Een kind uit het volk.
No. HO.
Negentigste Jaargang.
1888
ZONDAG
9 SEPTEMBER.
EERSTE BLAD.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
De laatste pennevrucht van
professor Vissering.
PEXJILLETOKT.
ALKMAARSCHE
Deze Coarant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
COURANT.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS-
TEE ZOON.
Véór acht dagen bevatte de Alkmaarsche Courant
een woord van rechtmatige waardeeriug en welverdiende
huldeden uitnemenden zoon onzer geliefde stede
Willem Hofdijk gewijd. Gelijktijdig met dezen vader-
landschen dichter en geschiedschrijverwien geheel
zijn land, maar vooral zijn vaderland in engeren zin,
wien Kennemerland zooveel te danken heeft, bezweek
een ander man evenzeer schier met de pen in de
handnaar wiens woorden het Nederlaudsche volk
gedurende bijna een halve eeuw gewoon was met
groote belangstelling te luisteren, telken male wanneer
hij een der vele gewichtige vraagstukken aanroerde
die het staatsverband en de maatschappij waarin wij
leven, voortdurend opwerpen of opnieuw aan de orde
stellen. De ond-hoogleeraar Vissering overleed, nog
voordat zijn laatste opstel in »de Gids" zijn lezers
bereikte. Met hem is één der getrouwe aanhangers
der Economische school van ons heen gegaan één
der mannen wier hoofdtaak het is geweestop de
bemoeizucht der landsvaderlijke Regeeringeu met haar
belemmerende bescherming van handel en nijverheid
voor beide de vrijheid te veroveren, en tegenover alle
reglementen en voorschriften der Overheid tot ver
hooging van den bloei van koopmanschap en bedrijf
te wijzen op het eigenbelang van den handelaar en
fabrikant, als den besten prikkel tot ijver, waakzaam
heid en scherpzinnigheid in het opsporen van de
middelen om de zaken in het goede spoor te houden
of langs nieuwe en betere banen te leiden.
In het laatste artikel van zijne handgeplaatst in
het September-nummer van »de Gids" en onmiddellijk
gevolgd door het hem gewijde vin memoriam" van dsn
hoogleeraar Buijs, geeft de overledene een beschouwing
van het nog onvoltooide werk van den heer Quack,
vde Socialisten." Met groote waardeering maakt bij
van dit werk gewag, wijst ons op den ontzaglijken
arbeid dien de schrijver zich heeft moeten getroosten
om de beide deelen samen te stellen, die er reeds van
zijn verschenenroemt den schoonen vorm en den
rijken, deugdelijken inhoud, maar houdt toch ook de
bezwaren en bedenkingen niet terugdie bij hem
tegen het werk zijn gerezen. Hij heeft er geen vrede
meedat de schrijver onder de vSocialisten" allen
rekent, die zich op de eene of andere wijze hebben
ingelaten met beschouwingen over maatschappelijke
toestanden en de middelen om ze te verbeteren en
22)
Het had den ganscben dag gestaan tusschen regen
of sneeuw. Prins Dagobert lag, in zijne studeerkamer,
op een sofa op den rugmet de handen onder het
hoofd en blies blauwe rookwolkjes naar het plafond.
Neukireh wreef ziehhuiverendde handenhij
rookte nooit.
„Nu, mon vieux", zeide de prins, „gij zult toegeven,
dat ik de bescheidenste aller stervelingen ben Wil ik
dan zoo iets bijzondersMij gedurende een paar nur
amuseeren met lachen en pratenEens wat anders
hooren, dan of verwijten aan dezen kant of overdreven
eerbiedsbetuigingen aan den anderen kant. De voretin
werkt op mij als champagnewaarom zal ik mij dat
genoegen ontzeggen?'
„Graaf Eommingen schijnt hetzelfde te ondervinden
Uwe Hoogheid
„Bah I Eommingen Bü hem moet alles precies in
het spoor blijven. Oorspronkelijkheid is in zijne
oogen onvergeeflijk Zaagt gij onlangs, wat een gezicht
hij zette, toeD de vorstin mij met den waaier sloeg!"
Bij de herinnering aan de scherts, die hij zich had ge
oorloofd en die hem deze bestraffing op den hals had
gehaaldlachte de prins nog eens hartelijk.
„Ik laat mij toch niet nit het hoofd praten Uwe
Hoogheid, dat Uw adjudant invloed heeft op het humeur
der vorstin."
Maar priDS Dagobert wenkte afwerend met de hand.
