jSiaastilauö. Eerste Kamer. T weede Kamer. Boterwet. nog lang trouwe ea loijale onderdanen ran den Koning* Groothertog «ouden mogen bly en. Bij zijn vertrek op den middag van dien dag was de ge- heele stad op de been en aan het station was het gedrang groot. De leden van de Kamer, van den Baad van State en andere hooge ambtenaren deden hem uitgeleide. Zijn rij tuig was vol ruikers. Toen hij in den wagen gestapt waa, wendde hij zich om en riepleve de Koningdat de menigte met daverende toejaiebingen beantwoordde. ITALIË. Monseigneur Franci Ganava is tot aun" tins te Brussel benoemd. Den 4 heeft de afgevaardigde Cavallini in de Kamer verlof gevraagd om aan de regeering inlichtingen te mogen vragen over de msnifestatiën deze dagen in de katholieke congressen voorgevallen omtrent het herstel der wereldlijke macht van den Paus. De minister-pre sident beloofde- te zullen antwoorden na de beant woording der interpellatie over Afrika. OOSTENRIJK HONGARIJE. Ia het oosten- rijksche Huis van Afgevaardigden heeft de minister van justitie in antwoord op eene interpellatie betreflende maatregelen tot beteugeling van aanvallen der dagbladen op den godsdienst het verwijt van zich geworpen, als zou de katholieke pers door het openbaar ministerie worden voorgetrokken. De heer Earneri en zijne geest verwanten dienden eene interpellatie in over bet te Weenen gehouden congres van katholieken vragende welke houding de regeering dacht aan te nemen tegen over plannen tot herstel van 's Pansen wereldlijk gezag. De heer Cblumecky eindelijk vroeg, waarom de over heid niet bijtijds tusschenbeide gekomen was bij de ongeregeldheden te Weenen met de werkstaking der tramwegkoetsiers. Daarna werd de behandeling der begrooting voortgezet. De minister van openbaar onderwijs beeft esne nieuwe schoolwet ingediend, waarvan de voornaamste bepalingen zyn de coutessioneele school wordt niet toegelaten de bevoegdheid der geestelijke overheid wordt erkend en tevens het aantal uren vastgesteld, dat aan het gods dienstig onderricht mag besteed worden. De geestelijk heid zal dezelfde reobten hebben als do-leek-onderwijzer. Sommige dagbladen bevatten beschouwingen over bet feest ter herinnering aan de fraDsche omwenteling. De Neue Ereie Presse zegt o. a., dat de herinnering daar aan zal strekken tot aanmoediging van de verdedigers der vrijheid tegen da vijanden van den ooruitgang. De minister-president Tisza verklaarde den 4 in het hongaarsche huis van afgavaardigden, dat de benoeming van drie nieuwe ministers niet de beteekenis had van de invoering van een nieuw programma. Wat hem' zeiven betrof, hij zou dan alleen aftreden, wanneer de- twee grondwettige machten de troon en de meer derheid het hem niet langer tot plicht maakten,, op zijn post te blijven. Deze woorden werden toegejuicht. ZWEDEN. De eerste kamer heeft thans, evenals de tweede kamer, aan de regeering de indiening ver zocht van een wetsontwerp tot verbod op de vervaar diging en den invoer van kunstboter. ST ATEN-GEN ER A AL. Reglement van orde. Het voorstel van de heeren van Naamen van Eemnes, Fran sen van de Putte, Pijnappel, van Royen en Smitz tot wijzi ging van art. 46 van het reglement van orde strekt om de thans bestaande verplichtingom den dag der openbare behandeling van ieder wetsontwerp vooraf door de Kamer zelve te doen bepalente doen vervallen. De bedoeling isdat de Kamer in den regel na het sectie-onderzoek weder uiteenga en eerst na bepaling van den dag der openbare beraadslaging terug- keere. Inmiddels kan dan de schriftelijke gedachtenwisseling zonder overhaasting geschieden. Te dien einde wordt den, voorzitter de bevoegdheid gegevenzelf den dag der beraad slaging