TATJANA
No. 137. Negentigste Jaargang. 1888
De plannen der nieuwe Regeering
ten aanzien van Nederl. Indiê.
Een kind uit het volk.
Z O N D A G
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE B L A~dT
VOOR DE HEIDE DEELEN TE ZAMBNl
II NOVEMBER.
Wij stellen voor onze lezers verkrijgbaar een
boeienden roman In twee deelen getiteld
door
Joseph Lubomirski.
Verhaal uit de russisehe amhtemaiars-
wereid.
In deze dagen van voortdurende spanningis
meer dan ooit, de aandacht gevestigd op liet reus
achtige Czarenrijk dat in zoovele opzichten nog,
wat den staatkundigen en mantschappeltjkcu toe
stand betreft met eeneu geheimziunigen sluier
is bedekt, Een roman dus, waarin met levendige
kleuren een beeld wordt gegeven van de maat
schappelijke verhoudingen aldaar, van den jammer
en de ellende, door zoovele, om de ceiie of andere
kleinigheid, op de meest willekeurige wijze, naar
Siheric verbannen rnssische onderdanen geleden,
en waardoor men eenen blik slaat iu den treurigen
zedelijken toestand van een groot deel der ambte
naren van dat rijk, zal zonder twijfel veler be
langstelling wekken. Wij vestigen daarom de
bizondere aandacht op dit boek, dat wij een fraai
gewaad hebben gegeven door bet met een in zes.
kleuren gedrukt omslag te voorzien.
a contant zestig cents.
Vaar buiten tegen inzending van een postwissel r
vijfenzeventig cents.
De oplage is beperkt. De ondergeteekendeu
verbinden zich dus slechts.', te leveren tot zoover
de voorraad strekt,
DE UITGEVERS.
FEUILLESTOM.
Prijs der gewone Advertentiën:
UKIHAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele rijk f
De 3 nummers f 0,06.
De heer Keuchenius is Minister van Koloniën ge
worden. Met gemengde gewaarwordingen is zijn op
treding door de liberale partij aanschouwd Hij is
met Indie bekend en heeft zich menigmalen een
voorstander verklaard van hervormingen waartoe de
groote meerderheid der liberalen gaarne zou mede
werken. Bedenkelijk achten zij daarentegen zijn
47)
Achilles Arbanoff had zich niet bedrogen. In de
van boven bijna dichtgegroeide Jaan die voor het oog
.langzamerhand enger werd, zag hij op niet al te grooten
afstand de beide heeren voor ziek uitloopen. Zij slen
terden langzaam voort, hjj kon hen zeer goed inhalen.
Hij liep snel. Zijne borst ging heftig op en neer er
kwam leven en vuur in zijne matte oogen, iets van de
verloren levenskracht en jeugdige fciscbheid scheen te
zijn teruggekeerd. Toen hij .reeds dicht achter hen war,
keerden de beide wandelaars plotseling onverwacht om.
Achilles Arbanoff en Anatole Leroy stonden oog in oog
tegenover elkander. Hunne blikken ontweken elkander
geen eogenblikgrenzelooze verachting sprak uit de
oogen van den eene baat en Aehrik uit die van den
ander. De Franschman nam zijn zakdoek uit den zak
en ging daarmee over zijn voorhoofd, alsof hij een her
senschim wilde verjagen ma ar vorst Arbanoff bleef
voor hem staan.
„Vicomte Anatole Leroy", zeide Achilles, en ofschoon
hij niet luid Bprnk, dreunde toch i eder woord als bazuin
geschal hem in de ooren.
„Ik ben u gevolgd, omdat ik u verlang te spreken."
De lange eerste luitenant maakte iiena beweging, om
zich te verwijderen, nadat hij den spreker lang genoeg
had aangestaard, om te weten, dat bij met iemand te
doen had die gelijk met hem stond. Aehilleg merkte
het opmet eene snelle wending hield hij hem terug.
„Blijfals 't u blieft. De zaak die mij hier brengt,
heeft misschien een getuige noodig."
„Waarom, Achilles? Wat wij met elkander hebben
af te handelengeschiedt het beet onder vier oogen",
zeide Leroy, die zich met moeite weder had hersteld.
„Mijn beste von Nobbe
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COS-
TER ZOON.
hartstochtelijkheid de felheid waarmede hij altijd voor
of tegen partij kiest en die hem schijnt te beletten
aan de gevoelens van zijn tegenstanders en aan de
gronden, die zij voor hunne meening aanvoeren, zooveel
gewicht te hechten als hun toekomt. In 't godsdien
stige is hij een ijveraarsteeds er op uit om voor
andersdenkenden de scherpste uitdrukkingen te vinden.
