Bittacnlanb.
STATEN-GENERAAL.
Twoodo Kamor.
stand gekomen waren en nog niet ééne uit de Trans
die als een kenner bekend stond, „wie zit daar? Een
betooverend persoontje! Dat baar! en die oogen Wie
is dat? Waar komt zij vandaan?'1
Men haaide de Behouders op, wierp allerlei vermoedens
op, maar niemand kende haar en dat maakte haar juist
dubbel belangwekkend.
„Ik wist nietdat Arbanoff van rood haar hield",
spotte de kleine gravin Orsoni, wier tooneelkijker haar
oogen niet verliet.
„Arbanoff heeft smaak maar zij hoe kan zij aan
dien vervelenden kerel smaak vinden En doet zij bet
alleon om de dubbeltjes, welnu dan zullen wij eens
zien", zeide de jonge vorst Morny, terwijl hij zich over
zijne lange, donkere baard streek. „Van morgen af ga
ik dagelijks het paleis Arbanoff voorbijik zal mijne
half vergeten vriendschap met Achilles weer oprakelen."
„Weet dan niemand, wie het is? Een koningrijk
voor afdoende inlichting. Wie kan ze geven?" riep zijn
buurman.
„Ik zeide Anatoie Leroy en bij trok de deur der
loge achter zich dicht.
„Hij was zoo even eerst gekomen, veegde zijn tooneel
kijker af, stond kalm te midden van de opgewonden
medeleden der club en zeide niets anders dan „Ik."
Hij werd dadelijk met vragen bestormd, men hing let
terlijk aan zijne lippen. Hij zeide met zijn effen gezicht
„Zoo betooverend zij ook is, baar stamboom ontsproot
in het vuil en de duisternis der Bue Bochefort, in een
kelder. Achilles kocht hot kleine bloemenmeisje, toen
het bijna bevroren was van hare verdierlijkte ouders
bracht haar naar een kloosterliet haar opvoeden en
presenteert haar nu aan de geheele wereld. Hij moet
toch altijd wat bijzonders hebben, die goede Achilles
„Hoe beet zij
„Ferra Doutrange."
„Benijdenswaardige, die je bent
„Waarom
„Je bent immers een vriend van Arbanoff."
Leroy haalde de schouders op, hij keek nu ook naar
De heer Domela Nieuwenliuis heeft aan de verveners
op hun laatste schrijven het volgende antwoord gezonden
'Ongeveer eene maand geleden zond ik mijn antwoord op
uwe uitnoodigiugmet een voorstel mijnerzijds. Sinds dien tijd
vernam ik niets en nu eindelijk blijft gij bij uwe uitnoodiging,
die, zooals ik aanwees, geen zin heeft. Op die wijze zullen
wjj de zaak niet tot klaarheid brengen.
»Gij beweertdat ik den bewijslast van mij afwentel. Dit is
onjuist. Wat toch is het geval Ik deelde de uitgaven voor
de productie mede en tevens de turfprijzen, gelijk ze mij waren
verstrekt als resultaat van talrijke inlichtingen te Weststellingwerf.
Voor dejuistheid dier cijfers kan ik verwijzen naar K. Nienwenhuis
te Willemsoord en A. v. Emmenes, graver en baggerman, thans
alhier, die volkomen in staat zijn ze te bevestigen. Ik poneerde
dus en dan rust op den tegenspreker den last om te bewijzen,
dat ik onjuist poneerde. Gij zegt, dat ik gelogen heb. Berust
nu op mij de last om te bewijzendat ik niet gelogen heb
Een ieder zal toestemmen datal tracht gij behendig de zaak
om te draaien de ware toedracht is gelijk ik haar nu meedeel.
Ik wacht dat bewijs nog altijd afmaar blijf intusschen bereid
mijn voorstel te handhaven. Indien gij voor eene commissie,
samengesteld op de voorgestelde wijzewilt en kunt bewijzen,
dat mijne cijfers onjuist zijn, welnu ik verklaar nogmaals
mij aan het oordeel dier commissie te onderwerpen. Echter
daartoe is het niet voldoendedat één of twee bereid zijn
maar al de onderteekenaren der uitnoodiging, om een ruimer
en beter overzicht over het geheel te krijgen
'Mocht gij niet willen of niet durven voldoen aan dit billijk
voorstel, tegen dejuistheid waarvan nog niemand in de pers,
die mij anders vijandig genoeg is, opkwam, dan moet ik het be
schouwen, dat gij liefst in deze materie het publiek niet tot
klaarheid wil brengen."
