No. 75. Negentigste Jaargang. 1888. WOENSDAG 20 J IJ JVI. PATENTEN. IN DENTYPHON. Prijs der gewone Advertentiën ©fficiiel (Bcbcclte, BnittuUnb. FBUILLESTOIST. Zeenovelle van HELENA PICHLER. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS- TEE ZOON. GEIETJE KLASINA DE BOER, laatst gewoond hebbende te 's Gravenhagewordt verzocht zich ter secretarie dezer gemeente aan te melden. De PATENTEN tot uitoefening van het beroep van biertapper, slijter, kroeghouder, koffiehuishouder en tapper van gedis tilleerd k unnen door de ingezetenen ter gemeente secretarie worden afgehaald, onder overlegging van het bewijs, dat de aanslag voor de helft is aangezuiverd, op alle werkdagen van heden tot en met 30 Juni 1888, "s morgens van 92 uur. DUITSCHLAND. Aan de verschillende berichten omtrent de laatste levensdagen des Eeizers worden nog de volgende bijzonderheden ontleend. Toen prins Bis marck afscheid van hem nam had de Keizer de hand der Keizerin in die van den kanselier gelegd, daarmede de zorg voor zijne gemalin aan dezen opdragende. Hij sekreet betredende zijne familie-aangelegenheden nog verschillende beschikkingen. Aan dr. Mackenzie schreef hij „Ik voel dat Mackenzie alles gedaan heeft wat wetenschap en toewijding vermogen om mijn leven te verlengen en ik dank hem van ganseher harte." Dit papiertje liet hij door de Keizerin overhandigen. Op een ander papiertje schreef hij: „Ik heb mijn plicht gedaan tegenover God en mijn vaderland. Ik voel, dat mijn einde nadert, maar Gods wil geschiede." De schilder Anton von Werner te Berlijn bracht op last der Keizerin de trekken des Keizers zooals deze zich in zijn laatste levensuur vertoonden, nog op het doek. Bij gelegenheid van het onlangs voltrokken huwelijk van prins Hendrik was eene photographic van hem gemaakt. Zoodra te Berlijn waar de Keizer algemeen be kend en geliefd wasde doodstijding vernomen was, doordat de koninklijke purperen vlag op het keizerlijk paleis en op andere gebouwen halverstob woei, heersehte er groote verslagenheid en werd uit de meeste woningen de rouwvlag gestoken. Alle schouw burgen waren den vorigen avond reeds gesloten geweest en de beurs .werd niet gehouden. Te kwart voor eenen begonnen de klokken te luiden. Den 16 is het lijk gebalsemd. De Keizerin-weduwe wilde niet, dat de geneesheeren volkomen sectie hielden. De door de professoren Virchow en Waldeijer gehouden lijkschouwing heeft tot uitkomst gehad, dat kanker ge constateerd is. Het strottenhoofd was geheel vernie tigd maar de afscheiding tueschen luchtpijp en slok darm was nog Eiet verbroken. Daarentegen vertoonden de luchtpijp en de adembalingswerktuigen vele sporen 2) Den derden dag dreigde een klein voorval den vrede te verstoren. Mevrouw Howard, die het niet had kunnen gedaan krijgen, dat het middag- en avondeten voor haar alleen werden klaar gezet en dus genoodzaakt was, aan de gemeenschappelijke maaltijden der kajuittafel deel te nemen, hield zich streng afgezonderd. Op beleefd koelen toon vroeg zij den kapitein haar op dek eene plaats aan te wijzen, waar zij rustig kon zitten, zonder telkens ie worden gehinderd door de nabijheid van het scheepsvolk. „Zulk eene plaats is er op de „Wodan" niet, mevrouw, tenzij uwe eigen hut", antwoordde de kapitein. Me vrouw Howard bleef daarna vier en twintig uren lang in hare hut Maar de behoefte aan frisache lucht noodzaakte haar weder, op dek te gaan. De maleische vrouwelijke bedienden waren in die dagen