BnittnUnb.
digen dan gewoonlijk, soms zelfs het een en het ander
te gelijk. En nu heeft men aan den Commissaris des
Konings de bevoegdheid verleend om binnen zekere
perken daartoe verlof te geven. Hij zal vergun
ning kunnen geven om hetzij twee uren vroeger aan
te vangen, hetzij twee uren later te eindigen, of wel
om die twee uren gelijkelijk te verdeelen over het
begin en het einde van den arbeid, zoodat er een uur
vroeger begonnen en een uur later geëindigd wordt.
Het gezamenlijk aantal werkuren zal dan niet grooter
kunnen zijn dan 13 in het etmaal, en de vergunning
zal voor niet langer gegeven mogen worden dan voor
6 werkdagen of, als er om den anderen dag gewerkt
wordt, voor niet langer dan 14 dagen. Voor vrouwen
en jongelieden beneden de 14 jaren wordt echter de
eisch gehandhaafddat voor hen de arbeid in geen
geval vroeger dan te 5 uur 's morgens beginnen en later
dan te 10 ureu's avonds eindigen mag. Zooals gezegd
is, kan deze vergunning worden gegeven door den
Commissaris des Koningsin spoedeischende gevallen
kan ze echter gegeven worden door den Burgemeester,
maar voor niet langer dan twee dagen. De Burge
meester geeft daarvan binnen 24 uren bericht aan
den Commissaris des Konings en deze kan de ver
gunning voor 6 werkdagen verlengen. Al die bijzon
dere vergunningen in buitengewone omstandigheden
voor 6 dagen of voor 14 dagen om den anderen dag,
mogen voor dezelfde personen niet herhaald worden
dan na verloop van ten minste 8 dagen, tenzij onder
bijzondere goedkeuring van den Minister.
Al deze bepalingen vormen te zarnen zeker een
tamelijk vreemd stelsel. Het schijnt wel alsof de
wetgever zelf niet wist wat hij wilde en, als hij een
stap voorwaarts had gedaan, zich haastte om te zorgen
dat de gelegenheid open bleef om zoo noodig ook
weer een schrede terug te gaan. Inderdaad was dit
eenigermate de toestand waarin zoowel de Regeering
als de Kamer zich bevonden. Op geen gebied is het
zoo moeielijk algemeene voorschriften te geven dan bij
een regeling van den arbeid, al bepaalt zij zich ook
tot den arbeid van jongelieden en van vrouwen; want
die arbeid staat niet op zich zeiven. In sommige
fabrieken is het werk der mannen afhankelijk van
dat der vrouwen en de arbeid van jongens beneden de
14 of 16 jaren staat altijd in verband met den arbeid
der oudere werklieden. Elke beperking van den arbeid
der jongeren heeft invloed op dien der ouderen, en loopt
gevaar het werken van jongelieden of vrouwen in de fa
brieken of werkplaatsen onmogelijk te maken omdat het
met den arbeid der volwassenen geen gelijken tred houdt
Het is daarom schier onvermijdelijk van eiken wet-
telijken regel afwijkingen mogelijk te maken en daar
enboven voor buitengewone omstandigheden uitzonde
ringen toe te laten. Zoo is het hier te lande met
deze wet gegaanzoo is het ook in andere landen
gegaan en zoo is het er voor een groot deel nog.
Het onderzoek van den toestand der nijverheid met
het oog op deze vraagstukken is bij ons eerst sedert
korten tijd aangevangen en nog niet voltooid. Ge
lukkig dat het wordt voortgezet en dat nu althans
de benoeming van een drietal inspecteurs verzekerd
is, wier onderzoek en voorlichting ons den goeden
weg moeten wijzen. Misschien is de instelling dezer
inspecteurs wel het belangrijkste en het beste van de
geheele wet. Als de Regeering gelukkig is in de
vele regelingen, die haar zijn opgedragen en de in
specteurs aan de goede verwachtingen van velen be
antwoorden, kan deze wet, die op zich zelve inderdaad
niet veel beteekenthoogst nuttige en heilzame ge
volgen hebben. Yan hare uitvoering en toepassing
hangt alles af. Geschiedt die met zorg en toewijding,
dan zullen ook de fouten en leemten der wet aan het
licht komen en kunnen verbetering en aanvulling niet
uitblijven. In elk geval is voorzichtigheid niet af te
huilde zij waarachtig Blanche en tranen. Het
ging mij werkelijk aan het hart."