te bepalen, onder voorbehoud van het recht der Kamer om daarin verandering te brengen. In geval de Kamer bijeen is, kan de voorzitter zelf de bepaling van dien dag aan de Kamer overlaten. De heeren LieftinckReekersRutgers van Rozenburg Visser van Hazerswoude en Borret hebben als amendement voorgesteldartikel 1 van het wetsontwerp, inhoudende bepa lingen tot voorkoming van bedrog in den boterhandelte wij zigen als volgt #In den zin dezer wet is boter het vetartikel, waarin behalve zout en kleursel geene andere bestanddeelen voorkomen dan die, welke van melk afkomstig zijn, en is surrogaat van boter het vetartikel dat geen boter is, maar daarop gelijkt en dienen kan om haar te vervangen." De heer van Velzen was bij de opening der beraadslaging over de boterwet de eerste spreker. Hij was met het ont werp zeer ingenomenevenals de zuivelbereidersdie er eene betere controle voor hun product in zien. Het was zeer goed, te trachten door strafbepalingen bedrog te voorkomen Hij vond het zeer opmerkelijk, dat de margarinefabriekanten zich tegen dit ontwerp verklaarden. Zij zullen zich toch zeer goed eene plaats op de markten weten te veroveren. Het voorschrijven van een bepaald type van regeeringswege voor het vervaardigen van margarine zou zeer verkeerd zijn want daardoor zou de verdere ontwikkeling van dat fabrikaat belemmerd worden. Men moet zich, evenals ia het buitenland, beperken tot het maken van bepalingen omtrent het vermengen van margarine en na tuurboter. De heer C 1 e r c x was minder ingenomen met dit ontwerp. Naar zijne meening was de margarine daarin ten onrechte het mikpunt. De margarine is een zeer te waardeeren product van volksvoedingdat beaamd is door verschillende deskun digen en ook door de landbouwcommissie. Zeer wenschelijk acht hij hetdat op het vervaardigen der margarine worde toegezien en in dit ontwerp het toezicht daarop geregeld worde. De natuurboter moge in waarde verminderd zijnten onreehte wordt dit echter aan de mededinging dar kunstboter toege schreven. Laten de boerinnen zich slechts op eene zorgvuldiger bereiding toeleggen. De heer O p p e d ij k is van gevoelen dat de achteruitgang van de zuivelbereiding ten onrechte toegeschreven wordt aan de mededinging der deensche botermaar een gevolg is van eene ongeoorloofde mededingingvan het knoeien. Het is zoo sterkdat in het buitenland onze natuurboter gelijk gesteld wordt met kunstboter. Hij betreurt het, dat 200.000 land bouwers het slachtoffer worden van een honderdtal boterfabriekan- ten. Het toezicht kan niet te scherp zijn en op het voorbeeld van Denemarken zou hij de uitvoering dezer wet willen op dragen aan inspecteurs en strenge straffen stellen op het plegen van bedrog. Van bescherming is hier geen sprake maar het geldt het herwinnen van een nationaal vertrouwen. De heer Vermeulen, wien het doel dezer wet nog niet geheel duidelijk is, beschouwt haar wel bepaald als bescher ming bedoelende, hetgeen hij van deze regeering niet verwacht had. Door deze wet wordt de landbouw beschermd tegenover de mededinging der kunstboterfabriekanten. Dat dit noodig zou zijnontkent en bestrijdt hij. Het gewijzigd ontwerp is voor hem onaannemelijk geworden door het daarin opnemen eener bepaling, waardoor de uitvoer van margarine naar het buitenland belemmerd wordt. Hij behoudt zich voor, bij amen dement voor te stellen, datgene uit de wet te verwijderen, wat hem daarin onaannemelijk voorkomt. De heer H i n t z e n zou gaarne dit ontwerp aannemen wanneer dit kon geschieden zonder benadeeling van een tak van industrie, de kunstboterfabricage. Dit wetsontwerp steunt op onjuiste argumenten. Uit het feit, dat een surrogaat voor een