zeeziek. „Wil iemand aanwijzen, om mij'te bedienen 1" vorderde zij op bevelenden toon. Doch voordat de kapitein een scheepsjongen kon wenken, kroop achter de watervaten een halfvolwassen jongen voor den dag, in de vorm- en kleurlooze dracht der chineesche arbeidersvan wien niemand wiBt hoe hij op het schip was gekomen. Hij viel voor mevrouw Ellen op de knieën neer en hief de armen smeekend in de hoogte. Er volgde een onbeschrijfelijk tooneel. Mevrouw Howard week met een luiden kreet van verontwaar diging en afschuw eenige schreden achteruit; de kapitein trad nader en pakte den vreemden jongen ruw by de schouders en riep„Hohollaeen indringer aan boord 1" en in een oogenblik was de geheele equipage in de hoogste opgewondenheid op de beenen. Dit was geen wonder in de indische wateren, waar ieder individu, eener ziekelijke aandoening. Op bevel van den Keizer gaf doctor Mackenzie een verslag over de ziekte en verklaarde dat zij zonder twyfel kanker was geweest. De diagnose werd zeer bemoeielijkt, daar van den be ginne af het kraakbeen in het strottenhoofd aangetast was en de kwaal zich hoofdzakelijk ontwikkelde in de dieper gelegen lagen van het kraakbeenweefsel, waar door 'het beeld der ziekte niet duidelijk was. Het testament des Keizers werd den 15 geopend. Hij liet veeder een schriftelijken wensch na dat hij in een eenvoudigen militairen mantel begraven wilde worden. ■Op het ijzeren praalbed lag het hik met eene kavalerie- sabel in de handen en de krans op de borstdoor Keizer Wilhelm aan zijnen zoon geschonken na den slag bij Wörth. Maarschalk von Moltke bracht den 16 een bezoek aan het lijk des Keizers en werd daarna door den Keizer en zijne gemalin ontvangen. Den 17 des avonds om 6 uren werd in de Jaspiszaal, waar het lijk des Keizers bijgezet was in eene kist volkomen gelijs aan diewaarin zijn vader ter aarde besteld werdeene lijkdienst door den hofpredikant Kögel gehouden welke door den Keizer en de Keize rin de Keizerin-weduwe, Keizerin Augusta, prins en prinses Hendrik en de overige leden van het koninklijk huis werd bijgewoond. Na afloop werd de kist j,in tegenwooordigheid van -den keizer den minister van het koninklijk huis deu minister van justitie en eenige andere overheidspersonen gesloten. De kist werd opgesteld op dezelfde baar, waarop het lijk zijne vaders ten toon gesteld was terwijl het lijk bewaakt werd door de daarvoor aangewezen gene* raals en stafofficieren. Den 18 by de begrafenis was het gedeelte der stad Potsdam, waar de stoet zich zou vertoonen, voorzien van brandende flambouwen bevestigd aan groote palen waaraan rouwvlaggen wapperden. De buitenzijde van de Brandeaburgerpoort droeg tot opschrift: „18311888. De laatste groet der dankbare geboortestad." Op het Louiseplein was eene groote obelisk opgericht, met rouw vlaggen getooid en door zes altaren omgeven. Het ge heele garnizoen aldaar was tegenwoordigterwijl dat te Berlijn en te Spandeu door een gedeelte vertegen woordigd werd. Nadat de soldaten de aangewezen piaats ingenomen hadden, kwamen de afgevaardigden, genoo- digden, vereenigiogen van oudgedienden enz. Het gelui der klokken gaf het sein tot het begin der plechtigheid. Op het paleis opende ds. Kögel de plechtigheid. Nadat de laatste tenen van het „Jezus miju toeverlaat" waren verstomdsprak die predikant een gebed uit waarin by de zware dubbele beproeving herdacht, welke bet keizerlijk huis had getroffen God dankte voor alles, wat hij voor den