„En toch toch wilde hij Willy trouwen Günther
was opgesprongenhet kostte hem moeitezich te
beheerschen.
„Och wat ben je naïefantwoordde Gert op ba
darenden, vertrouwelijken toon. „Dat is nu eenmaal niet
anders geld blijft de hoofdzaak Als ik het niet
heb wat blijft mij dan over een kogel of
Amerika
Na eene kleine pauze, waarin zyne gemoedsstemming
er blijkbaar niet opgewekter door was gewordenging
bjj voort: „Wie weet, hoe lang ik nog dien mooien
rok dragen zal een lichtzinnige kerel, als ik
„Ik zal een glas selterswater voor je halen", viel
Günther hem snel in de rede, terwijl hij de kamer
verliet. Het was hem niet mogelijk, aan iets anders
meer te denken, dan aan hetgeen hij daar zooeven had
gehoord. Blanche had Scheven lief! Dus al die blikken,
die zinspelingen het waren alle leugens leu
gens 1 leugensHij was vrij Niets bond hem meer
aan haarof het moest zijn eigen gevoel zijn en dit
was zeer zwak in vergelijking met wat hjj voor een
andere gevoelde Daaraan uitdrukking te geven, daarvan
hielden hem nog zijn takt en zyne fijngevoeligheid terug;
maar er zou een tijd komen, dat alle wonden gesloten
waren en dan dan
Hij wierp bijna overmoedig het hoofd in den nek en
keek om zich heen. Haardie hij 'zochtwas wel
nergens te zien, maar wat deed dat er toe; hy gevoelde
toch, dat hij haar nabij was, nader dan ooit te voren;
het was hem te moede, alsof hij eindelijk eindelijk
eerst ziende was geworden. „Dwaas, die ik ben", mom
pelde hij, toen bij zich naar het buffet begaf, om Gert
den liefdedienst te bewijzen. Tot zijn verrassing vond
hij daar den presidentdie half door de portière ver
borgen ernstig en opgewonden met zijn kassier stond
te pralen. Wordt vervolgd
keurenwant op dezen weg kan geen stap terug
worden gedaan.
Dat de veldarbeid onbeperkt en van alle toezicht
vrij gebleven, ja buiten de wet is geplaatst, is zeker
wel haar grootste gebrek.
LUXEMBURG. De hertog van Nassau heeft
den 11 in eene plechtige zitting der Kamer den eed
als regent afgelegd. De voorzitter hield eene toespraak,
waarin hij zeide
„Wy begroeten Uwe Hoogheid hartelijk als regent
van het groothertogdom. Nadat de smartelijke ziekte
waardoor de Koning-Groothertog, onze welbeminde vorst,
is aangetastde instelling van het regentschap nood
zakelijk had gemaaktachten wy ons gelukkig in het
besef, dat bet naar onze wetten zal worden uitgeoefend
door een vorst, die door nauwe banden aan het regee-
rend Huis is verbonden door een vorst, wiens onder
vinding en edelmoedige gevoelens waarborgen opleveren,
waarop de Luxemburgers den hocgsten prijs moeten stel
len. Is heb de eer Uwe Hoogheid uit te noodigen tot
het afleggen van den eed, door de grondwet voorgeschre
ven, en waarvoor Uwe Hoogheid zich herwaarts heeft
begeven. Die eed luidt aldusIk zweer trouw aan
den Koning-Groothertog, ik zweer getrouwe nakoming
van de grondwet en de wetten des lands. Zoo waar
lijk helpe mij God almachtig
„Terwijl wij uwen eed aannemenbrengen wij u
tevens onze oprechtste geluk wenschen bij uwe optreding
als regent. Wy stellen vol vertrouwen in uwe toewij
ding waar het de belangen des lands betreft, en houden
ons overtuigd, dat uwe wijze leiding de beste vruchten
zal dragen voor het land."
