No. 12
Een en Negentigste Jaargang.
1889.
Pruisische maatregelen.
ZONDAG
27 JANUARI.
Dit nummer bestaat uit twee bladen,
EERSTE BLAD.
KEUIIjLETON.
ASSCHEPOETSTER
Prijs der gewone Advertentiën:
ALK1AARSCHE COURANT.
Deze Coarant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM«. COS-
TEE ZOON.
De vrees voor oorlog, die zich uitte wanneer men
a3u het oogenblik dacht dat de jeugdige Duitsche
Kroonprins zijn langzaam stervenden vader als Keizer
van Duitschland zou opvolgen is geweken, nadat de
jonge Keizer zelf op zoo ondubbelzinnige wijze zijn
vredelievende gezindheid heeft aan den dag gelegd en
aan Bisinarck de leiding der Duitsche politiek blijft
toevertrouwen Europa haalt ruimer adem en handel
en nijverheid varen wel bij het veldwinnend vertrouwen,
Is er alzoo reden om zich te verheugen over de be
slistheid waarmee tot nog toe de dtrde Duitsche
Keizer ten aanzien van de betrekkingen met andere
mogendheden het voetspoor zijner beide voorgangers
en den raad van den Rijkskanselier volgtde wijze
waarop Keizer en Minister zich gedragen ten opzichte
van de huishoudelijke aangelegenheden van het Kei
zershuis en zijn verhouding tot het Duitsche volk
moet wel algemeene verbazing wekken en onaange
naam aandoen.
Een pijnlijken indruk maakte al aanstonds de strijd
tusschen den Engelschen geneesheer Mackenzie en
de Duitsche doctoren over den aard van de kwaal
waaraan Keizer Erederik bezweek, en de wijze waarop
zij is behandeld. Dat Keizer Wilhelm weinig gesticht
was over het twistgeschrijf in vlugschriften en dag
bladen over deze onderwerpen en daarover zijn onge
noegen te kennen gaf, laat zich denken; maar dat hij
dit deed aan den liberalen gemeenteraad van Berlijn
en dit lichaam voor dezen min kieschen strijd aan
sprakelijk stelde, is minder begrijpelijk. Bedenkelijker
is nogdat de Keizer bij een volgende gelegenheid
zijn tevredenheid betuigde over de verkiezing van de
conservatieve candidaten. Maar wal er heeft plaats
gehad met betrekking tot de uitgifte van Keizer
Erederik's dagboek overtreft al het overige.
Er hesrscht tegenwoordig een zucht naar openbaar
heid en openbaarmaking waarmede wij niet in alle
opzichten zijn ingenomen. Wannepr het openbaar ma
ken van gevoelens en handelingen het groote nadeel te
weeg brengt, dat nauwelijks beslechte geschillen, oude
maar nog niet vergeten veeten en slechts half geheelde
wonden er door worden in herinnering gebracht, dan
moet het daartegenover staande nut al zeer groot zijn
om tegen dat nadeel te kunnen opwegen. Zoo meenen
wij dan ook dat de nadeelen verbonden aan de uit
gifte van het dagboek van Keizer Frederik, zoo kort
DOOB
H. SCHOBERT.
28)
Blanche schrikte. Wat een toon nam dat eenvoudige
buitenmeisje aan Misschien beeldde Willy zich wel
ineen overwinning op haar te hebben behaald 1 Als
zij Scheven aan hare voeten zag, zou zij haar met
eigen banden kunnen worgen
„Kon ik haar maar zeggendat hij het alleen om
haar geld doet alleen om haar geld", dacht zij, met
een hart vol baat, „dan zou ik haar wel klein krijgen.
Maar wacht maar! Uitstel is geen afstel. Wreken zal
ik mijl"
Zij balde de hand maar onverschillig klonken hare
woorden
„Maak je toch niet warm over niets, Willy. Dat
ik teruggekomen ben van mijn opinie over „landelijke
onschuld", kan eigenlijk niet anders dan vleiend voor
je zijn. Je bent immers in de benijdenswaardige positie,
van twee aanbidders to hebben. Vergenoeg jij je nu
met Scheven en sta mij Günther af; ik ken bem
niet en ik boud er veel van de menschen te bestu-
deeren. Jij moet hem zeer goed kennen jon zal het
dus geen opoffering zijn."
„Wat bedoelt gij daarmede?" vroeg Willy toornig.
„Je woorden zijn beleedigendik verzoek je mij
daarvan te versehoonen."
„Wil je misschien ontkennendat je met Scheven
en Gücther ccquetteert
„Ik coquetteer met niemand." Willy was op het puat
van in tranen uit te barsten. Ten tweedenmale trof
na zijn dood het nut daarvan verre overtreffen Dat
dagboek bevat de opmerkingen van den overledene
over de hoogst belangrijke gebeurtenissen van de laatste
25 jarenover den oorlog tusschen Oostenrijk en
Pruisen, den Frausch-Duitschtn oorlog en de stichting
van het Duitsche Rijk, bijgevolg ook over de woorden
en daden van de personen die op die gebeurtenissen
invloed hebben uitgeoefend. Die personen zijn voor
een groot deel nog in levenhet geslacht dat tot die
groote gebeurtenissen heeft medegewerkt of er getuige
van is geweest is nog niet voorbijgegaan, de diepe indruk
ken die zij hebben gemaakt, zijn nog niet uitgesleten. De
schrijver was de toenmalige kroonprins van Pruisen
zijn vader, de eerste Keizer is nauwelijks begraven,
zijn zoon is thans Keizer van Duitschland, en Bismarck
is nog zijn raadsman en leider der Duitsche politiek.
