No. 9 Een en Negentigste Jaargang. 1889. Nog een terugblik. ASSCHEPOETSTER FEüIXjXjETORT. ZONDAG Prijs der gewone Advertentiën: 20 JANE A R1. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ©fficiëel Cfikbeelte, NATIONALE MILITIE. HONDENBELASTING. Met 1 Februari 1889 worden de hon den, niet voorzien van den penning voor 1889die op den openbaren weg aange troffen wordenovereenkomstig de voor- schritten der verordening ter beschikking van de politie gesteld. E. SCHOBEET. ALKMAARSCflE Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. COURANT. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COS- TER ZOON. Zi$, die in aanmerking wenschen te komen voor onderwijzer op 700 jaarwedde, aan de openbare scb.ool voor onvermogenden te Alkmaar, hoofd de heer H. van den Berg, worden verzocht zich vóór 1 Februari 1889 aan te melden bij het Gemeente bestuur. Bezit der hoofdacte is vereisehte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden dat de loting der in 1888 alhier voor de Militie ingeschre venen zal geschieden op Vrij dag 15 Februari aanstaande, ten raadhuize der gemeente Alkmaar. Zij worden mitsdien opgeroepen om op dien dag, des voor middags te 9% uren, zich aldaar te bevinden, om te loten en opgave te doen van de redenen van vrijstelling, die zij ter zake van de militie vermeenen te moeten inbrengen. Indien zij vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen wegens broederdienst of op grond van te zijn eenige wettige zoon, moeten zij op Donderdag 28 Februari e. k., des namiddags te 6 uren, op het raadhuis verschijnen, vergezeld van twee bij den burgemeester bekende en ter goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die het vereisehte ge tuigenis kunnen afleggen en het aldaar op te maken getuig schrift onderteekenenterwijl zij verplicut zijn daartoe de noodige opgaven ter secretarie te verstrekken. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 19 Januari 1889. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. Wat is het aantal namen van Noord- ec Zuid- Nederlandsche dichters en letterkundigen grootdie wij vinden opgeteekend onder de bekende personen die de dood in 1888 heeft weggemaaid. Vosmaer, Hofdijk, de Bull, Dorbeck, Zimmerman, van Beers. Sla eens een jaarboekjeeen pracht-almanak op van een 20SO of meer jaren geleden hetzij dan Aurora of Vergeet-mij-niet of Muzen-Almanak of Almanak voor het Schoone eu Goede et Holland of Castalia gij zult er hunne namen vinden. Zeer verschillend in aanleg en ontwikkeling, in talent en richtinghebben zij gewerkt op het gebied onzer letteren met meer of minder bijval van het Neder- landsche Volk, en allen, slechts met een enkele uit zondering, hebben zij dien arbeid voortgezet tot hun laatsten ademtocht, met een open oog voor de nieuwe eischen des tijds en den gewijzigden smaak, waardoor zij tot den einde toe de waardeerende belangstelling van den tijdgenoot hebben mogen genieten. Het is noch thans de geschikte gelegenheidnoch hier de geschikte plaats om een overzicht te geven van het geen zij hebben geleverdmaar juist de naam van hem die in de doodenlijst van het vorige jaar een voudig staat vermeld als «journalist", roept ons een tijdperk in het geheugen terug, dat voorbij is gegaan evenals de jaarboekjes en pracht-almauakken, waarvan wij de titels hebben vermeld. Wij denken daarbij aan deD heer A. J. de Buil wiens portret prijkt in de Aurora voor 1852 die door zijn vrienden werd aangeduid als de dichter van «De ledige Stoel destijds «Prins" van de bloeiende Amsterdamsche rederijkerskamer Achilleswaarvan van Lennep «Keizer" was. Als wij daarbij herinneren dat deze beide hoofdbestuurders in 1850 samen een treurspel schreven, «De val van Jeruzalem", en dit aan de genoemde «Kamer" opdroegen «als een offer van belangstellende verknochtheid", vinden wij ons eensklaps verplaatst in den bloeitijd der rederijkers kamers die tegenwoordig bf sinds lang zijn ver dwenen of geheel van aard zijn veranderd. Het «voorbericht" van de schrijvers van dit treurspel kan ons al dadelijk een juist denkbeeld geven van de eischen welke deze vereenigingen zich stelden en van het doel dat zij beoogden. Belangstelling" lezen wij «in die Kamer wekte in hen de lust op haren Leden