De hertog-regent antwoordde het volgende
„Ik betuig u, mijnheer de voorzitter, mijn dank voor
de hartelijke woorden welke gij tot my hebt gericht.
Ik dank u vooral, dat gij u vóór eenige dagen tot den
tolk hebt gemaakt van de gevoelens van trouw en ge
hechtheid, welke het land jegens den Koning-Groother
tog en het huis Oranje-Nassau koestert. Die gevoelens
strekken zoowel tot eer van de bevolkingals van de
vorsten, die ze wisten op te wekken. Niet zonder aan
doening aanvaard ik beden de teugels van het bewind
uit de verzwakte handen van onzen ongelukkigen Sou-
verein mijn naasten bloedverwant en vriend mijner
jeugd, die na gedurende veertig jaren aan het groot
hertogdom onafhankelijkheid en welvaart te hebben
geschonken thans het slachtofler is van een onverbid
delijk noodlot.
„Ik aanvaard de zware taak van het regentschap, mij
door uwe grondwet en door familiebanden opgelegd. In
de hoop dat de medewerking van ai diegenen, die tot
dusver met zoo uitstekend gevolg hebben bijgedragen
tot den goeden gang onzer openbare aangelegenheden,
mij niet zal ontbreken.
„Met u mijne heeren de afgevaardigdenen met de
andere openbare machten zal ik trouw en oprecht
onzen geëerbiedigden Souverein dienen ik zal steeds
met een gevoel van eerbied vervuld zijn ten opzichte
van de grondwet en de andere wetten welker verstan
dige toepassing zoo krachtig tot den algemeenen bloei
des lands heeft bijgedragen. Van nn af ben ik, evenals
gij, Luxemburger in hart en ziel. (Toejuichingen.) Ik
verlang niets anders dan met u samen te werken tot
de zedelijke ontwikkeling van ons gemeenschappelijk
vaderland, tot de handhaving van zijne vrije instellingen
en de bevestiging zijner zelfstandigheid en onafhanke
lijkheid. Door aldus te handelen zal ik slechts mijn
plicht vervullen en, gy weet het bij ondervinding,
plichtsvervulling was steeds de hoogste wet van het huis
Nassau. Doch ik haast mij er bij te voegen, dat die
plichtsvervulling met mijne innigste wenschen strookt.
Ik kan mijn gevoel hier beter niet uitdrukkendan
door mij te bedienen van de aloude kenspreuk van het
huis Oranje-Nassaudoor den Koning en mij vóór
meer dan dertig jaren aangenomen ten behoeve der
ridderorde van den Gouden Leeuw, de kenspreuk, welke
aan de beide takken van ons Huis gemeen is en door
U zoo vaak warm werd toegejuicht, de kenspreuk welke
evenzeer lof inhoudt voor het verleden als eene ver
bintenis voor de toekomst„Ik zal handhaven 1" Leve
de Koning.
Deze woorden werden met herhaalde toejuichingen
begroet.
Op het feestmaal wijdde de hertog den 12 een dronk
aan den Koning, welken de Hemel door eene lansje en
smartelijke ziekte beproeft. Hy wenschte, dat de Voor
zienigheid hem de kracht mocht geven om met onder
werping het bitter lijden te dragen en dat Zij zijn
kostbaar leven nog lang mocht doen duren. Deze dronk
werd met warmte ontvangen. De hertog zeide verder
Het is 23 jaar geleden, dat ik mijn vaderland verloor;
thans vind ik in uw midden een nieuw ik drink op
het geluk en de welvaart van dit land en bid God, dat
hij my wijsheid en kracht verleene, om altijd den weg,
die daartoe leidt, te vinden en dien nooit te verlaten;
ik ledig mijn glas tot op den bodem en zal u eenige
woorden zeggen die, naar ik hoopin uwe harten en
in die van alle luxemburgers weerklank zullen vinden
„Wir willen bleuven wat wir sin" (Wij zullen blijven
wat wij zijn). Deze dronk werd met onbeschrijfelijke
geestdrift ontvangen.