artikel gevonden wordtvloeit niet voortdat het artikel, dat de meeste waarde heeftdaarom zal achteruitgaan. Hij komt verder op tegsn de stelling, dat door de knoeierij de handel in natuurboter achteruit gegaan is. Sedert de invoering van de beetwortelsuiker is de rietsuiker in prijs gedaald moet daarom het maken van beetwortelsuiker verboden worden De minder goede bereiding, het knoeien in de natuurboter, is oorzaak van de daling der prijzenvan het wantrouwen tegen over onze zuivelbereiders. Het is onjuist, dat men door deze wet een eerlijken strijd mogelijk kan maken tusschen natuur- en kunstboter. De eenige reden voor hemom de wet aan te nemenzou zijn het beteiken van een verscherpt toezicht op vervalsohing van natuurboter. Zoolang de scheikunde niet ver genoeg gevorderd is om duidelijk uit te maken, wat natuur-, wat kunstboter is, kan deze wet niet aangenomen worden. De heer Visser van Hazerswoude wijst op de inge nomenheid waarmede deze wet ontvangen is door de land bouwers die geene bescherming verlangen van den landbouw tegenover de eerlijke mededinging van de kunstboterfabrieken, Hij betreurt alleen het misbruik, dat van de margarine gemaakt wordt. Eén voorbeeld slechts. Voor eenige jaren bracht een kunstboterfabriekant natuur- en kunstboter onder hetzelfde fa brieksmerk in den handel. Tegen dergelijke knoeierijen komt de landbouwer op en terecht, W3nt zijne zuivelproducten worden door dergelijke kunstgrepen benadeeld Juicht hij dit ontwerp dus toe tegen enkele bepalingen heeft hij bezwaarzooals hij uiteenzet. Door zijne eerlijkheid boezemde het vertrouwen ia. Het rond in zijne instellingen de kracht om den arbeid op te wekken, den handel en de nijverheid aan te moedigen. Het was door de grootscbe feeeten van den arbeid, als die thans gevierd werden dat de volken het middel vinden om elkander meer te naderen om elkander te begrijpen daartoe moeten gevoelens van aebting en welwillendheid ontstaan die niet kannen missen een ganstigen invloed te oefenen op de lotswisselingen der werelddaardoor zal bet tijdstip worden vervroegd waarop de hulpbronnen der volken ea de opbrengst van den arbeid uitsluitend alleen aan de werken des vredes worden gewijd. De president en zijn gevolg bezochten daarna alle af- deelingen. Zij werden overal met geestdrift ontvangen. Herhaaldelijk weerklonken de kreten: leve Car not 1 leve EraDkrijk leve de Republiek De menigte was zóó talrijk, dat zelfs bet indrukwek kende der plechtigheid daaronder eenigszins leed. LUXEMBURG. Den 3 nam de Kamer, behalve een adres aan den Koning-Groothertog, een adres van dankbetuiging aan den hertog van Nassau aan, luidende „U. H. kwam in ons midden onder pijnlijke omstan digheden, geleid door het gevoel van plicht jegens den Koning-Groothertog en het landen door de edele gevoelens van het huis Nassau welke hunne uitdruk king vinden in het devies: Ik zal handhaven. „Dank zij der goddelijke Voorzienigheid is de ge zondheid van den Koning-Groothertog hersteld. De Kamer sluit zich aan bij den wenscb, door U. H. geuit en welke ook oprechtelyk alle Luxemburgers bezielt dat het kostbaar leven van den Koning-Groothertog nog lang moge gespaard worden. De vertegenwoordigers van een vrij landdat zich gelukkig gevoelt in de bescherming van zijn souverein en in de wijsheid zijner bevolkingbetuigen u uit de volheid van hun hart hunne erkentelijkheid voor de zoo vaderlijke en edel moedige wijze, waarop U. H. tot het hart der bevolking wist te spreken en haar onwrikbare vaderlandsliefde wist te waardeeren. Wij wijzen er met ingenomenheid op dat het lot van IJ. H. en van het Huis Nassau voortaan onverbreekbaar verbonden is aan dat van het groothertogdom." De