No. M6.
Negentigste Jaargang.
1888.
Z ON DA G
23 SEPTEMBER.
Bet wetsvoorstel van den lieer Domela
Nicuwenhüis onderzocht.
Een kind uit het volk.
Prijs der gewone Advertentiën:
EERSTE BLAD.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
(Scheelte.
FEJUILLETOJNT.
UKMAIRSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
n
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS
TEE ZOON.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de rf/Cht-
hebbenden terug te bekomeneen zilveren vingerhoed, waarop
de woorden „vergeet mij niet"; een kindermesje; eenpare.pluie;
een gouden oorbelletje met rood steentje een sigarenpijpje in
etui; een ledig portemonnaitjeeen eensnoers blauw koralen
armbandje met gouden tonnetje; een koperen armband met glazen
sieentjes; een flacon met zilveren dop; een buissleutel; twee
ledige petroleumvaten.
i.
Toen de werkstaking in de veenkoloniën de aan
dacht had gevestigd op het feit dat in die streken
en hier en daar elders in ons land sommige werk
gevers een winkel houden en, hetzij rechtstreeks hetzij
langs een omweg hunne werklieden verplichten om
in dien winkel hunne inkoopen te doen, heeft de heer
Domela Nieuwenhuis, na een interpellatie aan de Re-
geeriug, die hem niet voldeed, zich aanstonds beijverd
om, gebruik makende van zijce bevoegdheid als lid
der Tweede Kamer, een wetsvoorstel in te dienen tot
het nemen van maatregelen tegen de gedwongen
winkelnering. Dit voorstel is in de afdeelingen der
Kamer onderzocht, en van dat onderzoek is dezer
dagen een hoogst ongunstig verslag verschenen dat
wel verdient gelezen en overwogen te worden. Daar
uit zal het eerder duidelijk kunnen worden, hoe moei
lijk het is al schijnt het opper vlakkig ook nog zoo
eenvoudig en gemakkelijk, door een wettelijken maat
regel een maatschappelijk misbruik tegen te gaan. Bij
den eersten aanblik zou men meenendat dit het
werk van een oogenblik was en de wetgever niets
anders noodig heeft dan eenigen goeden wil om door
net neerschrijven van een paar verbodsbepalingen aan
het euvel paal en perk te stellen. Toch zal de moei
lijkheid reeds aanstonds min of meer wor.leu vermoed
en gevoeld, wanneer men bedenkt, dat het geldt de
bestrijding van een misbruik en dat van de beste saken
misbruik kan worden gemaakt. De voorsteller van
het wetsontwerp heeft volkomen gelijk, wanneer hij
in de Toelichting schrijft, dat vrij eenstemmig het
heerschende gebruik bij sommige werkgevers om hunne
arbeiders te verplichten de benoodigde winkelwaren
bij hen te koopen en alsdan winsten te nemen veel
28)
De verloofden bleven alleen. Ferra was op den
smallen divan gaan zitten, die rondom langs den waDd
liep, zij speelde met baren armband, Detlev keek, met
somberen blik op haar neder. Zij geeuwde licht
en keek een anderen kant uifcj terwijl de punten
van haren voet zacht op den grond sloegen. De
briljanten van den sfinsarmband fonkelden. Alles was
stil k de kamer ook tusschen de ver'oofdea. Op
Ferra e wangen kwam een eerst lichte, maar langza
merhand steeds sterker wordende blos van toornhare
oogen fonkelden, zij sprong op en ging voor hem staan.
„Wat moet dat beduiden Detlev vroeg zij met
onderdrukten toorn.
„Dat vraagt gij nog f" was zijn eveneens weinig be
daard antwoord.
„Moet ik het kalm aanzienwanneer mijne ver
loofde een haarlok schenkt aan een ander?"
„Dus toch jaloersch Haar toon klonk reeds weder
overmoedig en half verzoend.
„Jaloersch Neen Het stuit mij tegen de borst
wanneer er gehandeld wordt tegen hetgeen ik mijn
leven lang hooggehouden heb, tegen hetgeen passend is 1"
Zij deinsde achteruitalsof haar een slag getroffen
had en werd doodsbleek.
„Detlev riep zij uit.
Hij beet zich op de lippen en zweeg.
„Is je dat ernst?' vroeg zij met ingehouden adem.
„Hoe zal ik het anders noemen, wanneer mijne ver
loofde geschenken aanneemt."
Zg zag hem verwonderd met hare flikkerende oogen aan.
„Waarvan spreekt gij
Eooger dan in andere winkels, bestempeld wordt met
den naam van misbruik"; maar door die vrij eenstem
mige erkenning van het misbruik zijn de bezwaren
aan zijn bestrijding verbonden niet overwonnen. Vol
komen juist wordt daartegenover in het verslag opge
merkt dat »om voor dit onderwerp eene regeling
samen te stellen, die de in meerdere of mindere mate
bestaande misbruiken werkelijk zou keeren en niet
meer kwaad dan goed met zich zon brengenvooral
noodig ware eeDerzijds behoorlijke kennis van de zeer
uiteenloopende maatschappelijke verhoudingen tusschen
werkgevers en werklieden in de verschillende vakken
en bedrijven en anderzijds groote zorgvuldigheid in
begripsbepaling en redactie" In beide opzichten nu
is de heer Domela Nieuwenhuis te kort geschoten
zelfs meer dan met redelijkheid verwacht kou worden.