Yan de aanvaarding van het regentschap is den 11
aan de mogendheden, die het verdrag van Londen on
derteekenden, kennis gegeven, Da antwoorden daarop
werden reeds ontvangen.
De Keizer van Duitscbland zond een telegram van
gelukwenschingwaarin hij de ziekte van den Groot
hertog betreurt, tengevolge waarvan de hertog als naaste
bloedverwant geroepen is als regent op te treden. Hij
spreekt de hoop uit, dat de Koning weldra de regeering
weder mocht kunnen aanvaarden en zegt behoefte te
gevoelen om zijn gevoel van goede bunrschap aan den
hertog te kennen te geven en tevens zijne overtuiging,
dat de betrekkingen tusschen zijne regeering en die
van het Groothertogdom van hartelijken aard zijn en
gedurende het regentschap zullen voortduren.
De Koning van Saksen zond het volgende telegram
„Heden, nu gij werkelijk de plaats inneemt die u toe
komt zult gij uwen trouwen vriend wel vergunnen u
van harte met het heden en met de toekomst geluk te
wenschen."
De Keizer van Oostenrijk wenschte den hertog in
een telegram geluk met de aanvaarding van het regent
schap; hij hoopte, dat het aan het land geluk zou ver
schaffen. „Het gevoel van altijd trouwe vriendschap",
zeide de Keizer, „die Uwe Hoogheid mij getoond heeft,
zal door mij steeds op gelijke wijze beantwoord worden."
De Koningin van Engeland riep bij de dankbetuiging
voor de kennisgeving 's Hemels zegen in over den
hertog en zijn Huis.
De Keizer van Rusland nitte de hoop, dat de hertog
steeds mocht slagen in de vervulling zijner gewichtige
taak. De Koning der Belgen betuigde in de eerste
plaats zijne innige droefheid over de ziekte van den
Koning-Groothertog en gat daarna zjjne levendige be
geerte te kennen om met den hertog goede betrek
kingen van nabuurschap te onderhoudenterwijl hij
tevens aan bet groothertogdom alien voorspoed toe-
wenschte. Ook de Groothertog en de Groothertogin van
Saxen-Weimar zonden eene dépêche.
BELGIE. Boulanger heeft in den avond van den
10 een groot muziekaal feest bijgewoond, dat door den
heer Somzé, lid der Kamer en een der invloedrijkste
kooplieden te Brusselte zijnen huize gegeven werd.
De gastheer had de gasten eene verrassing toegezegd
en die verrassing was de komst van den generaal. De
minister van oorlog, die van buitenl. zaken en die van
openbare werken verlieten na de komst van Boulanger
onmiddellijk het feest, doch de nieuwsgierigheid was
overigens zoo groot, dat de dames zelfs op stoelen klom
men om hem te kunnen zien. De fransche gezant was
niet tegenwoordig. De president-minister Beernaert heeft
openlijk deze daad van den brnsselschen afgevaardigde
afgekeurd.
Met 80 tegen 24 stemmen is de zitting der Kamer
tot den 30 verdaagd.
DUITSCHLAND. Prins Bismarck wil na de
uitspraak der Rijkscommissie, dat er geene termen be
staan. om het blad de Volkszeitung, op grond van de
socialistenwet te scholen, dat blad gerechtelijk vervol
gen wegens majesteiteschennis, omdat bet hoofdartikel,
waarin op den sterfdag van Keizer Wilhelm I niet met
den noodigen eerbied over dien Keizer gesproken was,
als eene beleediging beschouwd kan worden voor den
tegenwoordigen Keizer, die dezelfde meeningen toege
daan is als zijn groo'vader. In de na Paschen weder
aanvangende zitting van den Rijksdag zal een voorstel
ter sprake gebracht worden, dat de regeering verplicht
is schadevergoeding te geven, zoo zij dagbladen of andere
geschriften op onwettige wijze laat schorsen.
