belasting naar het inko.«w«, op de heffing eener plaatselijke directe zooals zij door het college van Burgemeester en Wethouders aan de raadsleden is verzonden. ALKMAAR, 4 December 1888. No. 883. le bijlage. Na de beslissing, door U in de vergadering van 28 November 11. genomen, hebben wij gemeend onzer zijds te moeten medewerken, om de thans afgekeurde verordening tot heffing eener plaatselijke directe belas ting naar huurwaarde en mobilair niet langer van kracht te laten en aan uw in beginsel genomen besluit nog voor het jaar 1889 uitvoering te geven, door ons ontwerp van den 22 Juni 1882 op de heffing en in vordering eener plaatselijke directe belasting naar het inkomen onmiddellijk te herzien. Nadere overweging van dat ontwerp heeft ons geleid tot het aanbrengen van slechts twee wijzigingen van beteekenis. In art. 3 van dat ontwerp was aangenomendat belastingschuldig zou zijn ieder, die een eigen inkomen heeft van ten minste f 350,Door die bepaling zou bijna de geheele werkmansstand belastingschuldig worden. Wij hebben dat cijfer verhoogd tot f 500, (in meerdere gemeenten is in de laatste dagen dit cijfer als minimum aangenomen) en in verband daar mede de klassenverdeeling, met behoud van het beginsel van opklimming, gewijzigd. Was in het ontwerp van 1882 die opklimming der klassen tot f 1000,— toe volgehouden en ten slotte bepaald, dat elke f 1000,— boven f 10,000 inkomen eene hoogere klasse zou vormen, wij hebben thans de opklimming tot f 500,-— volgehouden en de bepaling voorgedragen, dat elke f 500,— boven de f 5500,— eene hoogere klasse zal vormen. Wij gelooven, dat door deze wijzigingen eene groote verbetering in de klassenverdeeling is gekomen. liet tweede punt dat wij gewijzigd hebbenis in art. 18 Het ontwerp van 1882 bepaalde, dat wij ons bij het opmaken der kohieren zouden kunnen doen voorlichten door de vaste commissie van financiën. Wjj meenen, dat het meer aanbeveling verdient, het elders gegeven voorbeeld te volgen en die voorlichting niet door de vaste commissie van financiën te doen geven, maar door eene speciale commissie van drie leden jaarlijks cloor en uit den gemeenteraad te benoemen. In dien geest is artikel 18 thans gewijzigd. De overige veranderingen zijn allen onbeteekenende redactie-wijzigingen. Wij stellen U alzoo voor, met ingang van 1 Januari a. s. in te trekken de bestaande verordening op de heffing en invordering eener plaatselijke directe belas ting en vast te stellen de hier bijgaande ontwerp verordeningen. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar Aan den gemeente- A. MACLAINE PONT. raad van Alkmaar. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. erordeking op de heffing eener plaat selijke directe belasting naar het inkomen. Art. 1. Te beginnen met 1 Januari 1889 wordt jaarlijks in de gemeente Alkmaar geheven eene plaatselijke directe belasting volgens eene naar het inkomen gemaakte classificatie der belastingschuldigen. Art. 2. liet bedrag van de opbrengst dezer belasting wordt bij het vaststellen der jaarlijksche begrooting door den gemeenteraad bepaald en strekt tot aanvulling van hetgeen de inkomstenuit anderen hoofde verkregen minder bedragen dan de geraamde gewone uitgaven. Art. 3. Belastingschuldig zijn allen, die een eigen inkomen hebben van f 500,of meer 'sjaars, voor zoover zij binnen deze gemeente hun hoofdverblijf hebben of langer dan drie maanden verblijven. Art. 4. Minderjarigen zijn niet belastingschuldigdan voor letgeen zij trekken uit eigen kapitaal of arbeid. Dienstboden en daarmede gelijk te stellen personen, aie bij hunne meesters inwonen, worden in de belas ting met aangeslagen. Art. 5. De grondslag der classificatie is het jaarlijksch zuiver inkomen van den belastingschuldige. Art. 6. Onder zuiver inkomen wordt verstaan de som van alles, wat in geld of in geldswaarde verkregen wordt: uit roerende of onroerende goederen uit