Raad van State zond mede een adres aan den Koning-Groothertog en aan den hertog van Nassau. Het adres aan den hertog luidde als volgt: „Hoe kort ook het verblijf van H. in het groot hertogdom moge geweest zijn, het za! toch niet nalaten vruchten te dragen. U. H. boezemt aan de bevolking gevoelens in van genegenheid en eerbied, welke nimmer zullen worden uitgewischt. U. H. heeft met bijzonderen tact den staatkundigen toeBtand van het landden bijzonderen aard zijner zelfstandigheid en het recht op zijne souvereiniteit begrepen. Het land heeft gedurende twee eeuwen zijn eigen bestaan gehad, ofschoon het aan verschillende Staten gebonden wasen zijne eigene zeden zijne gehechtheid aan den vaderlijken grond in eere hield. Het verdrag van Londen heeft met voor dacht rekening gebonden roet het verlenen en het streven des landsin verband met den europeeschen vrede. Sedert dien tijd verheugen wij ons in volkomen zelfstandigheiden behoeven wij geene der naburige mogendheden te verontrusten. Onze laatste wensch bij het vertrek van U. H. isdat God u en uwe door luchtige familie in gezondheid behoede. In den avond van den 3 bracht de bevolking te Luxemburg eene ovatie aan den hertog. Er werd een groote optocht met fakkels gehouden en eene talrijke menigte was op de been. De hertog verscheen op het balkon en riep„Leve de Koning waarop eene onbeschrijfelijke geestdrift heerechte. Den 4 des ochtends ontving hij afgevaardigden uit de Kamer en den Raad van State die hem de vast gestelde adreseen aanboden. Hij betuigde zijn dank voor de warme bewijzen van sympathie die hij voortdurend had mogen ontvangen en nimmer vergeten zou. Hij hoopte, dat het land hem in vriendschap zou gedenken evenals hij goed iuxemburger zou blijven. Hij eindigde met den wensch uit te drukken dat de luxemburgers „Zeg het liever aan Günther en zie dan, wat hij doet. „Denk je, dat ik mal ben Ik vertel het jou alleen om" je duidelijk te maken, dat bet mij ernst is met de zaak. Waag het niet mij in den weg te komen En mocht je somsna hetgeen ik je gezegd heb het in je hoofd krijgen, hem dat over te brengen, dan zal ik hem eens vertellen hoe dol veel jij van hem houdt misschien schenkt hij je dan wel uit medelijden zijne hand." „O, Blanche Blanche 1" „Morgen, om dezen tijd moeten wij verloofd zijn ging Blanche beslist voort, „dat heb ik je alleen maar willen zeggen. „Ik kan ook zonder sentimentaliteit zeer jaloersch worden. Was jij maar niet hier geko men De malligheid was dan al lang in orde en er had veel anders geloopen. O, ik haat je, Willy Ik haat je 1" Weg was zijWilly knielde half bedwelmd voor haar bed neer, drukte het hoofd in het kussen en liet haren tranen den vrijen loop. Niet alleen dat de bloedende wonde zoo wreed was opengereten maar zij deed zich ook bittere verwijten, dat zij eigenlijk de oorzaak was, dat Günther de hand harer zuster zou vragen. Kon daar geluk uit voortkomen En het was hare schuld van haar alleen Geld Altijd en eeuwig geld 1 Dat was dus de eenige drijfveer van die menschen die zij haar familie noemde en voor wie zij een gehechtheid veinsde, waaraan haar hart toch vreemd was. XXIII. „Is mijnheer de luitenant voor Treitel te spreken?" Met deze vraag vertoonde zich het domme gezicht van Gert's oppasser, den volgenden dag het was een maandag reeds vroeg voor het bed van zyn heer dat voor hem gedurende den nacht meer een pijnbank dan een rustplaats was geweest. Er verliepen eenige oogenblikken, voordat Gert antwoord gaf. „Lsat hij maar eveD wachten'', zeide hij grimmig en hij sprong met beide beanen tegelijk op bet berenvel voor zijn ledikant. „Waar aas is, komen de gieren", dacht bij, terwijl hij vluchtig