„Geen quaeBtie van Neen ik denk dat haar iets
ten mijnen nadeele ter ooren gekomen is. Ereule
Nobbemevrouw Bogdanoff, de prinses zelfs niet uit
gezonderd, zijn vrouwenwie men op dit punt niet al
zich daarbij buiten den engeren kring der leerstellingen
van de Economieten bewegen. Hij kan het niet goed
keuren dat daardoor Idealisten Socialisten en Com
munisten mannen van zuivere bespiegelingwier
arbeid somtijds niets anders was dan de vracht van
hun spelend vernuft en de droombeelden hunner rijke
verbeelding en mannen van de daad die soms met
ruwe hand in de bestaande orde van zaken hebben
ingegrepen of willen ingrijpen min of meer op ééue
lijn worden gesteld en de lezer er alzoo onwillekeurig
toe gebracht wordt, Plato en Erasmus' vriend Thomas
More den kwaker William Penn en Jan van Leiden,
Mauriceden verkondiger van geleidelijke verbetering
en ontwikkeling van het bestaande, en St. Simon,
den prediker van de vernieuwing der gansche maat
schappij op nieuwe grondslagen tot zekere hoogte
als geestverwanten te beschouwen. Hij waarschuwt
tegen de verwarring van begrippen die daaruit zal
kunnen ontstaan en wel met te meer nadruk, omdat
de heer Quack zich in zijn werk met schier onver
deelde ingenomenheid over allen uitlaat, wien hij nu
eenmaal een plaats onder de Socialisten heeft ge
gund. Wel waardeert ook hij onder deze wereldher
vormers, diepzinnige denkers en edele geesten, kloeke
strijders en geduldige lijders vol opoffering en toe
wijding, wel koestert hij oprecht meegevoel met vele
welmeenende fantasten, wier droombeelden worden uit
gesponnen tot onzinnigheden waarvoor het gezond ver
stand terugschrikt, met ijveraars voor het goede, die in
hun blinden ijver de eenvoudigste begrippen van recht en
zedelijkheid uit het oog verliezen; maar het stuit hem,
dat een tooneelheld als Babeuf wordt voorgesteld als
een grootsche en indrukwekkende persoonlijkheid
dat een stralenkrans wordt getrokken om de beeldtenis
eener geavanceerde dame met veel hartstochtal was
het dan ook een dichterdie om haar en met haar
zijn vrouw verliet, dat zelfs niet zonder eenig wel
gevallen wordt verhaaldhoe de Fransche boeren in
1792 de kasteelen van den adel verbrandden de
bewoners mishandelden en ombrachten en zich met
hunne bezittingen verrijkten. De te groote edelmoe
digheid vau den dichterlijken schrijver zou wel eens
ten gevolge kunnen hebben dat zijn naam en gezag
door mannen van minder edelmoedige gezindheid werden
misbruikt om dingen te vergoelijken en den volke
aan te bevelen, die hij zelf allerminst zou goedkeuren.
Tegenover deze blijkbare ingenomenheid met de
denkbeelden der socialisten in het algemeen en deze
groote edelmoedigheid en welwillendheid bij het ver
melden hunner dadenstaat in het werk van den
heer Quack menige zachte vermaning of scherpe be
risping aan het adres der Economie", waartegen de
oud-hoogleeraar en ijverige Economist zich verplicht
te zeer vertrouwen kan. De vorstin is feitelijk in den
laatsten tijd opvallend boel en gereserveerd tegen my,
zij is wonderlijk veranderd
„Zulk eene verandering is op verschillende manieren
te verklaren, Uwe Hoogheid 1" Neukireh hoestte eens
en joeg heimelijk den gehaten sigarenrook weg. Hij bad
maar al te gaarne weder eens gelegenheid gehad den
dienstvaardigen galanten postillon d'amour te spelen
maar voor het tegenwoordige was alle kans daarop voor
hem verloren.
„Ik zou wel eeus'', begon de prins opnieuw, zeer na
denkend, „gelegenheid willen hebben, de vorstin onder
vier oogen te spreken, dan zou ik spoedig de redeu te
weten komen. Zijn het afgunstige lasterpraatjes, dan zou
ik haar kunnen overtuigendat er geen woord van
waar is, is het echter wat anders terughouding
of
De prins zweeg daarop zoo langdurig, dat Neukireh
het eindelijk noodig vond, van zijne aanwezigheid, door
te kuchen, te doen blijken. Zijn hooge gebieder richtte
zich daarop levendig op en op de ellebogen steunende,
vroeg hij
„Zou dat toch niet in orde te brengen zijn mon
vieux
„Wanneer het toeval ons te hulp komt,Uwe Hoogheid 1"
„Bah daar ben ik geen vriend van. Wanneer het
ongeroepen komt, is het meestal lastig en wanneer men
er naar verlangt, dan laat het zich lang wachten.
Neen, denk er liever eens over na, of het, met het
oog op uwe verhouding tot mevrouw von Bogdanoff
niet mogelijk zou zijn iets in het leven te roepen, dat
veel op het toeval gelijkt."
Zijne Excellentie zweeg een oogenblik terwijl hij
overlegde; toen zeide hij met zijn geruststellenden kal-
men glimlach
„Mijn hooge meester zal mij steeds tot alle diensten
bereid vindenIk hoop, dat alles zich naar wensch
zal schikken. Maar Hoogheid geduld geduld I"
„O, dat heb ik reeds genoeg moeten oefenen." Zuch-
acht in verzet te komen. Een verdediging van de
beginselen en leeringen der Economische school tegen
de stelsels der socialisten en Communisten eischt meer
ruimte dan voor een Gidsartikel beschikbaar kan
worden gestelden daarenboven is de heer Vissering
van meening, dat die verdediging onlangs op uit
nemende wijze door den Utrechtschen hoogleeraar
d' Aulnis de Bourouill is geleverdmaar op een
drietal punten acht hij zich toch verplicht zijne
overtuiging tegenover die van den heer Quack te
moeten stelleu. Wij bepalen ons tot het laatste punt.