Rijksdag. De zitting is tot den 7 Mei verdaagd,
zonder dat de beraadslaging over de verzekeringswet
geëindigd was.
FRANKRIJK. In eene den 11 te Parijs gehou
den bijeenkomst der nationale republikeinsche vereeni-
ging hield de heer Perry eene lange redevoering, waarin
hij, herinnerende aan de verkiezing van 27 Januari
waardoor de regeering wakker geschud was, zeide, dat
het niet te >aat was, om de begane fouten te herstellen.
Het land vorlangde eene vastberaden regeering. Frank
rijk moest zorg dragen, dat het boulangisme het land
in de oogen van Europa niet belachelijk maakte.
De heer Chevreul, de bekende natuurkundige, is in
den ouderdom van 103 jaren overleden. Hij is den 13 op
staatskosten begraven; de Kamer stond met 523 tegen
2 stemmen en de Senaat met algemeene stemmen daar
voor een krediet van f 5000 toe.
Eene te Marseille onder de havenwerkers uitgebroken
werkstaking is weder geëindigd.
De Schach van Perzie zal de tentoonstelling te Parijs
bezoeken. De ministerraad besloot een hotel voor hem
te huren.
De Pigaro meldt, dat in 1794 onder de geguilloti-
neerden behoorden Arthur Dillon, als samenzweerder
tegen de vrijheid en veiligheid van het fransche volk
en een genaraal S. B. Boulanger, door de Conventie
met andere aanhangers van Robespierre buiten de wet
gesteld.
Den 12 des namiddags te 2 nur werd de zitting van
den Senaat als Hooggerechtshof geopend met de voor
lezing van het besluit van president Carnothoudende
instelling van dat college. De republikeinen waren gekleed
in rok en witte das, de leden der rechterzijde bij wijze van
protest in gewone kleeding. De procureur-generaal met
gevolg trad daarna in rood ambtsgewaad binnen en
nam op de bank der ministers plaats. Eerstgenoemde
las toen de akte vau beschuldiging voor tegen Bou
langer Dillon en Rochefort en welke andere mede
plichtigen bij het onderzoek nog bekend mochten worden.
Na die voorlezing werden de vertegenwoordigers der justi-
stie weder uit de zaal geleid. Daarna werd de openbare zit
ting gesehorst en ging het hot in raadkamer over, ter be
handeling van de door de rechterzijde opgeworpen vraag,
of de Senaat bevoegd was als hooggerechtshof op te
treden. Omtrent die geheime zitting geraakten de vol
gende bijzonderheden bekend. De van sommige leden
schriftelijk ingekomen verontschuldigingdat zij de
zitting niet konden bijwonen werd niet aangenomen.
De heer Oscar Vallée vroeg mededeeling van stukken,
opdat de Senaat zich over zijne bevoegdheid zou kunnen
verklareD, terwijl uit het door andere leden gesprokene
bleekdat de rechterzijde het onderzoek eerst zou
willen aanvangen na de mededeeling dier stukken, omdat
daardoor allicht de onbevoegdheid kon bljjken. Naar
hare meening kon wel van samenzweringmaar niet
van aanslag sprake zijn. Een voorstel van twee leden
der rechterzijde, luidende
Aangezien het requisitoir zich bepaalt tot de verzekering
dat de misdaad van aanslag is gepleegdzonder dat eenig
feit wordt bijgebrachtwaardoor het hooggerechtshof tot bt-
oordeeling in staat wordt gesteld, verklaart het hooggerechtshof
dat er geen aanleiding bestaat, om een onderzoek te bevelen
werd met 209 tegen 55 Btemmen verworpen. Te 6 uur
werd de openbare zitting hervat. De heer Leroy las