Bij kon. besluit van den 24 is ridder J. Panerai,
laatstelijk gezantsohaps-secretaris aan het italiaanscb
gezantschap bij het neder!, hof, benoemd tot ridder in
da orde van den Nederl. Leeuw.
Een rne'sje van 10 jaran dat den 26 in het
Hofje van Nijverheid te 's Gravenhage tijdens de af
wezigheid harer ouders een lichtje onder een komfoor
aanstak en den iueifer brandende op den grond wierp,
oiiar ongelukkig op oen stuk papier, dat dadeljk vlam
vattewelke vlam zich aan haar hemdje mededeelde
bekwam aan net bovenljf en het aangezicht zulke zware
brandwonden dat het een paar uren later overleed.
De gemeenteraad van Zaandam heeft den 26
benoemd tot onderwijzeres aldaar met 7 Aug. mej. C. M.
Francken.
Het meisje, dat den 27 des avonls te St. Pan
kras is komen aandwalen en voorgaf nit Hoorn af kom-
st;ig te zijn is gebleken eene groote leugenares te zjn.
Zij was eene a'k'uaarsohe, elf jaar oud, genaamd Marietje
Mol, wonende in de Aschstraat, had maandag den 23 de
ouderlijke woning verlaten en eenige dagen in den om
trek gezwa'kt. Aan het commisariaat van politie te
Alsmaar was van haar verdwijnen geen aangifte gedaan.
Den 27 des namiddags is te Zandvoort de 12jarige
zoon van eon inwoner van het dorp verdronken, door
dat hj by het baden iets te ver gegaan en door de sterke
stroom van het getij medegesleept was.
Te Lobith is een rijksambtenaar in hechtenis ge
nomen ea den 27 naar Arnhem overgebracht, als ver
dacht van zich te hebben schuldig gemaakt aan diefstal
van bankpapier. Hij had een bankbiljet uitgegeven
dat het nomrner droeg van een der vermiste.
De gemeenteraad van WOMI0rV00r heeft den
27 besloten, tnet ingang van 1 Augustus den prijs vin
lichtgas te bepalen op 10 centen en van kookgas op 6
centen per bub. el.
Den 27 is te Arnhem bj bet afgaan van den
stoomtram van den Heelsumsehen Berg een 9jarige
jongen op dea in vollen gang zjnden trein gesprongen,
met het doel om onopgemerkt mede te rjden. Hj
geraakte onder den trein en was dadelijk dood.
Den 28 is te Utrecht o. a. voor de engelsche
taal g slaagd mej. Ch. J. van Grafhorst te Zaandam
en voor de fransche taal mej. A. G. Boes te Haarl0m,
den 30 voor laatstgenoemde taal de heer G. J. van
Buehem te ELaarl0m.
Eenige hagenaars hebben den 28 des avonds te
Leiden aan amsterdammers bij eene vechtparty gevaar
lijke wonden met messen toegebrachto. a. moet een
in bet ziekenhuis te Leiden opgenomen persoon gru
welijk in het aangezicht toegetakeld zijn.
Ferra's loge, onverschilliger, meer terughoudend aan de
anderenzij ontweek zjn blik en voor de eerste
maal glimlachte de gezantschapsraad.
Op den eersten rang zat eene jonge vrouwmet
donker haarnaast hare moeder en haar man ook zij
had Ferra opgemerkthad het half afgunstigehalf
bewonderend fluisteren gehoord zag dat men spotte
en glimlachte, zij keek nog eens naar de overzijde, ver
bleekte en keerde zich toen zoodat zij de loge van
Arbanoff half den rug toe wendde.
Geen enkele maal draaide zich het bekoorlijke, maar
hoogmoedige gelaat meer naar den kantwaar Ferra
zat, ook zelfs niet, toen haar man haar bepaald op het
schoone meisje opmerkzaam maakte. Z j knikte verstrooid.
„O, mijn God, die dames! Jajahet strijdt ten
hemel daarmee", merkte de oude damedie er zeer
aristocratisch uitzagop„zij nemen overal de op
merkzaamheid in bes.ag. Alice, geef mij het programma
Deze gaf het gevraagde. Op hare wangen lag nu eene
diepe blos.