Immers in zijn Toelichting wijst hij op de wetten in
EngelandBelgie DuitschlandZwitserland en Oos-
tenrijk-Hongarije, en verklaart dat de daaruit geputte
voorlichting hem ten goede is gekomen In het verslag
wordt nu deze verklaring in herinnering gebracht met
de minder vleiende bijvoeging «datindien de voor
steller al van feuitenlandsche wetgevingen inzage moge
genomen hebbendit dan toch is geschied zonder dat
het hem de vruchten heeft opgeleverd, die van ern
stige studie te verwachten zijn." Waar het be
strijding van misbruiken geldt, is aan een ondoor
dachte en slecht gestelde wet het groote gevaar
verbonden, dat men meer kwaad dau goed doet, en
in het verslag wordt met de noodige uitvoerigheid
aangetoond «dat de voorgestelde bepalingen niet
alleen niet doeltreflendmaar in vele opzichten on
uitvoerbaar of nadeelig voor de werklieden zijn."
Het wordt den voorsteller toi een verwijt gemaakt
dat hij de Kamer met een voorstel van zulk gehalte
bezig houdt; en terwijl vele leden als hunne meening te
kennen gaven dat de vooisteucr had behooren af te
wachten wat er zou gedaan worden door de Regeering,
die immers in Mei 11. had verklaard van een wettelijke
regeling van dit onderwerp geenszins afkeerig te zijn
en ernstig te zullen overwegen in hoever en wanneer
daartoe kan worden overgegaanverdedigden eenige
andere leden daartegenover wel het goed recht van
een lid der Kamer om zelf een voorstel in te die
nen «mits dat voorstel bleek gegrond te zijn
op voldoende kennis van feitelijke toestanden en op
ernstige studiemaar zij gaven toedat het voorstel
van den heer Nieuwenhuis aan deze vereischten geens
zins voldoet."
Al aanstonds geeft het eerste artikel grond tot
gewichtige bezwaren. Het luidt
«Zij die personen ic dienst hebben zijn verplicht
het volle bedrag van het bedongen loon wekelijks en
„Waar hebt gij dien armband vandaan?' vroeg hg
op zijn beurt en hij omklemde haren pols zoo vast, alsof
hij dien in elkander wilde drukken.
„Je doet mij pijn." Eene uitdrukking van schrik lag
er in haren toon, het kalmeerde hem schier, daarin
eene soort van bede te hooren, hij boog zich tot haar over.
„Is hij van den prins vroeg hij bijna schor en met
een gevoel als van een veroordeelde zag hij haar ant
woord tegemoet.
„Ja! zeide zij, hem met een angstigen blik aan
ziende, „hg bracht hem mij van morgen."
„En gij hebt hem aangenomen Je kondefc dat doen,
Ferra? Dat je me dat aandoet!"
Zijne tanden knarstende toorn deed zijn lichaam
schokken, alsof hij eene zware koorts had.
„Ik begrijp je niet, wat bedoel je, Detlev?" Endaar
hij niet antwoordde„Detlev Detlev wat is er dan
gebeurd
«Je begrijpt mij niet", zeide hij bitter, „dat juist is
hetwat mij zoo doet ontstellen 1 Hebt gij dan geen
denkbeeld van dien diensmaad", had hij
willen zeggen, maar toen hij haar aanzag, en bemerkte,
hoe bedrukt zij de oogen naar hem opsloeg, blijkbaar
zonder hem te begrijpen bedacht hij zich en voegde
in plaats daarvan er op heftigen toon bij, „de smart,
die gij mij daarmede aandoet
„Neen 1 zeide zij verbaasd en eenvoudig, „De prins
bracht hem mij van morgen hij had hem voor
eenige dagen uitgezochttoen hij sieraden voor de
prinses kocht; het was ter vergoeding van een anderen,
dien hij eens bij het dansen van mij heeft stuk getrapt. Ik
nam hem aan ofschoon het mij waarlijk niet zooveel
schelen kon, maar ik wilde den prins niet krenken, hij
is altijd zeer oplettend jegens mij geweest. Je vindt er
niets in wanneer men mij bloemen geeftwat Bteekt
dan hierin
Detlev haalde een paar maal diep adem het kwam
hem onbegrijpelijk voor, dat Ferra niet hetzelfde gevoelde
als hij. Hoe kon zij een geschenk van bloemen of van
algemeen
gangbare Nederlandsche munt uit te
m
betalen.
«Uitgezonderd hiervan zijn inwonende dienstboden."