een Dichtstuk aan te bieden waarin, nevens de algemeene eischen der kunsttevens de bijzondere voorwaarden in 'toog gehouden werden, welke de inrichting der Kamer vordert. Vandaar meer lyrische eu beschrijvende brokken dan dialoog vandaar meer verhaai dan handelingvandaarin één woord alles wat dit Treurspel ongeschikt voor het Tooneel maar juist daarom passend maakt voor den werkkring, dien de Rederijkers zich vooralsnog hebben afgebakend." En wij vinden een treurspel in Alexandrijnen, doch ook in afwisselende versmaat, met «reïeu" van «Ro- meinsche soldaten", van «Joodsche maagden" en van «Joden en Jodinnen", dat ons herinnert aan de Griek- sche treurspelen en sterker nog aan die van Vondel. Treurspelen van dien aard waren, gelijk de schrijvers trouwens eerlijk erkenden, ongeschikt voor het tooneel, zooals wij dat althans tegenwoordig begrijpen en eischen maar wat beoogden zij dan en wat stelden de rederijkerskamers zich ten doelte wier behofeve een dergelijk treurspel werd geschreven? Niets anders dan belangstelling en liefde op te wekken voor poezie en oefening te verkrijgen in de kunst van het voor dragen van verzen. Een en ander was destijds niet onnoodigen belangstelling hebben zij bij menigeen gewekt en nut gesticht ook. Die thans moge glim lachen om het gebrekkige van het werk dezer ver eenigingen en het eenzijdige en somtijds minder na tuurlijke van hnnne opvatting van poëzie en voordracht, worde althans tot eenige omzichtigheid in zijn oordeel genoopt door de bedenking dat een man als mr. J. van Lennep zich bij haar aansloot niet alleen maar deel nam aan hare werkzaamheden en voor haar schreef. Hofdijk vooral heeft zich deze rederijkerskamers aan getrokken daarin trouwens reeds door Schimmel voor gegaan. Een «dichtstuk" noemden van Lennep en de Buil hun treurspel«historiesch dramatiesch gedicht" noemde Hofdijk zijn «eersten voetstap op het drama tiesch terrein", De laatste dag van Heemskercks beleg in 1850 verschenen en aan de leden der rederijkers kamer Lourens Janszoon Coster te Haarlem opgedra gen. «Dramatiesch gedicht" heette zijn tweede stuk, Griffo de Salter. Later verscheen een bundel «Dra matische poezy van Hofdijk, Schimmel, van Lennep, Grebde BullS. J. van den Bergh en van den Broekinzonderheid bestemd voor «de Rederijkers kamers en Genootschappen van Uiterlijke welsprekend heid in ons Vaderland." In al die stukken en in meer die volgden kwamen geen vrouwenrollen voor in de toenmalige rederijkerskamers werkten geen dames mee; maar vooral door Hofdijk's toedoen had de dialoog" reeds verre de overhand boven de «lyrische en beschrij vende brokken" en verdween het «verhaal" voor de «handeling." Het moesten bekwame tooneelspelers zijn die Hofdijk's De profecy der starren naar eisch konden opvoeren en te Haarlem geschiedde dit dan ook in kostuum eu met behoorlijken tooneelmatigen toestel. Hofdijk heeft evenzeer stukken geschreven die niet voor de rederijkerskamers bestemd waren en wat hij daarenboven in poëzie en proza heeft ge leverd staat zeker bij zijn tooneelarbeid niet ach ter. Zimmerman en Vosmaer dienden gansch andere muzen maar bij de rederijkerskamers en de voor haar geschreven stukken hebben wij stil gestaan om Jat zij behooren tot een reeds weder afgesloten tijdperk. Deftige treurspelen en historische dramatische gedichten vallen niet in den smaak van het tegen woordig geslacht en onze acteurs en actrices, ofschoon had gebrachtzag zich nu gerustgesteld overtuigd dat het laatste onmogelijk zulk een indruk had kunnen teweegbrengen. „Ik kan die onbeduidende som wel uit mijn eigen kas geven", vervolgde de president nadenkend „maar zoo spoedig, zoo spoedig! Bovendien zit ik ook nog in andere speculaties." Hij kuchte zacht en schudde met het hoofd. „Hoeveel bedraagt de rom papa?" Hij kromp ineen, oogenschijnlijk ontevreden over deze stoornis en antwoordde verstrooid: „Slechts vijftigduizend gulden Maar" en nu werd hij heftiger „zij moeten komen." „Neemt u ze van mijpapa." „V an jou Maurice van den Broek sprong vlug op en zag Willy aan met een strak gelaatwaarop langza merhand een buitengewoon fijnhumoristisch lachje scheen te komen. „Zie eensdat noem ik flink I Maar kindwaarom zeg je niet ronduit: „Papa, ik wil