„Hier, mama
Ferra boog zich een weinig over den rand harer loge
en keek met schitterende oogen naar het drietal,
„Alice! jubelde zij in zicb zelve. Zj had hare beste
vriendin uit bet klooster au sacré coeur herkend.
Jammer, dat deze zich volstrekt niet omkeerde, alle
pogingen, om hare opmerkzaamheid te trekken, waren
vergeefsoh en toch gevoelde Ferra een levendig ver
langen, om hare beste vriendin te begroeten. Het kwam
haar na deze ontmoeting vooralsof de wereld niet
meer zoo groot en zy niet meer zoo verlaten was.
Vódr het einde der opera stond het drietal op en
verliet het de loge, zonder dat Ferra werd opgemerkt.
„Als ik maar wist, waar zij woonde", dacht het jonge
meisje, „dan ging ik dadeljk morgen naar haar toe.
Wat zal zij blijde zijn, die lieve Alice, en met mij
lachen om het toeval, dat haar geen enkeie maal mijn
kant deed uitzien."
Volgens de in de Staatscourant van den 28 op
genomen schikking betreffende de verlaging van het port
van drukwerken, tnsschen Nederland en Belgie te ver
zenden is het port van gedrukte stukken van allerlei
aard vastgesteld voor elk pakket of stuk van een af
zonderlijk adres voorzien 1°. voor dagbladen en tijd-
schriften ten minste eenmaal 's weeks verschijnende
tot en met een gewicht van 25 wichtjes 2 centimes of
1 cent; boven de 25 tot en met 100 wichtjes, 5 centi
mes of 2% cent; voor elke 100 wichtjes of gedeelte
van 100 wichtjes meer, 5 centimes of 2% cent; 2°. voor
de andere gedrukte stukken tot en met een gewicht van
15 wichtjes, 2 centimes of 1 cent; boven de 15 tot en
met 50 wichtjes, 5 centimes of 2% cent; voor elke 50 of
gedeelte van 50 wichtjes meer, 5 centimes of 2% cent,
Om onder dit tarief te vallen moeten de gedrukte
stukken onder kruisband of band of wel geheel zonder
omslag, als kaart, worden verzonden. Stukken, in an
deren toestand verzonden blijven onderworpen aan het
algemeen portbij art. 5 der overeenkomst van 1 Juni
1878 voor de gedrukte stukken vastgesteld.
Deze schikking treedt den 1 Augustus in werking.
Den 28 is de locomotief en een ledig personen
rijtuig van de Oosterstoomtram tussohen Huizen en
Blarioum ontspoord, waarbij de stoker een paar brand
wonden aan de rechterhand bekwam.
Bj kon. bes'uit van den 28 is benoemd tot lid
van het college van regenten over het huis van be
waring te Hóldor de heer C. Boon, secretaris der
gemeente.
Den 29 des namddags zijn 5 zeemiliciens, aan
boord der te Ni0UW0di0p gestationeerde Evertaen
vertoevende, nabij het Kaaps'ioofd gaan zwemmen, waar
bij een hunner, door eene sterke strooming onverwachts
gegrepen, in de diepte verdween, voordat zijne mak
kers hem konden helpen. De overige gingen dadelijk
naar boord terugwaar zij in arrest gebracht werden,
daar zij geen verlof gevraagd hadden om te gaan
zwemmen.
Den 29 des morgens elf uren is boven de Rijp
een kort doch hevig onweder losgebroken. Op eenigen
afstand van de gemeente werd een telegraafpaal ge
troffen en gedeeltelijk vernield terwijl de uitwerking
daarvan in het telegraafkantoor werd waargenomen door
een geweldigen knal (als van een geweerschot), het smelten
van een stukje koper van den toestel en het vlam vatten
van een stuk papierdat op den afgesloten toestel lag.
De tentoonstelling te 's Gravenhage werd den
29 door ruim 3700 personen bezocht
Den 29 ontstond brand bij den bakker Kossen
te Barsingorhorn, ten gevolge van hooibroei. Het
liet zich aanvankelijk dreigend aanzien, doch de brand
werd door het spoedig aanrukken der spuit spoedig be
dwongen. Door bet uithalen van het hooi en het veel
vuldige water werd aan inboedel enz. nog al groote
schade toegebracht.
Den 30 is door de cotnmiss'e te Botterdam eene
akte als vroedvrouw o. a. uitgereikt aan mej. G. Schonk,
geb. te HoldOr.