Als particulier persoon beeft hij alleen aan zich zei ven
te vervaitwoorden, of deze felheid en scherpte de beste
middel,en zijn om een goede zaak te dienenmaar
overigens heeft niemand het recht hem daarvan een
grief te maken. Anders wordt hetals iemand van
deze 'natuur bewindsman wordt, den Staat vertegen
woordigt en met diens gezag wordt omkleed. Be-
vredngeud is dan ook het antwoord allerminst', dat
vebjn geven op de vragen: zal de heer Kenchenius
r.ijir. persoon voldoende kunnen afscheiden van zijn
«taatsambtom als bewindsman onpartijdig te kunnen
zijn Zal hij kalm genoeg zijnzelfbeheersching
genoeg bezitten om de grenien te kunnen vaststellen
zoowel tusschen hetgeen den heer Keuchenius en den
Minister van Koloniën betaamt, als tusschen hetgeen
den heer Keuchenius en des Minister van Koloniën
vrij staat? Kan aan een ijveraar als hij veilig worden
toevertrouwd het beheer van lndië met een Moham
medaansche bevolking van ettelijke millioenen, waar
onder in de laatste jaren de dweepzucht en de haat
tegen de Christenen door tal van geheime genoot
schappen en geestelijke ordea op verontrustende wijze
wordt aangewakkerd u
De vrees voor overschrijding van de grenzen, die in
dit opzicht aan de staatsbeocoeiing gesteld zijn, wordt
niet verminderd, wanneer men in het voorloopig
verslag van het onderzoek d«r begrootmg van Neder-
landsch lndië voor het vclgend dienstjaar woorden
leest ais de volgende, waarin de Minister etn aan
sporing zou kunnen zieu om zich om die grenzen
weinig te bekommeren
«Bevordering van de Christelijke religie is een
eerste plicht eeaer Christelijke natie, en het zou in
lndië een goeden indruk maken, wanneer ons bestuur
minder den schijn aannamalsof het zich schaamde
die religie te belijden. Mocht het gevaar van moei
lijkheden van de zijde van de belijders van den Islam
bestaan op den duur kou bevordering van het werk
der zending slechts zegenrijke uitkomsten met zich
brengen."
De laatste woorden toch bevatten kennelijk den
raad om zich door het gevaar van moeielijkheden van
de zijde van de Mohammedaansche bevolking niet te
laten weerhouden en daarenboven straalt in de eerste
zinsnede een jammerlijke en hoogst bedenkelijke ver
warring door van de verplichtingen eener natie, voor
Erdmann bracht de hand aan zijne pet, van zijn bant
wilde hij niets liever dan heengaan. De vreemdeling
had zulk eene eigenaardige uitdrukking in het geiaat
de geschiedenis sou wel eeDs eene onaangename wending
kunnen nemen Ldroy was blijkbaar van streek
waarom zou hij siah compromitteeren Hg had reeds
weder half rechtsomkeerd gemaaktmaar hij voelde
opnieuw eene hand op zijn schouder leggen.
„M n niarn is verst Achilles Arbanoff", zeide de
vreemdeling, „ik ben gekomen, om met hem daar afre
kening te houden. Heb de goedheid hier te blijven
luitenant."
..Ha Ha zeer aangenaam 1" stotterde Nobbe, wien
het integendeel volstrekt niet aangenaam te moede werd.
„Vieomte Leroy, die onder den naam van vriend bij
mij uit en in liep, die dus van alles beter dan iemand
op de hoogte moest zijn heeft de onbeschaamdheid
gehad, de gade mijns vaders aan het hof te D. onmo
gelijk te maken door haar te belasteren."
„Wie zegt, dat ik dat gedaan heb?" viel de gezant-
schapsraad hem honend in de rede.
„Ontkent gij het misschien Achilles had den een*n
handschoen uitgetrokken en draaide dien 3pelend in de
hand. Nobbe zag, zeer verwonderd, naar zijn vriend Leroy.
„Maar permitteermompelde hij besluiteloos.
„Eeiten verdraaien, om iemand te benadeelen, vooral
wanneer die iemand eene hulpelooze vronw isis in
mijne oogen een schurkenstreek, waarvoor ik voldoening
vorder", ging zijne kalme, koele etem voort, zonder dat
die eenige aandoening verried. „In naam mijns vaders,
den overleden vorst, in naam mijner stiefmoeder, vorstin
Arbanoff en van onze oude en nieuwe rekening
En daarbij nam Achilles den paarlgrijzen handschoen
en gaf daarmede een lichten slag tegen Leroy's gelaat,
op eene manier alsof hij een lastig insect verjoeg.
Eene seconde lang heerschte er doodelyke stilte
tusschen de drie mannen. Het was zoo stil, dat men
het vallen van een dooden tak hoorde. Erdmann von
Nobbe, die zijn vriend Leroy in het gelaat zag, vloede
zoover particuliere krachten werkzaam zijn tot berei
king van een groot doel, met de verplichtingen van
regeering en bestuur.