Maar dan is ook de uitgifte van zulk een dagboek
ontijdig; dan kan het niet goed zijn, de opmerkingen
van den pas ontslapen Keizer openbaar te maken over
zijn vaderover de staatslieden wier raad is inge
wonnen en gevolgd of verworpen, over gebeurtenissen
die de meesten wel hebben toegejuichtmaar waarin
anderen nauwelijks hebben leeren berusten.
Toen de hoogleeraar Geileken het dagboek van
Keizer Frederik III uitgaf, handelde hij alzoo naar
onze meening ontijdig, onverstandig, onbescheiden en
onvaderlandlievend maar de jeugdige Keizer en Bis
marck deden erger, toen zij hem deden vervolgen, als
had hij zich aan hoogverraad en majesteitsschennis
schuldig gemaakt. Professor Geffcken was de ver
trouweling geweest van den overleden Keizer, en heeft
de proclamatie gesteld waarmee deze de regeering
aanvaardde. Zijn daad kon betreurd kon afgekeurd
wordenmaar kou men bij hem zelfs in de verste
verte eenig oogmerk onderstellen om zijn land te
Denadeelen oP den Keizer en zijn raadslieden te be-
leedigen? Het Ryksgerechthof heeft professor
Geileken dan ook van rechtsvervolging ontslagen en
zijn daad niet strafbaar geoordeeld; maar negentig
dagen lang was hij in voorloopige hechtenis geweest
en ondanks zijn zwakke gezondheid met alle gestreng
heid behandeld. Nu zou het genoeg zijn zou men
denken doch neenna dat ontslag van rechtsvervol
ging en de invrijheidstelling van den gevangene gaat
de Regeering tot een tweede daad overdie nog ou-
begnjpehjker is dan de gerechtelijke vervolging. Zij
zendt de akte van beschuldiging aan den Duitschen
Bondsraad met de vertrouwelijke brieven die bij
den gevangene in beslag waren genomen Zoo maakt
zij dit alles openbaar en reeds doen de dagbladen
daarvan mededeelingen aan het publiek. De hoog-
leeraar Geileken heelt drukke briefwisseling gehouden
met deu heer vou Roggenbachweleer invloedrijk
haar dit grievende verwijt, dat zij, naar hare innige
overtuiging niet verdiende.
„Zoo?" vroeg Blanche honend. „Bij ons noemt men
he. toch zoo wanneer een meisje iemand te verstaan
geeft dat hij haar niet onverschillig is. Ontken eens
als gij kunt, dat Günther jou niet onverschillig is." Zy
zag haar slachtoffer uitdagend aan en verlustigde zich
in de plotselinge bleekheid, die Willy's gelaat bedekte.
Üin Godswil zou iemand Güuther vermoeden,
hoe het met haar hart gesteld was? Had zij zich ver
raden? Was daarom zijn gedrag tegenover haar nu zoo
anders geworden dan vroeger? Doodelijke schaamte
overviel haar.
„Nu?" vroeg Blanche triumfëerend.
„Hij is mij even onverschillig, als die bloem", zeide
zy eindelijk beslist, terwijl zij op eene verwelkte bloem,
op de tafel wees. „Als ge mij b3ter kendatBlanche,
zoudt ge dat wel weten."
„Ges te beter. Ik deuk ook dat Scheven je wel vol
doende zal zijn. Günther is dus voortaan voor mij 1"
Neuriënd ijlde zij weg. Met een bedroefd hart zag
Wiily haar na. Haar lippen beefden en haar donkere
oogen vulden zich met tiauen. Owat was het leven
zwaar en eenzaam Wat waren er tal van doornen, om
zich aan te kwetsen
„Hebt gij met Blanche gekibbeld vroeg Isa vrien
delijk en schoof haar arm onder dien van Willy. „Als
zij zulk een gezicht trektals daar even dan heeft
zjj stellig iemand leed gedaan."
„Neen neen 1"
„Ja I ja dan moest ik Blanche niet kennen Wees
openhartig, Wiliy lief'! Waartoe zou ik anders hier
zijnals ik je niet eens trachtte te troosten, tegenover
al den ondankdien gij van ons ondervindt."
Willy aarzelde nog een oogenblik, maar haar overvol
hart drong haariemand deelgenoot van haar verdriet
te maken.
„Ben ik coquet?'' vroeg zij, zich op de lippen bijtend
terwijl traan op traan over haar wangen vloeide.
staatsman en tijdelijk Minister in het Groot Hertog
dom Baden. Von Roggenbach was een voorstander
van de overbrenging van de leiding der Duitsche
politiek van Oostenrijk op Pruisenmaar op een
andere manier dan waarop Bismarck dit wenschte.
