Een kind uit het volk.
No. 104.
Negentigste Jaargang.
1888.
Ondoordachte plannen.
ZONDAG
26 AUGUSTUS.
Prijs der gewone Advertentiën:
EERSTE BLAD.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
FBUILLETOIST.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
bet geheele rijk f 1,—.
De 3 nummers f 0,06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM«. COS-
TEE ZOON.
Op den 2den September e. k. zal er in Utrecht
eene bijeenkomst van notarissen en candidaat-notarissen
werden gehouden, ten einde te overwegen langs welken
weg het notariaat zal moeten worden beschermd tegen
de concurrentie van zaakwaarnemers. In een ontwerp-
sdreswaarvan de korte inhoud in ons nummer van
j.l. Woensdag is opgenomen, wordt de hulp van den
wetgever ingeroepen. De wet zoude met straf moeten
bedreigen het verleenen van raad en bijstand tot de
voorbereiding en het maken van zoodanige overeen
komsten als volgens gebruik en gewoonte aan nota
rissen worden opgedragen.
De ontwerpers van dit adres zijn zoo vriendelijk
eene uitzondering te maken voor de advocaten en
procureurs en alleen hem te straffen die van het
verleenen van raad en bijstand een beroep maakt
zonder rechtsgeleerde te zijn.
Het is te verwachtendat deze poging om het
gildewezen ten bate van de notarissen weêr in het
leven te roepen zal afstuiten op het gezond verstand
van de meerderheid der personen die geroepen zijn
om op 2 September hun gevoelen over dit ontwerp
nit te spreken maar toch schijnt een woord van
waarschuwing niet ongepast.
Iedereen, die in eenig beroep den strijd des levens
voertgevoelt de behoefte om zich daarin vast te
zettenzoodat hij de concurrentie kan weerstaanen
zijne toekomst verzekerd ziet. Iedere maatregel, die
daartoe kan strekken is hem welkom, en kan hij den
machtigen aim van den Staat bewegen hem te hand
haven op een veilig en rustig plekje waar hem de
golven der maatschappelijke worsteling niet bereiken,
dan zal hij daartoe alle krachten inspannen.
Zoo is het dan ook volkomen verklaarbaar, dat er
notarissen zijndie den wetgever vragen om een
muurtje te bouwen om hunne inkomsten en de dwin
gende kracht der wet zouden willen gebruiken tot
behoud hunner clientèle.
En te beter is het te begrijpen omdat de zaak-
waarnemerij, zooals die in Nederland bestaat, over 't
algemeen genomen, een kanker is voor de maatschappij,
en een treurig bewijs voor de domheid en het gebrek
aan ontwikkeling van de groote menigte.
Negen tienden van hen, die zich als zaakwaarnemer
vestigen zijn in hun eigen beroep mislukthebben
16)
De prins wierp den groom de teugels toe en ver
dween eenige oogenblikken later in de villa. De adju
dant was aanvankelijk ten hoogste verbaasdspoedig
schikte bij zich echter in de omstandigheden en met de
handen in de zakken van zijn mantei zat hij geduldig te
wachten. Hij stelde zich voor dat het een kwartier
hoogstens een half uur zou kunnen duren. Maar dit
verliep, zonder dat prins Dagobert terugkwam.
De prins was in het algemeen een ridderlijkvrien
delijk man die het zijnen ondergeschikten niet lastig
maaktemaar nn en dan kon hij toch niet nalaten
te doen gevoelen dat hij de souvereine meester was
en andere menschen eigenlijk bestonden om hem het
levea aangenaam te maken.
Detlev von Rommingen ergerde zich niet weinig, maar
zonderling genoeg weet hij het niet zoozeer aan Zijne
Hoogheid als wel aan de schoone vrouw, die, toegevende
aan hare ijdelheid dezen zoolang in hare goed verwar
de kamer hield en zich aan zijne waarschuwingen van
gisteren niet stoorde. En toch had Eerra er niet de
geringste schuld aan dat het zoolang duurde. Toen
mevrouw von Bogdanoff, aan wie hij zich had laten
aandienen den prins alleen ontvingkon zij niet na
laten, spottend te lachen over zijn teleurgesteld gezicht,
en zeide zij
„Heb maar een oogenblik geduld, Uwe Hoogheid, ik
zal Eerra dadelijk laten waarschuwen."
Zij zond Jacqueline naar de vorstin, en prins Dagobert
vond in dien tusschentijd gelegenheid genoeg, om zijne
bewondering voor hare nicht aan den dag te leggen.
„Maar zij is afschuwelijk naief", klaagde Maria
Paulowca.
„Dat juist is zoo betooverend tracht baarals 't u
belieftniet andere te maken In de verstikkende
geenerlei kennis van wet en recht, en niemand die
met de nederlandsche rechtspraktijk bekend is, zal de
daadzaak ontkennendat het nadeel dat door het
publiek geleden wordttengevolge van het onverstand,
de hebzucht en de dwaasheden van deze onbevoegde
raadgeversbuitengewoon groot is.