De hartstochtelijkheid van den heer Keuchenius,
die hem belet maat te houden ook in de goede rich
ting, heeft zich op in het oog springende wijze ge
openbaard in het gebeurde met den heer Sol. De
intrekking van het besluit tot ontzegging van het
verblijf in de afdeeling Buitenzorg aan de heeren Sol
en de Sturler werd door vele liberalen goedgekeurd;
maar al dadelijk keurde menigeen daarentegen afdat
die opzienbarende intrekking bij Koninklijk Besluit
nog tijdens het beheer van den Landvoogd die den
maatregel genomen had het hoogste gezag in lndië
geheel onnoodig heeft gekrenkt. Schier algemeen
echter is de afkeuring van de benoeming van den
heer Sol tot lid van de Indische Rekenkamer. Al
is de heer Keuchenius ten volle overtuigd dat den
heer Sol onrecht is geschied staatsambten zijn nu
eenmaal niet bestemd om te dienen tot schadevergoe
ding voor geleden onrecht of tot herstel van gekrenkte
eer, maar om bekleed te werden door de bekwaam-
sten en geschiktst-m in het belang van land en volk.
Intuaschen mocht van den heer Keuchenius veel
verwacht worden tot verbetering van den toestand in
lndië, op grond van hetgeen in den loop van zoovele
jaren door hem als lid van de Staten Generaal met
zooveel beslistheid omtrent tal van belangrijke onder
werpen was gezegd. Nooit zagen wij bij hem sporen
van weifeling. Nu eens sprak hij het veroordeelend
vonnis uit over een instelling die een schande werd
genoemd voor de Nederlandsehe natiedan weer werd
het nalaten van den eenen of anderen maatregel als
schandelijk plichtverzuim gebrandmerktof wel het
nemen van dezen of genen maatregel ten aanhooren
van het gansche volk aan de kaak gesteld als een
krenking van recht en gerechtigheid een teekeu van
gemis van eenig besef van godsdienst en zedelijkheid.
Van iemand met zulke vaste overtuigingen mochten
belangrijke maatregelen worden verwacht niemand
zal intusschen eischen dat zij dadelijk worden inge
voerd, maar tot nog toe blijkt niet dat zij in over-
weging zijn genomen Zoo heeft de Ministerom
streeks een jaar geleden, ten aanzien van de opiumpacht
den bestaauden toestand ten sterkste veroordeeld. Dit
belet niet, dat in de Memorie van Toelichting van
de door hem ingediende eerste begrooting niet alleen
met geen enkel woord over deze zaak wordt gesproken,
maar dat uit de begrooling zelve blijkt dat hij in
1889 weer de gewone driejaarlijksche verpachting wil
doen houden. Bovenal echter moet bevreemding wek*
ken wat de Minister voorstelt omtrent de gorverne-
ments-koffiecultuur.
zich door eene huivering aangegrepen. Het was vaal
bleek, en de aderen waren boog opgezwollen, de smalle
lippen hadden zich krampachtig teruggetrokken zijne
pupillen zich verkleind tot op een klein zwart puntje
waaruit iclusscben zulk een woestewreede haat
straalde, als hij zelden op een menschelijk gelaat had
gezien. Een oogenblik had het den sehyn a'sof hij
zich op zijnen vijand wilde werpen, maar hij bedwong zich.
„Te hebt gelijk, Achilles Arbanoff", zeide hij schor,
terwijl bij zijne hand tot een vuist sloot.
„Ik heb je gehaatzooals de armoede den rijkdom
zooals de arbeid den lediggang haat. Had ik mijn zin
gehad, je hadt je ondergang niet ontgaan. Maar neem
je iu acht, wanneer wij nu tegenover elkander komen
te staan I"
Onverschillig haalde vorst Arbanoff de schouders op.
„Ge vindt mij van avond te acht uur in mijn hotel,
om de zaak verder met mij te bespreken", wendde hij
zich tot den langen luitenant. „Ik ben hier vreemd,
het is de vraag of ik in dien tijd een secondant zal
kunnen vinden. Ik heb echter volstrekt geen plan
mij aan zu'ke formaliteiten te storen, maar ben tot
alles bereid." Daarmede lichtte hij even zjjn boed op,
draaide zich om, zonder zijn tegenstander meer met een
blik te verwaardigen en ging heen.
Geheel onder den indruk van het gebeurde bleven
de achterbljjvenden hem nazien. Schitterend lag de zon
op den breeden grindweg, de vogels zongen, en in de
boomen ruischte het geheimzinnig. Langzamerhand
geraakte Achilles uit bet gezicht Nobbe raakte ein
delijk even den arm van den Franschman aan.
„Wat beteekent dat alles?" vroeg hij met een on-
zekeren blik op het nog altijd misvormde gelaat.
„Dat beteekent Anatole lachte zoo schril en
oa welluidenddat een kleine vogel verschrikt weg-
vl°og „dat ik de kaarten kan weggooien ik heb
mijn spel verloren
Hij ging op de naaste bank zitten, de luitenant blee
voor hem staan, hij voelde zich alles behalve op zijn gemak.