Ook hij wilde Sleeswijk-Holstein tot Duitschland
brengenmaar toen Pruisen zich in 1865 gereed
maakte om deze hertogdommen in te lijven, trad von
Roggenbach als Minister af, Met Pruisen instemmen
kon hij niet en Pruisen bestrijden wilde hij niet.
Toen in 1866 de oorlog van Pruisen met de verbon
den Duitsche Staten en Oostenrijk uitbrak, beijverde
hij zich als lid van de Tweede Kamer sterk doch
vruchteloos, om Baden van deelneming aan den strijd
te weerhouien, en toen de Badensche troepen aftrok
ken om de Pruisen te gaan bevechten, verliet hij het
land. Later is hij lid van den Duitschen Rijksdag
geweest en heeft hij, krachtens een opdracht van den
Rijkskanselier de nieuwe rijksuniversiteit te Straats
burg georganiseerd. Een vijand van Pruisen is von
Roggenbach dus niet, maar daarom nog geen vriend
van Bismarck en diens politiek. In dit opzicht schijnt
professor Qeffcken een geestverwant van hem te zijn,
en het is alzoo verklaarbaar dat in hun briefwisseling
de Rijkskanselier menige veer moet laten. Hun hoop
was gevestigd op den toenmaligen kroonprins, later
Keizer Frederikvan hem verwachtten zij een meer
liberale staatkundeofschoon Geileken het in hem
betreurde, dat ook hij met Bismarck op een te vriend-
schappelijken voet stond Over den tegenwoordigeu
Keizer laten de briefschrijvers zich niet zeer eerbiedig
uit, en in de laatste brieven spreken zij herhaaldelijk
de hoop uit dat hij over de staatkundige aangele
genheden toch moge denke evenals zijn vader Wat
da brieven meer bevatten is nog niet bekend; maar
er schijnen mededeelingen in voor te komen van ver
trouwelijke gesprekken met den Groot-Hertog van
Baden, en ook de Engelsche diplomaat Robert Morier,
thans gezant te Petersburg, en de voormalige Duitsche
Minister van Marine von Stosch blijken tot de beide
beeren op vertrouwelijken voet te staan.
Git Biles wordt nu door toedoen van Bismarck en
zeker wel met toestemming des Keizers openbaar ge
maakt. Wij verbazen ons over deze echt Pruisische
maatregelen. Openbaarmaking van vertrouwelijke brie
ven in het bezit gevonden van iemand die door het
hoogste gerechtshof van rechtsvervolging is ontslagen,
aizoo zelfs niet door hem, maar door anderen aan hem
geschreven, kannen wij ons hier in Nederland moeielijk
voorstellen Maar dan nog vragen wij waartoe die
openbaarmaking? Met welk doel? Wat kan Bis
marck daartoe bewogen hebben Op de laatste vraag
kannen wij moeielijk een ander antwoord vinden dan
„Neen! Wie zegt dat? Blanche? Och kom! Zij is
jaloersch op je om Scheven 1"
„Ook om Günther?"
Isa zweeeg even. Haar gezond verstand vermoedde
de waarheid.
„Heeft hij je vroeger liefgehad of jij hem?" vroeg
zij en zij trok vertrouwelijk haar zuster* naast zich op
<*e kleine sofa. „In het eerste geval zal hij altijd
oubillyk tegen je zijnin het laatstejü altijd licht-
geraast tegenover hem."
„Neennooit
Isa trachtte haar zuster in het gelaat te zien. De
schemering was reeds ingetreden.
„Is dat de volle waarheid
„De volle waarheid. Günther beeft mij nooit met
andere oogen dan van vriendschap aangezien."
„En jij
„Ik Gelooft ge niet, dat ik te trotsch zou zijn,
om ook slechts met een enkele gedachte een man te
egeeren, voor wien ik Diets was?" vroeg zij opgewonden,
haar zakdoek tot een bal samendraaiend. „Ik ben trotsch,
Iea vreeselijk trotsch Ik stierf liever dan dat ik
ooit een man een schrede tegemoet zou doen."
Isa zweeg. In gedachten verzonken, speelde zij met
het einde van haar sleep.
„Ik weet", zeide zij eindelijk op kalmen toon dat
slechts edele vrouwen zulke gedaohten kunnen hebben.
Ach, Willy, ik ben niet zoo edel en heldhaftig van
natuur; de meeste menschen zijn zoo klein, zoo erbar
melijk en ellendig, dat hij, die hen op de rechte waarde
weet te schattenspoedig zijn geloof aan de mensch-
heid verliest. Wanneer je nu iemand ontmoet die
daarop een uitzondering maakt, die ver boveu allen
staat, en je ondervindt de kracht, die van hem
uitgaaten die zich hoog boven het stof der alle-
daagschheid verheft, en je voelt, dat in hem het ware
geluk is zult gij dan een afwachtende houding aan
nemen tot hij misschien in plaats van jouiemand
neemt, die hem lang zoo goed niet begrijpt, als gij, een