zijn ontstaan. TURKIJE. Uit Konstantinopel wordt gemeld, dat de russieche regeering een nieuw schrijven aan de Porte gericht heeft over de nog altijd niet betaalde oorlogs vergoeding, zich tevens beklagende, dat hare vroegere brieven over die niet betaling onbeantwoord zijn gebleven, BULGARIJE. Te Sofia is eene ministerieele crisis uitgebroken, omdat prins Eerdinand weigert het tegen majoor Popoff uitgesproken vonnis te bekrachtigen. terug, geheel onverwacht bericht van den plotselingen dood mijns vaders. Het was hard, Dora, want ik had hem hartelijk lief, den vriendelijken, goeden man, die mij, zoolang mijne herinnering reikt, geen bitter woord heeft toegevoegd, en had hem, terwijl bij nog in de kracht van zijn leven wasslechts enkele weken geleden in den besten welstand verlaten. Maar de smart werd voor het oogenblik schier ver stikt door den schrik, die mij beving, toen ik een aan vang maakte met het regelen der nalatenschap mijns vaders. Doch wat spreek ik van nalatenschap Er was er geen. Nadat het mij met moeite gelukt was, klaarheid te brengen in den verwarden financieelen toestand, bleek het, dat er geen cent overbleef, Dora. Het eertijds groote vermogenook dat mijner moederwas deels opgemaakt, deels door speculaties geslonken. Ik kon nauwelijks voor mijne moeder en broers en zusters een armzalig kapitaaltje redden. Zelf was ik op eens tot den bedelstaf gebracht. Want niet alleen, dat ik na niet anders had dan mijn ambte- naarsinkomen, dat nog jaren lang onvoldoende zou zijn, om er eenigszins ruim van te kunnen levenmaar bovendien had ik schulden tot een bedrag dat mij te voren te laag was toegeschenen om er mij ook maar een enkel oogenblik bezorgd over te maken. Zij waren mij nu echter plotseling eene drukkende, dreigende last geworden, daar ik niets volstrekt niets bezat, om ze af te doen. Het leven scheen mij op eens armzalig en ellendig toe. Ik kwam mij zelf, bij de langzame promotie waarop ik rekenen mocht, zoo volslagen hulpeloos voor, erkende zoozeer de onmogelijkheid, om mijne positie spoedig te verbeteren, en tegelijkertijd soheen het mg zoo wanhopig, bijna vernederend toe, om daarin te moeten blijven, dat er niet veel toe behoorde, om mij door mijne moeder te laten overhalen tot de overtuiging, dat een rijk huwelijk mijn eenige toevlucht was. EGYPTE. Het aftreden van Nubar-pacha wordt toegeschreven aan het gebruiken van wat al te heftige uitdrukkingen tegen den onder-minister van buiten- landache zaken en aan verschil van gevoelen over bet beheer der geldmiddelen. Riaz-pacha heeft de benoe ming tot minister-president aangenomen. Het Dieuwe ministerie is aldus samengesteld Riaz- pacha, voorzitter en minister van financien; Pheni-pacha- buitenl. zaken Fakri-pacha, justitie; Sidki-pacba, openb. werken Mombaret-pacba openbaar onderwijs Loutfy- pacha, oorlog. Volgens den berichtgever der engelsche Times te Alexandrie ia de keuze dezer ministers zoo ongelukkig mogelijk en gelooft hg niet, dat het ministerie lang bestaan zal. Hij vreest, dat het engehch-egyptische bestuur tegen gewerkt zal worden, wat dat Riaz-paoha het werktuig van den turkschen commissaris is. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Verlenging van den Militiediensttijd. De regeering handhaaft in baar antwoord op het voorloopig vers.ag der Tweede Kamer omtrent het ontwerp tot verlenging van den dienst der militie te land lichting 1883 en der zeemilitie lichting 1884 dat ontwerp, acht wel degelijk buitengewone omstan digheden aanwezig en meeDt dat de tegenwoordige bijzonder zorg eiscoende staatkundige toestand in geen geval als een normale is te beschouwen en dat het onrustbarend karakter van dien toestand door den langen duur daarvan in geenen deele is gewijzigd. Dat het bestaan van buitengewone omstandigheden werd aangegrepen om, op bedekte wijze, zonder wijziging der militiewet, tot eane voortdurende verlenging van diensttijd te geraken, is ongegrond. Da verantwoorde lijkheid der regeering voer de belangen van 's lands verdediging legde haar inzonderheid bij den tegenwoor digen toestand der levende strijdkrachten de verplichting op, dit voorstel te doen, dat, zoolaug de vredestoestand behouden blijft, hoogst onbeduidenden druk voor de bevolking doet ontstaan, terwijl in het onverhoopte geval van het uitbreken van een oorlog de miliciens wier diensttijd wordt verlengd, toch meerendeels by de schutterijen aan de verdediging zouden moeten deel nemen. Zij is voornemens zoo spoedig mogelijk te trachten eene doeltreffende, billijks regeling van den dienstplicht tot stand te brengen, ten volle