Maar is dat nu een reden om zooals dit ontwerp
wilzaakwaarnemerij te maken tot een delicten
het geven van raad als beroep strafbaar te stellen
Is hier eene afwijking van de gewone regelen van
strafrecht noodig of gewettigd
Dit moet worden ontkend.
Beunhazerij bestaat in alle beroepen. Vraag den
gezeten winkelierdie goede waar levert en zijne
kooplieden behoorlijk betaalthoeveel last en schade
hij heeft van die opkoopers uit failliete boedelsvan
die knoeijers in het vakdie van tijd tot tijd zelf
failleerenen zes maanden later weêr een winkel vol
goed hebben Vraag het hem en gij zult hooren,
dat hij er minstens evenveel last van heeftals de
notarissen van de zaakwaarnemers. Bescherm hem
dan ook
Want ook dit is een maatschappelijk kwaad en van
zeer grooten omvang. Die voortdurende uitverkoopen
van allerlei goederen beneden fabrieksprijssomtijds
langs allerlei onregelmatige vegen verkregen demo
raliseert het publiekdat om eenige stuivers verschil
den solieden handelaar den rug toekeert, en ontneemt
dien tusschenhandel iedereu gezonden grondslag.
Maar indien de wetgever hierin niet tusschenbeiden
komt, en terecht zich onthoudtomdat de Staat en
zijne ambtenaren niet kunnen beoordeelen ofdiegoed-
koope prijzen verkregen zijn door oneerlijke middelen,
dan wel door meerdere kennis van het vak, grooteren
ijver en grooteren omzet, en betere wijze van fabri
catie waarom moet dan de wetgever in het belang
der notarissen eene andere houiling aannemen tegenover
de zaakwaarnemerij
Waarom zal de wetgever wel den notaris en zijn
beroep beschermen tegen de zaakwaarnemerij maar
niet den uitgever tegen den tweede hands- boekhandel,
niet den winkelier tegen den marktventerniet den
boer tegen den fabrikant van kunstboter, niet ons
allen, ieder in zijn beroep, tegen hen die in
dat beroep de prijzen bederven of breken met de
regelen van soliditeitof met de gewoonten van het
bedrijf, of wel een goedkooper ar.ikel vervaardigen?
Niets geeft het notariaat recht op zulk een uit-
zonderings-bescherming. Of wij Men scharen ons
onder de vaderlijke hoede van dïn staat en wij
hebben het gildewezen terug met al de voordeelen
voor de gildebroeders en al de nadeelen voor het
atmosfeer, die oub omgeeft, een beetje frissehe, zuivere
lucht
„U dweeptprins", zeide de rusein scherp„ik
geloof, dat u dat nog wel eens meer overkomt." Zij
boog haar klein geei gelaat over de kluwen roode zijden,
die zij in de handen had. „Dat schijat my een ge
vaarlijk iets voor eenen man op uwen eeftijd en van
uwe positie."
Prins Dagobert zag er een oogenblik getroffen uit
spoedig echter lachte hij goedig.
„U zijt inderdaad zeer ondeugend mezrouw maar
toch ik neem u niets kwalijk."
Intusschen trad Ferra binnen, friscb, bUeiend, even
schoon en innemend bij het scherpe dagfebt als gis
teren bij kunstlicht. De prins sprong op, giog haar een
paar schreden tegemoet en kuste hare hand,
„Ik behoef u niet te vrageu, hoe uhet feeit bekomen
is, vorstin, uw uiterlijk geeft dat duidelijk te kenneD."
Een schitterende blik trof haar en bleef op btar rusten.
„Op den weg bierheen heb ik my zelf reeds verweten,
dat ik de dames zoo vroeg stoordemaar
„Gij zijt toeb maar gekomen voltooide mevrouw
von Bogdanoff droog.
„Hetgeen men gaarne doetkan men schier met
geen mogelijkheid wcêrstaan I" zeide hij hoffelijk „en
overigens ben ik hoofdzakelijk gekomenom my te
verzekeren van de deelneming der dames aai eene
sledevaart. Wij hadden reeds lang het plan dairtoe
die goede Neukirch is onuitputtelijk in het bedrnken
v?n Pretj08maar de sneeuw ontbrak tot nu toe. Nu
zij er is, moeten wij ons haasten. Gij bent imners
mijn klein jachtslot Tannborst, mevrouw En de vorstin
zal wel niet bang zijn voor sneeuw en ijs daaraan ge
raakt men in de russische steppen gewoon. Boven
dien koude doet het lichaam goed 1"
„Laat u daarom uw armen adjudant zoo lang buite»
stilzitten vroeg mevrouw Bogdanoff met een blik door
het venster,„ Hij zal er spoedig uitzien a!s een sneeuwpop."