Eigenlijk staat er dus dat inwonende dienstboden
niet verplicht zijn het loon wekelijks in Nederlandsche
munt uit te betalen maar dit is alleen het gevolg
van de minder juiste bewoordingen van het artikel
de bedoeling is natuurlijk dat het loon aan alle in
dienst zijnde personen behalve aan inwonende dienst
boden moet worden uitbetaald zooals het artikel voor
schrijft. Maar ook dan is de uitzondering met be
trekking tot de inwoneude dienstboden onverdedigbaar;
of moet het vrijstaan hun het loon uit te betalen in
vreemde muntb. v. in Duitsch geld gelijk in som
mige streken van het land aan de Duitschc grenzen
schijnt te gebeuren in spijt van de wet van 28 April
1877, die het verbiedt? En zou het aan den anderen
kant aanbeveling verdienen uitdrukkelijk te verbieden,
aan niet-inwonende dienstboden, b. v aan zoogenaamde
dagmeisjeseenig ander loon te geven dan geld
zoodat men verplicht zou zijn ze vóór het etensuur
naar huis te zenden Maar de gsheele bepaling is te
algemeen. Volgens het artikel moet aan alle personen
die in dienst van anderen zijn, behalve aan de inwo
neude dienstboden het loon wekelijks worden uitbe
taald dus ook aan alle kantoorklerken winkelbe
dienden.. opzichters, boekhouders, directeuren en onder
directeuren van maatschappijen; aan alle matrozen enz.,
zelfs aan allen die in dienst zijn van een gemeente
of van den staat, alzoo aan alle ambtenaren. Zoo
iets zai wel de bedoeling van den voorsteller niet zijn,
maar het staat er intusschen. Men mag vragen hoe
zal deze bepaling toegepast worden wanneer er op
stuk wordt gewerkt Zullen daglooners en schoon
maaksters reden hebben om zich te verheugen indien
hun loon niet anders dan bij de week mag worden
uitbetaald
Misschien zal deze of gene meeuen, dat het de
bedoeling is, dat de personen die in dienst van anderen
zijn, wekelijks hun loon zullen kunnen vorderen, maar
ook, desverkiezendemet andere betalingstermijnen
genoegen kunnen nemen. Doch dat is blijkbaar het
geval niet. Volgens den voorsteller zijn zij te afhan
kelijk van de werkgevers om den termijn van betaling
aan de vrije overeenkomst van beide partijen over te
latenhij acht een gebiedend wetsvoorschrift noodig
waarvan niet mag worden afgeweken; ieder werkgever]
die het loon anders betaalt dan bij de week, zou vol
gens het wetsontwerp worden gestraft met een geld
boete van f 100 tot f 250, bij wanbetaling te vervangen
door hechtenis van ten hoogste 25 dagen, en bij herha
ling met gevangenisstraf van ten hoogste 6 maanden.
Het loon zon voorts alleen mogen bestaan in geld
briljanten even onschuldig vinden? Zij moest die fijne
tact missen die zijne grootmoeder in zoo hooge mate
bezat, en die hij van eene gedistingueerde vrouw even
onafscheidbaar vond, als de geur dat is van eene bloem,
maar in ieder geval daarvan was hij overtuigd
had zg zonder alle overleg, in volkomen onschuld
gehande d.
"oeg ongeduldig, hem recht in het gelaat
ziende. „Waarom spreekt gij niet, Detlev
„Omdat ik het met je opvatting niet eens ben, Ferra."
„Wanneer je wilt, dat er ophef van die steenen
gemaakt^ zai worden, dan moet je ze anderen schenken
dan my", zeide zij geërgerd terwijl zij weder op den
divan ging zitten, „ik geloof wel, dat er eene menigte
vrouwen zijndie er over in verrukking geraken
mg zgn zij vrij onverschillig."
„En waarom zeidet gij dan de prinses nietdat de
armband een geschenk van haar gemaal was Hij ging
naast haar zitten, nam haar den waaier uit de hand en
begon daarmede te spelen. Zij werd rood.
„Dat is wat anders. Ik heb een gevoel, alsof zij mij
niet Argusoogen bewaakt; niets ODtgaat haar van hetgeen
ik doe, en zij haat mij uit afgunst."
„Dat gaat te ver, Ferra! De prinses mag een wat
al te scherp standpunt innemen maar zij meent het
eerlijk; overtuigingen, beginselen moet men eerbiedigen,
zelfs wanneer men ze niet deelt."
Zg' zag snel op. „Gij verdedigt de prinses? Zelfs
tegen mij
Hij zuchtte. „Ik wildedat ik je iets van mijne
gevoelens kou overdoenkind 1 Hebt ge dan niet
bedacht dat zulke ondoordachte handelingen als het
aannemen van deD armband en het sohenken van
de haarlokje in een verkeerd daglicht kunnen
stellen
Zij lachte „Wat vraag ik er naar, wat de menscben
hier van mij zeggen! Lieve Detlev, ik streef er niet
naar, zooals de vrouwen van dit land, om geheel zonder
fouten te ziju en wegens mijne deugden heilig te worden