bewust van haar ern- Btigen plicht, al wat mogelijk is te doen, om het vraag stuk der legervorming en van de inrichting der levende strijdkrachten zoo spoedig mogelijk tot eene bevredigende oplossing te brengen. Juist daarom acht zij het noodig de wettelyke regeling, bij de tweede alinea van art. 181 der grondwet ge vorderd, door eene staatscommissie te doen voorbereiden, die door hare veelzijdige samenstelling den waarborg geeft, dat bij hare beraadslagingen rekening gehouden iszoowel met de militaire eischen, waaraan moet worden voldaan, als met de economische en maatschap pelijke belangenwaarmede rekening moet worden gehouden. In plaats van vertraging acht zij bespoediging in de afdoening van dezen maatregel noodig. De staatscommissie zal niet een bepaald plan der regeering uit te werken, maar een zelfstandig onderzoek in te stellen hebben naar en een advies hebben uit te brengen over de wenscbelijke grondslagen voor bedoelde regeling. De regeering zal dan moeten beoordeelen of en in hoever zij zich met die grondslagen kan vereenigen. Prematuur ware het geweest in de openingsrede hare beginselen omtrent de verdediging uiteen te zetten. De instelling der staatscommissie zal zooveel doenlijk worden bespoedigd. Overigens verzekert de regeering dat, mochten na aanneming van dit ontwerp de buitengewone omstan digheden, die tot de indiening leidden, niet meer aan wezig worden geacht, zij zich haasten zal den Koning Had ik er ook al nooit over gedacht, mij zoo vroeg te binden, toch had ik er geen bepaalden tegenzin in en geene andere verplichtingen hielden mij ervan terng. "Waarom niet even gaarne eene vrouw met geld, ais eene zonder geld te huwen F Zonder vrouw was het geld immers niet te krijgen Zoo hebben duizenden anderen vóór mij gedacht en ik zag niets afkeurenswaardigs in eene dergelijke opvatting, ten minste toen niet, in mijne gedrukte stemming. Ia dien tijd leerde ik Agathe kennen. Zij was naar het algemeene oordeel der wereld schoon en zeer lief, van die zachte, innemende lieftalligheid, die zich eerder schuw terugtrekt, dan dat zij zich op den voorgrond dringt en die toch de harten reeds door haar betoo- verenden glimlach en den innigen blik barer oogen zoo gemakkelijk wint. Agathe beviel mij. Al had ik haar ook niet lief en beoordeelde ik haar met koe'e bereke ning, toch vond ik baar bijzijn hoogst aangenaam en meende ik, dat zij met haar fijngevoelig karakter eenen man nooit zon laten bemerken, dat zij rijk was. Want zij bezat inderdaad een aanzienlijk vermogen, waarover zy, als meerderjarige wees, meesteres was. Ik maakte werk van haar. En terwijl ik gelegenheid had haar onder verschillende omstandigheden te leeren kennen, vond ik steeds bij haar denzelfden voornamen eenvoud dezelfde opgewektheid die mij van den be ginne af zoo aangenaam bad aangedaan. En ik zag nog iets eene flikkering harer schoone, zachte oogen, eene fijne blos, eene lichte verlegenheid, wanneer ik op haar toetrad en ik zeide met voldoening tot mij zelf, dat dit begeerenswaardige, van vele zijden aangebeden meisje mij liefhad. Het maakte mij niet gelukkig, Dora, niet zoo, als een blos op jou lief gelaat mij gemaakt beeft, maar het streelde mij eu ik haalde ruimer adem bg de zekerheid, dat ik van mijne zorgen bevrijd zou worden. Ik vroeg Agathe's hand en kreeg een bereidwillig jawoord. Ons engagement was zeer kortjuist lang genoeg voor te stellen aan de miliciens, wier dienstttijd werd verlengdreeds binnen den maximalen termijn ontslag nit den dienst te doen verleenen. Den 7 gelukte het aan twee jongelieden, die zich te dien einde geheel ontkleed te water badden begeven, eene reusachtige zeepaling te bemachtigen, die verdwaald geraakt was in de diepe geul, welke zich om het wrak van de onlangs achter De Westen op Texel gestrande vischsloep „de Onderneming" bevindt. Het dier was bijna 2 ellen lang en had een gewicht van 8 a 9 pond. Tijdens eene donderbui ia den 8 's avonds eene koe door het on weder doodgeslagen onder de hofstede 't Veldhuis, in de gemeente Uitgeest. De gemeenteraad van Purmerend heeft den 8 be sloten, in het belang van het marktwezen afwijzend te beschikken op het verzoek van het hoofdbestuur der Vereeniging Schuttevaer, om op marktdagen de bruggen voor de scheepvaart ten allen tijde open te bonden ia het belang van den handel. Bij het onweder, dat zich in den nacht van den 8 op den 9 boven Beverwijk ontlastte, is een paard van A. Hendriks in de weide door den bliksem gedood. Den 9 bezocht de commissaris des konings in Noordholland de gemeente Uitgeest. Bij kon. besluit van den 26 Meiopgenomen