De gemeenteraad van Venloo heeft verworpen
de motie van wantrouwen tegen het dagelijksch bestuur
en het voorstel tot schorsing van den wethouder van
openbare werken door oen der raadsleden ingediend.
Bedankt voor het beroep naar de ned. herv. ge
meente te Schormorhorn dcor ds. B. Jelgersma
te Heenvliet.
Den 30 waren zeer weinig deelnemers in de naam-
looze vennootschap Paleis voor Volksvlijt te AïHStOr-
dam ter buitengewone algemeene vergadering opgeko
men om over te gaan tot de benoeming van een raad van
toezicht in plaats van den raad die het mandaat had
nedergelegd. De voorzitter, de heer A. C. Wertheim,
wees op die geringe opkomst (slechts 70 aandeelen uit
brengende 14 stemmen waren vertegenwoordigd) en
deed uitkomen hoe de oppositie die zoo dikwerf be
weerd had dat zij in staat was de teugels van het be
wind onmiddellijk te aanvaarden, thans hare volkomen
onmacht beweesom ten einde te brengen wat zoo
roekeloos begonnen was.
VI.
Vorst Arbanoff was door Leroy geheel op de hoogte
gebracht van de triumfen, die Ferra's verschijning met
zich had gebracht en waarvan een flauwe weerschijn
ook op hem terugkaatste. Hij glimlachte bevredigd.
Zijn geweten, met betrekking tot het meisje, was stom.
Eene tailooze menigte bezoekers gaf hem de beste
illustratie bij hetgeen Leroy had vertelden wanneer
daaronder dan personen waren die in jaren niet met
Achilles hadden omgegaan en wier namen hij zich
nauwelijks herinnerde, dan glimlachte hij flegmatisch en
zeide hij met eene verachtelijke handbeweging
„VliegenVliegendie zich om een stuk suiker
dringen
Ferra intusschen zat, zonder een flauw vermoeden te
hebben van een en ander, in hare kamer en hield niet
op, met bij Clarisse er op aan te dringen, dat zij nog
eens zou mogen uitgaan. Wat was de wereld schoon
en hoe weinig kreeg zij daarvan in het paleis Arbanoff
te zien. De innerlijke drangom van het leven te
genieten, die altijd reeds in haar karakter had gelegen,
werd al sterker en sterker en hoe ongaarne de oude
huishoudster ook toegaf, eindelijk bleef baar niets
anders over.
„Parijs is een gloeiend plaveisel", zeide zij hoofd
schuddend ofschoon buiten als een overtuigend bewijs
voor het tegendeel, een paar sneeuwvlokken nedervielen,
„maarin Gods naam ik kan niet meer doen dan
je raden. Ga naar het LonvresFerra. Gabriel zal
met je méégaan."
De zalen in het Louvres waren koud en ledig Cla
risse had dit heel Blim overlegd. Wat kon dat echter
het meisje schelen De zwijgende wit marmeren beelden,
alle3 wat zij zagbracht haar in verrukking en het
sprookje kaars levens kreeg steeds helderder kleuren
nam steeds schooner vormen aan. In eene nieuwe zaal
komendedoor Gabriel gevolgd zag Ferra voor het
beeld van de Venus van Milo drie personen staan
vaal, vier stadiebeurzen op te richten van 720 elk
voor kinderen tnsschen de 9 en 15 jaren, in de Trans
vaal geboren, en wier ouders stemgerechtigde burgers
zijn, zonder onderscheid van nationaliteit.
De heer Levyssohn Norman richtte den 27 tot den
minister van koloniën de twee volgende vragen1'. Hoe staat
het in Atjeh met de berri-berri Welke plannen heeft deze
regeering ten opzichte van de geconcentreerde stelling op Atjeh?
Overigens vroeg hij nog: Waarom is in zake het adres der
Honderd genoegen genomen met de nota van den vorigen
minister van koloniën en niet het advies ingewonnen van den
legerkommandant? Waardeerende het besluit der regeering om
door oproeping van den adsistent van Assen den toestand van
nabij te leeren kennenwaarom moest de regeering een adsis-
tent-resident uit Atjeh laten komen, terwijl hier te lande een
niet minder kundig ambtenaar, de heer Lange, aanwezig is? De
minister v. koloniën antwoordde, dat hij met genoegen
deze gelegenheid aangreep, om der Kamer inlichtingen te geven.