aan uwe schitterende plannen deelnemen laat mij met u winnen Waar om zoo terughoudend Onlangs nog weest gij mij vrij beleedigend af; ben je nu eindelijk overtuigd, dat ik geroepen ben groote dingen te doen Willy was in het eerst geheel sprakeloos van verras sing; langzamerhand kwam zij tot het besef van 't geen de president bedoelde en zij bloosde sterk. „Ik hoopte alleendoor mijn aanbod u iets onaan genaams te besparen, papa, aan winst denk ik niet." „Maar het een volgt uit het ander, kind", zeide hij terwijl hij haar zachtjes over haar hoofd streek „en daarom neem ik je voorstel aan in je eigen belang, begrijp je Als ik niet zeker wist dat het je voordeel zou aanbrengenzou niets er mij toe kunnen bewegen; daarom je kunt er rustig om slapen. Maar hoe ia het, hebt ge wel zooveel hier opWarnitz?" j.U kunt het ieder oogenblik krijgen." „Good Kom Willy, laat ons het dan maar dadelijk in orde brengen." DOOS 25) \V i.'ly ging zwygend naast hem zitten. Toen baar va der na verloop van eenige minuten steelsgewijze door zijn vingers zagmeanendedat zij hem angstig en strak zon zitten aan te kijkenbemerkte hij tot zijn verlioh- j ting, dat zij rustig naar den uitgaug van het prieel keek, verdiept in de beschouwing van een paar kibbelende musschen. Wat deed hem dat ruBfcig zwijgen goed. Hjj vond daardoor tijd om weer geheel tot zich zelf te komen. Zijn vrouw eu Blanche zouden vreeselijk gejammerd hebben, Isa zou hem met onderzoekende blikken hebben aangezienwanneer 't geen hem overkomen wasin hun tegenwoordigheid was geschied; ze zouden hem met honderde vragen hebben bestormd. Willy deed nietB van dat alles. Hare nabijheid hinderde hem niet; zij deed hem integendeel goed en terwijl hij dit ge voelde hechtte zyn rusteloos brein reeds weder draad aan draadwaaraan hij zich boven de zoo plotseling gekomen katastrophe hoopte te verheffen tot de boogBte tinnen van zijn luchtkasteelen. Zijn hopen en bouwen was hem zoozeer tot een tweede natuur geworden hij had zijn verstand zoo geheel aan zijn verbeelding onder worpen, dat na nog geen kwartier zijn oude veerkracht weer teruggekeerd was. Stram richtte hij zich weder op. „Hoe gevoelt ge upapa vroeg Willy dadelijk „kan ik ook iets voor u balen „Dank jemijn kind het is weer over veel beter Kan men het mij misschien nog aanzien Hoe zie ik er uit, Willy? Niemand mag er iets van weten zoo iets kan ook den jongste overkomen. Niet waar, gij zult er van zwijgen Zij beloofde het en daar zij nie's betere wist te doen bleef zij in het prieel zitten en zag nu, hoe onbarmhartig mijnheer musch zijn vrouwtje in haar kop pikte, terwijl de president den onheilspellenden brief nog eens van 't begin tot 't einde las, hem drtarna dichtvouwde en in zijn borstzak stak. „Een onaangename geschiedenis Een zeer onaange name geschiedeniszeide hij hoofdschuddend. „Voor u, papa?" Het musschenpaar was weggevlogen, zelfs zeer eens gezind; Willy kon nu al haar aandacht aan den president wijden en deed dit dan ook. „Natuurlijk ook voor mij. Ik deck, dat ik van middag naar de residentie terug moet. Aan de bank is een kapitaal opgezegd en nu heeft iedereen zijn hoofd verloren." „Maar bij uw inkomsten is dat toch een kleinigheid," meende Willy in haar onnoozeiheid. „Maar wat begrijpt gij daar ook van", liet Broek met gefronst voorhoofd toornig er op volgen. „Jij met je kleingeestige denkbeelden Te trachten je te bekeeren, zou zeker vergeefsche moeite zijn. De zaak is alleen, da"/ zulk een opzegging eene beleediging voor onze nog nieuwe iostelling iszij mag in geen geval ruchtbaar worden; dat zou ons krediet benadeelen. Wij beginnen pas en ieder kind leert langzaam loopenbegrijp je mij nu „Zoo ook al niet geheelpapatoch wel in aoover, dat gij geld noodig hebt." „Neen, ik heb niets noodig", zeide de president met veel vertoon, „het eenige wat mij hindert, is, dat de tijd zoo kort is en ik iemand noodig heb die volko men te vertrouwen is. Natuurlijkzoodra zij in ver legenheid zijn wenden zij zich tot mij." Hij Bteunde zijn hoofd op zijn hand en dacht oogen- sehijnlijk na. Willy, die eerst onwillekeurig de flaauwte baars vaders met den inhoud van den brief in verband

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1889 | | pagina 1