„Sakkerlootik heb in 't geheel niet om hem ge
dacht I Geeft u zelf daarvan maar de schuld dames
algemeen aan die instelling verbondenM wel de
staat houde zich onzijdig, en niemand onzer roepe
»help mij help mij I"
Misbruiken kwade trouw oneerlijkheden behooren
te worden bestraft. Maar verder late de staat dan
ook een ieder vrij om zijn brood te verdienen, zooals
hij dit het best meent te kunnen doen. Nu is het
waardat de nederlandsche staat die verplichting om
het recht te handhaven en kwade trouw te straffen
in den laatsten tijd slecht is nagekomen. Onze
leeftijd is getuige geweest van een geheele verande
ring in het maatschappelijk verkeer. De reusachtige
ontwikkeling van het credietwezen, de groot-industrie,
de spoorwegen hebben de voorwaarden, waaronder de
maatschappelijke productie plaats vindtgeheel ver
anderd. Daardoor zijn een aantal misbruiken ontstaan,
die men vroeger of nietof althans in veel mindere
mate kendezooals vervalschingen in den aard der
koopwaren misbruik van crediet en van vertrouwen
en dergelijken. Tegenover die misbruiken is de staat
betrekkelijk zwak gewapendhet ontbreekt hem aan
deskundige ambtenaren om het bedrog te ontdek
ken en te bewijzen- En het is niet te verwonde
ren dat zeer velen getroffen door het vele onrecht,
dat straffeloos blijft dat velen die met leedwezen
en veelal tot eigen schadegetuigen zijn van de
machteloosheid der justitie heil zoeken in eene ver
andering der wetgeving in eene vermeerdering van
verbodsbepalingen. Maar te verwonderen blijft het,
dat het voorbeeld in deze gegeven wordt door eene
vereenigiug van tegenwoordige en toekomstige notarissen,
die door hunne studie vau het recht en van de
maatschappij beter moesten en konden weten.
Zij hadden moeten inzien, dat een zaakwaarnemer,
die slechte dingen doet, moet worden gestraft om en
ter zake van die slechte dingenniet om'dat hij een
zaakwaarnemer isen een beroep uitoefentdat de
verdiensten, verbonden aan het notarisambt, vermindert.
Oneerlijkheid en kwade trouw, nalatigheid en onbe
kwaamheid behooren door den Staat te worden gestraft
en in t belang der maatschappelijke orde gewroken
te worden geheel onafhankelijk van de vraag, of de
dader een patent heeft als zaakwaarnemer, dan wel
eene aanstelling als notaris, Is de justitie onmachtig
om zekere misdrijven te straffen, omdat het haar aan
middelen ter controle en van bewijs ontbreekt, dan
moet er gezocht worden naar maatregelen tot ver
sterking van het Staatsgezag, en de justitie door des
kundige en technische ambtenaren worden ter zijde
gestaan en voorgelicht. Maar nooit zoeke men heil in
de bescherming van het eene beroep tegenover het
andere, nooit scheppe men speciale misdrijven om
Eerra was naar het venster gegaan en keek met een
medeüjdenden blik naar buiten.
„Waarom hebt gij hem niet laten biDnen roepen,
Mietze", zeide zij verwijtend.
„Bah Rommingen is soldaat. En wie zou niet tot
nog heel wat meer bereid zijn wanneer hij daarmede
een medelijdenden blik uit zulke schoone oogen kon
vermeesteren, vorstin", merkte prins Dagobert op.
„Op dit punt, Uwe Hoogheid, is het de vraag of
uw beider opvattingen wel dezelfde zijn", was het ant
woord van Maria Paulowna.
Hy haalde de schouders op. Het kon evengoed voor
toestemming als tegenspraak gelden.
„Ik heb u wat laten wachten pardon", zeide prins
Dagobert, ter verontschuldiging tot Detlev, terwijl hy
vlug in het rijtuigje sprong en de teugels greep. Rom
mingen boog zwijgend, hij was in hooge mate ontstemd.
Prins Dagobert wendde zich plotseling om en za-- hem
strak in het gelaat.
„Hoe bevalt u de vorstin, Rommingen Biecht eens
eerlijk op Gij kent de wereld even goed als ik en
zult dus niet kleingeestig zjjn in uw oordeel."
„Ik heb tot nog toe zoo goed als geen gegevens
Uwe Hoogheid, om met eenige juistheid over haar een
oordeel uit te spreken
„Alsof dat noodig was, wanneer men niet vooringe
nomen is Zij bevalt mij, zij bevalt mij zeer De
prins trok de wenkbrauwen in de hoogte en slaakte
een zocht, „maar ik weet ook, dat zij het hier hard
zal te verantwoorden hebben. Het is nu eenmaal zoo
dat men afgunetig is op alles wat men niet bereiken
kan. Vooral onze dames zullen tegen haar zijn."
Hij sloeg toornig op de paarden en fronste de wenkbrau
wen nog sterker, toen de adjudant steeds bleef zwijgen.
„Ik wenschte maar dat er iemand in de stad was
die zich harer aantrok iemand wien men niet licht
andere beweegredenen kon toeschrijven. Neukirch zou
juist het tegenovergesteld» «itwerken gij weetwat
kwade tongen al niet beweren. Maar gij, Rommingen
(Wordt vervolgd.)