Gedurende den korten tijd van zijn optreden had hij nog weinig
kunnen doen in zake de berri-berrimaar hij bracht hulde aan
zijn ambtsvoorganger, die geene middelen onbeproefd had ge
laten om de gevreesde ziekte te bestrijden. Zoo werden verstrekt
voor t 16.699,60 sublimaat tot desinfectie, 1 24,211 aan wijn
steenzuur, f 5940 aan zoutzuur, f 5306,60 voor eleetrisehe toe
stellen voor scheikundig onderzoek, voorts waterfiltersenz.
In het geheel werd voor 70000 verstrekt tot bestrijding dier
ziekte. Het beoogde doel was niet bereikt, maar de regeering
ging steeds voort met het zoeken naar middelen tot hare be
strijding. Bedroeg in 1887 het aantal berri-berri-lijders van
half Mei tot 24 Dee. 1450, in dit jaar tot. 11 Mei bedroeg
het 1529. Gemiddeld bedroeg het getal lijders, dat in Mei 1.1.
per dag in de ziekeninricktingen werd opgenomen, 26 thans
25, zoodat er vooruitging te bespeuren is. Intusschen zal de
regeering overwegen om ook andere middelen, dan die door prof.
Pekelharing zijn aangegeven, toe te passen. Over het adres
der Honderd kan hij weinig zeggen. De nota van zijn voor
ganger werd samengesteld, nadat de indische regeering en de
legerkommandant hunne beschouwingen en denkbeelden hadden
uiteengezet. W at de paragraat in de troonrede aangaathij
heeft die ontleend aan de verklaring der vorige regeeringdie
de Atjeh-kwestie als opgelost beschouwde. Sedert de terugkomst
van den heer Pruys van der Hoeven heeft men dit valt niet
te ontkennen, treurige jaren beleefd. De regeering streeft er
naar het nu reeds drie jaar gevolgde stelsel van concentratie
te behoudenaan de Atjeh-kwestie een einde te makenrust
en orde te doen wederkeerengeschonden rechten zooveel mo
gelijk te herstellen, de overtuiging te vestigen, dat Nederland
de aan Atjeh toegebrachte wonden wil heelen en toonendat
het de roeping beseft, welke het tegenover Atjeh heeft. Er
zijn teekenen, die wijzen op verbetering; er zijn hoofden, die
zich bij ons aansluiten en het doel moet zijn, het wettig gezag
te handhaven tegenover de Atjeh verdeelende partijen. Niets
krenkends is er voor den Landvoogd in Indie in gelegen, dat
de minister den Koning heeft verzocht den adsistent-resident
van Assen te doen komen om inlichtingen te verstrekken om
trent toestandenwaarvan hij beter op de hoogte kan zijn. Dat
hij het oog niet heeft laten vallen op den heer Langevindt
daarin zijne^ oorzaak, dat deze reeds 3 jaren met verlof uit
Atjeh is. Ten slotte zegt hij, dat wij in Atjeh trachten zullen
te houden wat wij hebben, met alle geoorloofde en zedelijke
middelen.
De heer W. K. van üedem heeft nog latere berichten uit
Atjeh ontvangen dan de minister, waaruit blijkt, dat de berri-
berri een gunstiger verloop neemt. Hem is ter oore gekomen,
dat men er in den laatsten tijd een z. g. wegzenden op nahoudt
onder de militairen om van Atjeh weg te komen. Hy vestigt ook de
aandacht op het vervoer van zieke soldaten per boot, daar beweerd
wordt, dat die booten niet ontsmet worden. Ten slotte komt
hij op tegen de bewering des ministers, dat het innemen eener
geconcentreerde stelling een gevolg zou geweest zijn van een
gevoel van machteloosheid. Hij wijst er op, dat sedert bet
innemen der geconcentreerde stelling geene voordeelen meer
door de Atjehers behaald zijn.
De neer van Nunen vraagt, of de Kraton niet op de
helft of een derde kan worden gebrachtwaardoor het bezet
tingsleger zou kunnen worden ingekort
De minister van koloniën zal de wenken van den
heer van Dedem ter harte nemen. Van een maatregel uit
machteloosheid heeft hij niet gesproken. Hij heeft gezegd, dat
dit karakter er aan moest ontnomen worden. De vraag van den
heer van Nunen zal hij aan den Gouverneur-Generaal onder
werpen. Daarmede was de interpellatie afgeloopen.