in de Staatscourant van den 10zijn onder meer de vol gende bepalingen vastgesteld omtrent bet vervoer van vee langs spoor- en tramwegen en met schepen en de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen Art. 1. Vervoer van vee langs spoorwegen behalve langs die, bedoeld in art. 2 der wet van 9 Augustus 1878 (Staatsblad No. 124) mag alleen in daartoe uit sluitend bestemde wagens geschieden. Art. 2. De besturen van spoor- en tramwegonder nemingen zijn verplicht wagens, waarin vee is vervoerd, na elk gebruik te doen reinigen en ontsmetten. De gezagvoerders van schepen zijn verplicht hunne vaartuigen of de afgezonderde gedeelten van die vaar tuigen, waarin vee is vervoerd, na elk gebruik te doen reinigen en waar en voor zooveel als dit door den districts-vt earts noodig"wordt geacht, te doen ontsmetten. De reiniging en ontsmetting geschieden met inacht neming van de voorschriften doer ons vastgesteld of vast te stellen krachtens art. 31 der wet van 20 Juli 1870 (Staatsblad No. 131) Dezelfde verplichting bestaat ten opzichte van alle voorwerpen waarmede het vee op de terreinen van den dienst der ouderneming in aanraking is geweest als hokken, loopplanken, emmers, voederbakken, touwen, enz. en van het terrein, waar de in- en uitlading plaats heeft. Ter voorziening in de kost9n dier reiniging en ont smetting kunnen de ondernemers van hen, wier vee zg vervoeren, eene geldelijke bijdrage vorderen. De ondernemers der spoorwegen, in het vorige artikel bedoeld, nemen daarbij de bepalingen van hoofdstuk III der wet van 9 April 1875 (Staatsblad No. 67) in aebt. Art. 3. Wagens, waarin vee is vervoerd, uit den vreemde binnenkomende worden aan het grensstation door de zorg van de spoor- of tramwegondernemers gereinigd en met inachtneming van de voorschriften vermeld in het derde lid van art. 2, ontsmet. De plaatsen waar vee gestaan heelt aan boord van vaartuigenuit den vreemde binnenkomende worden door de zorg van de ondernemers gereinigd en waar en voor zooveel dit door den distriets-veearts wordt noodig geacht, met inachtneming van de voorschriften, vermeld in het derde lid van art. 2, ontsmet. Bij kon. besluit van den 9 is aan den heer mr. F. A. Th. Weve op zijn verzoek, met ingang van 1 Juli, eervol ontslag verleend als president- der arr. rechtbank te 's Gravenhage, onder dankbetuiging voor de door hem in verschillende rechterlijke betrekkingen bewezen diensten. Bij kon. besluit van den 10, is met ingang van 1 Ja nuari 1889 opgeheven het kantoor van waarborg der gouden en zilveren werken te Middelburg, en ingesteld een kantoor derzelfde middelen te lioozendaal; zijn inge deeld onder het kantoor van waarborg der g. en z. dat Agathe de noodige toebereidselen voor haar uitzet maken kon. Ik meende, dat wij toenmaals beiden ge lukkig waren, ik, omdat het dreigende schrikbeeld der armoede voor goed uit den weg was geruimd, omdat ik persoonlijk niets ontbeerde en zelfzuchtig genoeg niets vond in het verootmoedigend denkbeeld, oneindig meer te ontvangen dan ik terug te geven had zij omdat zij mij hartelijk liefhad en niets in mijn gedrag haar aanstoot gaf. Want hare gevoelige natuur week schuw terug voor iedere heftige en openlijke gevoelsuiting. Ik zocht dan ook door opmerkzaamheid en beleefdheid te vergoeden wat ik uit innerlijken aandrang niet geven kon. Ik meende toen, zeer zelfzuchtig, d»t dit vol doende was. Nooit echter kon ik haar zeggen, dat ik haar lief had. Want al was ik ook een zelfzuchtig en hoogmoedig mensch, Dora, ik heb nooit kunnen liegen. Men kan een bedrog begaan zonder in staat te zijn het uit te spreken. Zoo ging het mij en ik was bovendien trotech op mijne eerlijkheid. Overigens ging die tijd zoo snel voorbij, dat Agathe nauwelijks gelegenheid kon vinden, om aan gevoelens van twijfel toe te gevendie bovendien geenszins in hare argelooze natuur lagen. Ook de eerste weken van ons hnwelijk gingen zeer bevredigend voorbij. Wij waren van onze huwelijksreis teruggekeerd en deden op eenen schoonen stillen zo meravond eene wandeling door het boschje achter de stad. Agathe praatte zeer opgeruimd. Zij had eene aller liefste kinderlijke manier van praten waarin ik veel behagen schepte. Voor ons uit wandelden twee jonge meisjes evenzeer in levendig gesprek en wij waren juist dicht genoeg achter haar, om nu en dan enkele volzinnen te kunnen hooren. De eeneeene aardige blondine vertelde aan de andere hoe zij verlooid was geraakt en onbescheiden genoeg wij staakten ons gesprek, om goed te luisteren. Slot volgt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1888 | | pagina 2