toilet maakte, „maar uitstellen geeft niet meer." Eu met leeuwenmoed betrad hij zijn fraaie zitkamer. Daar zat de groote zoon van den kleinen vader op een fauteuilvan een brandende sigaardie op den hoek van de tafel lagstegen dunneblauwe rook wolkjes omhoog en een glanzende hooge hoed van den laatsten smaak stond naast hem op den grond. „Waarde Treitel", zeide Gert joviaal, „laat je sigaar niet uitgaan dat zou jammer zijn. Daar je toch ge komen bentom zedelijk het vonnis over mij te vol trekken kan vuur geen onheil meer stichten. Wat drommel, wat zie je er kranig uit, man Ik be twijfel, of ik in politiek wel zulk een goed figuur zou maken. Dank je 1 Ik rook niet ik heb nog een nuchtere maag- Komaan, voor den dag nu er mee, Treitel, je ziet, ik ben op alles voorbereid." De officier wierp zich in een fauteuil, strekte zyu beenen rechtuit en keek kalm den man aan, die gekomen was, om hem alles, waaraan zyn hart hing, te ontnemen. „Het doet mij genoegenbarondat u den slag als een man draagt." „Geen kletspraatjes, als 't je belieft. Ik ben sinds gisteren wat zenuwachtig, Treitel, laat ons de zaak dus hoe eerder hoe liever afdoen." „Dat is vrij eenvoudig. Ik ben in het bezit van al uw wissels, baron 1" „Verduiveld Ben je dolTreitel Dat moet met elkander een vrij aardig kapitaaltje zijn En ik kan niets betalen volstrekt niets „Het is in eene ronde som ongeveer een ton. Als u nog daarbij rekent de twintigduizendwaarover mijnheer de baron de vrije beschikking had, dan is bet niet te verwonderen, dat de geheele stad vol is van de luxe van den jongen baron van den Broek." De donkere oogen van den jood volgden Gertdie opgesprongen was en rusteloos de kamer op en neer liep. „Ik herinner mij niet, je recht gegeven te hebben, tot deze kritiek, Treitel", seide hij trotscli, met gefronsd voorhoold. „Dat recht heeft ieder, baron." „Maar hoeveel heb ik van al dat geld in handen gehad?" vroeg Gert, terwijl bij bleef staan. „Iemand als jij zult waarachtig toch wei weten, wat voor stre ken er gebruikt wordenjij behoeft dus allerminst een preek tegen mij te houden. Denk eens aan de enorme woekerwinsten aan de afschuwelijke sigaren die mijn oppasser zelfs met verachting laat staan en aan die prullen van schilderijendie ik op den koop toe moest nemen. Je kunt eene zaak altijd van twee kanten bekijken, mijn waarde en jij moet je niet blind turen op den eenen kant alleen." „U hebt gelijk, zeker in menig opzicht hebt n gelijk, mijnheer de baron", zeide Treitel terwijl hij over den fonkelenden juweelen ring aan den pink zijner linker hand streek. „Maar deik u ook eens aan bet risico, dat wij in de meeste gevallen loopen. Leenen doen de jongelui heel gemakkelijk maar teruggeven terug geven, dat is in den regel wat anders. Leven en laten leren zoo is het nu eenmaal overal in de wereld." „Nu hoe jij leeftoat is bekend genoeg. Huizen equipagesloges", merkte Gert achteloos op „daar helpt geen wet tegen." „Zoolang de heeren officieren geld noodig hebben", zeide Treitel glimlachend, „en dat zal zeker wel duren tot den jongsten dag. Ieder is maar éénmaal jong „En behoeft maar eene eerste schrede op den ver keerden weg te hebben gedaan", viel Gert hem ernstig in de rede „dat is de quaestie de eerste schrede Maar heb je er wel eens over gedacht, wie gewoonlijk die eerste schrede op zijo geweten heeft? Jij en je collega's! Wie dringt zich bij ons in, bij wedrennen, op de straat, in briefjes? Wie praat als honig en maakt het ons zoo gemakkelijkwie weet altijd de I zwakke oogenblikken te treffen en zich die ten nutte te maken, wie anders, dan jullie! Hoeveel van myn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1889 | | pagina 2