overleden vorst had gedaan en zijn troost afsmeekte voor het zwaarbeproefde keizerlijk huis en volk. Tijdens het zingen van het lied„Ik weetdat mijn Verlosser leeft," plaatste men het lijk "f op den wagen. Toen de stoet in de Vredeskerk was aangekomen korte godsdienstoefening gehouden. werd daar eene dat niet op het sehip behoort als een zeeroover moet worden behandeld. Alle manschappen naderden in groote haast en staken den draak met den jongen. De betrapte misdadiger echter stond te beven ais een blad in bun midden en keek strak de toornige dame aan die het door den kapitein begonnen verhoor afbrak met op krachtigen toon te roepen „Gestraft moet hij worden, de onbeschaamde bengel „Dat is mijne zaak, mevrouw", zeide de kapitein met nadruk en de aderen zwollen op zijn door de zon ge bruind voorhoofd. Die vrouw zou hem op de lange reis nog heel wat te doen geven „Gestraft moet hij worden 1" Ellen Howard was eenige schreden nader gekomen; zij scheen er niet op te letten, dat haar witte japon in aanraking kwam met een gemee- nen matroos. „Ik eisc/i, dat hij gestraft wordt, want die jongen is van mij." „Uw slaaf?" vroeg de kapitein. „Neen maar een van mijne tuinarbeiders dien ik om diefstal heb moeten wegjagen en die mij nu nage- ioopen is. Geef den onbeschaamden jongen een dracht zweepslagen. Ik eisch het." De toestand begon ernstig te worden. De equipage door de verontwaardiging van de schoone vrouw aange stoken, morde onverholen en men hoorde zelfs mompe len „Over boord met hem over boord „Een woord kapitein Dit werd gesproken door eene zware mannenstem Waiter Iversen de tweede passagier van de „Wodan" legde de hand op den schouder van den Chinees. „Is het in strijd met de discipline of met de 6cheeps- gebruikenwanneer ik dezen man tot mijn bediende ?lï Neen, daardoor wordt de quaestie dadelijk uitgemaakt?" „Goed dan behoort hij mij en ik stel mij voor hem verantwoordelijk." Deze kalme woorden hadden blijkbaar eene goede uitwerking de opgewondenheid bedaarde en een kwar tier later bekommerde niemand zich meer om den Ds. Kögel sprak den zegen uit, maar hield geen preek. De hofpredikant Persius sprak nog een gebed uit waarna het koor een gezang aanhief. Onder het ge bruikelijke geweervuur en kanonschoten verliet de stoet de kerk. Keizerin Victoria die tijdens de plechtigheid de godsdienstoefening in de Bornatedtkerk had bijge woond ging na afloop der plechtigheid naar de baar boog er overheen en nam op zeer aandoenlijke wijze een laatst afscheid. Keizer Wilhelm ging naast den koning van Saksen onmiddellijk achter den lijkwagen. Prins Bismarck woonde de plechtigheid niet bij. Den 18 heeft Keizer Wilhelm II de volgende pro clamatie „Aan zijn Volk" uitgevaardigd „Gods raadsbesluit heeft ons opnieuw in rouw ge dompeld. Nauwelijks is het graf gesloten waarin het stoffelijk overschot van mijn onvergetelijken grootvader rustof reeds is ook mijn geliefde vader van deze sterfelijke wereld tot den eeuwigen vrede opgeroepen. De heldhaftige, uit christelijke berusting voortspruitende geestkrachtwaarmede hij zijne regeeringsplichten ver vulde, zonder zich om zijn smartelijk lijden te bekommeren, scheen aanvankelijk reden te geven om te hopen dat hij nog langer voor het vaderland zou gespaard blijven. God heeft echter anders besloten. „Den koninklijken lijderwiens hart klopte voor alles wat groot en edel is, werd het slechts gedurende weinige maanden vergund ook op den tioon de edele boedanigheden