Het isschreef de oud-hoogleeraar alsof de heer
Quack aan den ingang van het grootsche en sierlijke
gebouwwaarbinnen hij ons wil rondleidentwee
beelden heeft geplaatsthet eene liefelijk om te aan
schouwen minnelijk van aanschijn en met een veel-
belovenden glimlach op het gelaat het andere met
stroeve trekkenwaaruit zelfvoldaanheid en ongevoe
ligheid spreken; het eene de verpersoonlijking van het
Socialisme, het andere van de Economie. Drie grieven
worden hoofdzakelijk tegen de Economie ingebracht
zij beschouwt den arbeid in de menschelijke samen
leving louter als koopwaar onderworpen aan de wet
van vraag en aanbod zij verheft het welbegrepen
eigenbelang" tot regel en vorm van het maatschappelijk
levenonder de leus laissez faire laissez passer
predikt zij de onbeperkte vrijheid in alles en voor
allen, als grondslag van de maatschappelijke orde.
Ten aanzien van de eerste grief, ontkent de heer
Vissering, dat de Economisten de wet van vraag en
aanbod als beslissend voor de hoegrootheid van het
loon van den arbeid voorstellen als een leerstuk als
iets dat zoo behoort te zijn en dat ook het beste is;
hij vraagt, of wij hier niet veeleer te doen hebben
met een feit, met een verschijnsel dat zich in bijkans
alle maatschappelijke kringen voordoet en waarmee
men daarom rekening moet houden. Het bekende
laissez faire is het eerst aangevoerd door een Fransch
koopman tegen de welmeenende inmenging van een
Minister die door allerlei regeeringsmaatregelen den
handel wilde doen bloeienen is na dien tijd her
haaldelijk gebezigd tegen hetzelfde welwillende, maar
daarom nog niet verstandige protectionisme, waartegen
het cok nog in dezen tijd dienst zal moeten doen
maar met den meesten nadruk noemt de heer Vissering
het even onzinnig als onjuist, den meesters der Economi
sche wetenschap toe te dichten, dat zij dit woord verkon
digd hebben als een leer, die voor de kapitalisten het voor
recht eischt om met hunne overmacht naar welgevallen
hnnne arbeiders te onderdrukken, en alzoo onbeschaamd
het recht van den sterkste gepredikt hebben. Zoo ook
werd, tegenover de groote meerderheid van het mensch-
domhet beroep op hun welbegrepen eigenbelang
tend zonk de prins weder achterover. De pendule op
den schoorsteen begon te slaan en tegelijkertijd hoorde
men den bagel tegen de vensterruiten kletteren.
„Ellendig weer En toch is het tijd om te gaau
mijn oom houdt van stiptheid. De hemel mag weten
welke nieuwe ster hij nu weder ontdekt heeft, hij zoekt
sterren aan den hemel, ik op aarde! Gij kunt met
mij mederijden, Neukireh, ik breng u thuis Maar wees
zoo goed, mijn adjudant te zeggen, dat ik hem heden
vrijstel van den dienst in het slotmaar hem daaren
tegen verzoek, om de prinses met bare dame naar de
opera te vergezellen. Ik kan nooit vooruit op eene
minuut na zeggen, wanneer Zijne Koninklijke Hoogheid
mij voldoende ingelicht acht omtrent het een of ander
zeldzaam verschijnsel aan het luchtruimik zou dus
licht een kwartier later kunnen terugkomen en Sibylle
hecht aan dergelijke zaken zooveel dat het haar dade-
ljjk ontstemmen en wantronweud maken zonis Eom
mingen daarentegen aanwezig, dan weet zij ten minste,
dat ik plan heb te komen. Au revoir mon vieux
Even met de hand groetend, trad zijne Hoogheid daarop
een zijvertrek binnen om van toilet te verwisselen
terwijl Neukireh zich van zijne opdracht ging kwijten.
De ouverture van de Lohengrin was begonnen. Het
hoftheater was goed bezet het geruchtdat prins en
prinses Dagobert de voorstelling zouden bijwonen, had
daartoe zeer medegewerkt.
Furiteinsch eenvoudig, stijf en kaarsrecht zat prinses
Sibylle in de prachtige hofloge die half aan het oog
werd onttrokken door purperfluweelen draperiën, opge
nomen door vergulde hellebaarden en het landswapen.
Op den achtergrond zat freule von Nobbe achter hare
gebiedster en de adjudant stond achter den nog ledigen
stoel van zijne Hoogheid. Hij keek onafgebroken naar
den overkant, naar de nog geheel ledige vreemdelingen-
loge, waar mevrouw von Bogdanoff en hare nicht hare
plaatsen hadden. Hij verlangde vurig, Ferra te zien,
haar beeld stond hem voortdurend voor den geest, In
de kleine loge naast het tooneel zat Neukireh„pas