beroep, bedrijf, handel, nijverheid of onderneming:, van welken aard ook; uit arbeid, ambt, bediening, betrekking, wachtgeld pensioen, lijfrente of andere periodieke uitkeerinc- uit eiken anderen hoofde, op welke wijze, krachtens welk recht en onder welke benaming ook- een en ander onder aftrek van «.de rente van verschuldigde kapitalen; b. de uitgaven, tot noodzakelijk onderhoud en verzeke ring van eigendommen vereischt; c. de kosten van beroep, bedrijf, handel, nijverheid, onderneming, ambt, bediening of betrekking, onder welke kosten echter noch uitgaven tot uitbreiding of verbetering der zaak, noch aflossing van ver schuldigd kapitaal begrepen zijn d. uitgaande lijfrenten en periodieke uitkeeringen, krach tens de wet of testamentaire bepaling verschuldigd onafhankelijk van den wil des belastingschuldigen e. periodieke uitkeeringen of giften aan bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn, die hun hoofd- verblijf binnen deze„gemeente hebben f. het bedrag van alle belastingendeze belasting uitgezonderd, die door rijk, provincie, gemeente of eenig ander publiek-rechterlijk lichaam van den be lastingschuldige geheven worden. Bij de toepassing dezer bepaling gelden de vol gende regelen: 1eigen gebruik of genot van vruchten, behalve eigen gebruik van inboedel, wordt als inkomen beschouwd; 2°. de waarde van eigen gebruik van gebouwde eigen dommen wordt gesteld op de kadastrale huurwaarde, of, bij gebreke daarvan, naar de vermoedelijke huurwaarde berekend; 3°. de uitgaven tot noodzakelijk onderhoud van ge bouwde eigendommen vereischt, worden gesteldop 15 °/0 der bruto opbrengst; 4 legaten, bestaande in periodieke uitkeeringen en giften van hand tot hand, of periodieke uitkeerin gen, verkregen van bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn, die hun hoofdverblijf binnen deze gemeente hebben, of van personen, hier niet be lastingschuldig, worden als inkomen beschouwd; 5°. bij inkomsten uit lijfrenten, tontines of andere 'af wisselende of periodieke uitkeeringen met opoffe ring van kapitaal verkregen, wordt het volle bedrag van het genotene als inkomen beschouwd 6°. winst of verlies bij verkoop en vermeerdering of vermindering van waarde worden bij de berekening van liet inkomen niet in aanmerking genomen, dan ten aanzien van kooplieden, voor zooveel betreft de zaken, waarin zij handel drijven. Art. 7. Het inkomen uit roerende of onroerende goederen wordt gesteld op het bedrag, genoten over het jaar, voorafgaande aan het dienstjaar waarvoor de belasting strekt, met in achtneming van de bijzondere omstan digheden, welke tot vermeerdering of vermindering van die inkomsten in het jaar der heffing aanleiding gevenen, zoo in het voorafgaande jaar geen eigen belastbaar inkomen uit roerende of onroerende zaken getrokken is, op het bedrag, dat in het jaar der hef fing vermoedelijk zal worden genoten. Het inkomen uit beroep, bedrijf, handel, nijverheid of onderneming, van welken aard ook, wordt gesteld op het gemiddelde, dat als zoodanig over de 3 laatste, aan het dienstjaar, waarvoor de belasting strekt, voor afgaande jaren genoten is; zoo beroep, bedrijf, handel, nijverheid of onderneming langer dan één, doch korter dan jaren bestaat of is uitgeoefend, op het gemid delde over dat tijdvak; bij korteren duur op de ver moedelijke opbrengst. Het inkomen uit ambt, bediening, betrekking, wacht geld, pensioen, lijfrente of andere periodieke uitkee- ring genoten, wordt berekend naar den toestand op 1°. Januari van het dienstjaar. Het inkomen, uit anderen hoofde verkregen, wordt ten aanzien van den tijd, waarover het berekend wordt, gelijk gesteld met het inkomen uit roerende of onroe rende goederen. Art. 8. De belastingschuldigen worden naarmate van hun zuiver jaarlijksch inkomen in een der volgende klas sen gerangschikt: ONTWIRP-VIRORD

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1888 | | pagina 7