van verstand en hart te toonen, waardoor hij zich reeds de liefde des volks had verworven. „Zoolang Dog duitsche harten kloppen zal men de voortreffelijke hoedanigheden, welke hem sierden, en de overwinningen door hem op de slagvelden behaald dankbaar gedenken, en zal zijne ridderlijke figuur in de geschiedenis van ons vaderland met onvergankelijken roem prijken. „Op den troon mijner vaderen geroepen heb ik opziende naar den koning der koningen de regeering aanvaard en de gelofte afgelegd, dat ik, naar het voor beeld mijner vaderen voor mijn volk een rechtvaardig en goed vorst zal zijn godsdienst en godsvrucht zal aankweeken, den vrede zal beschermeD, de welvaart des lands zal bevorderen, armen en verdrukten zal bijstaan en een getrouwe bewaker der gerechtigheid zal zijn. „Wanneer ik God om kracht bid, noodig tot het volbrengen van dezen koninklijken plichtdan doe ik dit, steunende op het vertrouwen op het pruisische volk, waartoe onze geschiedenis mij recht geefi. In voorspoed en tegenspoed is het pruisische volk steeds getrouw gebleven aan zijn koning. Op deze trouw reken ook ik in het bewustzijn, dat ik deze ook van mijne zijde van ganscher haite beantwoord, als de getrouwe vorst van een getrouw volk, beiden sterk door toewijding aan het gemeenschappelijk vaderland. „Dit bewustzijn der wederzijdsche toegenegenheid welke mij met mijn volk vereenigtschenkt mij het vaste vertrouwen dat God mij kracht en wijsheid zal Chinees. Hij lag in de hut van zijnen nieuwen meester op de knieën ijverig een paar pistolen te poetsen, die voorzichtigheidshalve eerst waren ontladen. Onder het poetsen en wrijven hield de jongen vaak op en drukte het koude ijzer tegen zijn voorhoofd en tegen zijü mond; hij streelde nu en dan ook de oude, bijna roode laarzen, die naast de kooi stonden een chineesche koelie heeft ook een hart. Dit voorval had ten gevolge, dat aan het middageten mevrouw Ellen voor de eerste maal aan het gesprek deelnam. De heeren spraken over volkstypen en kenmerkende eigenschappen van aziatische volken. Walter Iversen, de Duitscher met de zwarte baard die om zieh té herstellen van eene of andere zware beproevingeene „reis om de wereld maakte, beweerde dat deze eigen aardigheden in verband stonden met de natuur ,°het klimaat, het voedsel enzoovoorts. Het fijne ironische glimlachje om mevrouw Howard's lippen gaf hem de vraag in den mond „u schijnt van eene andere meening, mevrouw Zij gaf aan de bruine Mina een wenk, dat deze haar een waaier zou halen; want drukkend heet was de tro pische temperatuur en met een onbeschrijfelijk trotsche maar bevallige beweging van het hoofd gaf zij ten antwoord: „Natuur, natuur! U zult toch die bruine, gele, zwarte schepsels met twee armen en twee voeten niet tot de „meDschen" in eDgeren zin rekenen Be schaving, zedelijkheid, vorming maken den mensch." Half verlegen, half wrevelig zweeg mevrouw Howard; zij had nu juist eens pleizier om met die beide mannen van gedachte te wisselen vooral den Duitscher met zijn breed voorhoofd boven een paar blauwe oogen, met zijn belachelijk idealisme had zij wel eens in het nauw willen brengen daar keek diezelfde DuitBcherbij den eersten langeren volzin dien hij van hare lippen hoorde, haar zoo vast en diep in de oogen alsof hij haar tot in de ziel wilde zien. Krachtig ging haar waaier op en neder. LaDgzaam begon daarop Walter Iversen k

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1888 | | pagina 1