12 lei 1849 -12 Mei 1889. VERKIEZING. No. 57. Een en Negentigste Jaargang. 1889. ZONDAG 1*2 MEI. ASSCHEPOETSTER Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen, EERSTE BLAD. 0lfiïicel (Bebcclte. verkiezing van twee leden der Provinciale Staten van Noordholland, en van een lid FEUIXjiXjETON". H. SCHOBERT. ALKMAABSCBE COI »\M. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR noodigen de KIEZERS uitom het geregeld uitbren gen der stemmen op 14 Me1, bij gelegenheid van de Van den Gemeenteraad, zooveel mogelijk te bevor deren, bunnen oproepingsbrief mede te nemen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MAOLAINE PONT. 11 Mei 1889. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. GEVONDEN VOORWERPEN. Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de rechtheb benden terug te bekomeneen bril in etuieen koperen bril; twee jassen (demi en kort jasje); een gouden vingerringetje; een huissleuteleen stuk voeringgoedeen gouden stift van een horloge; een beenen broche; een zwart jacquet; een beursje met 30 centen. Wat geven die beide dagteekeningen en de veertig jaren, die er tusschen verloopen zijn, een ruim veld voor allerlei herinneringen, beschouwingen en wenschen. Op 12 Mei 1849 werd Willem III in het rijk versierd en feestvierend Amsterdam als koning gehul digd, kort na de in 1848 geheel vernieuwde Grondwet. Toch werd met angstig gemoed door velen de toe komst ingezien. Nog was geheel de beschaafde wereld onder den invloed van de Fransche revolutie van 24 Februari 1848, die bijna op het geheele vasteland van Europa den vorstentroon had doen schudden en wankelen en dreigend pakten zich reeds de wolken samen, waaruit het onweder zou losbarsten, dat in Juni 1849 in Frankrijk zon woeden. Wie darfde toen en later bij de woelingen, die elders heerschten, bij de groote oorlogen, die in later jaren herhaaldelijk Europa beroerden, bij de verbazende veranderingendie in de meeste Rijken van Europa plaats vonden, verwachten, dat Nederland, een in zijne geschiedenis geheel onbekenden veertigjarigen vrede zou mogen genieten. En toch, wat stormen en onweders er elders woedden, noon 71) „In het blauwe boudoir I" riep Blancheme"- een blik in den spiegel; zij drukte de hand tegen het hart en ging er eveneens heen. Zij was geheel van streek; het was een gevoel balf van smart, half van vreugde, dat zich van haar had meester gemaakt. „Ik moest je nog eenmaal zien, Blanche". Scheren snelde op haar toe en stak beide handen naar haar uit. „Arme Kouta zeide zij eenigszins bleek en met bevende stem, terwijl zij ging zitten. „Ja, wij zijn allen zeer, zeer ongelukkig geworden „Ik weet bet", heruam hij treurig; hij ging tegenover hanr op een tabouret zitten. „O, Blanche, als ik kon Als ik rijk was Het is zulk een hopeloos gevoel, er zoo machteloos by te staan en niet te kunnen hel pen niet te mogen zeggen kom Wat van mij is is van jou hij zweeg en bedekte zijn gelaat met de handeD. „Zou ik je dat waard geweest zijn vroeg zij met haar zachte, melodieuse stem en baar kleine hand trok de zijne van zijn gelaat. „Wezenlijk, KoAa „O, Blanche Mijn afgod mjjn eenige droom van liefde en geluk Hij knielde voor haar neer en zag baar hartstochtelijk aan. Gedachteloos speelde zij met hare vingers in zijn haar. „Wij mogen er niet meer aan deuken, Konta." „Als dat dan waar is ogeef mij dan ten minste een troost mee op den langen donkeren levensweg die nu voor mij ligt. Zeg mij, dat je mij wel hebt mogen lijden, Blanche." Nederland bleef voor de ellende van den krijg en van revolutiën gespaard. Het mocht en kon zich blijven wijden aan de ontwikkeling zijner staatsinstel lingen, de verbetering van zijn verkeersmiddelen de verbetering en vermeerdering van zijn grondge bied, het kon 'zijn binuenlandschen handel in hooge mate uitbreiden door de afschaffing der gemeentelijke accijnzen, het kon vele der meest hinderlijke belastin gen opheffen en een groot deel van zijn staatsschuld afdoen. Brachten de verloopen veertig jaren het kleine landje niet weder terug tot het hooge standpunt, waarop het soms in vroeger eeuwen had gestaan, toch gaf het in nijverheid, in handel, in wetenschap en kunst dikwerf, en vaak op hoogst eervolle wijze, de meest onloochen bare teekeneu van ontwikkeling en kracht. En bij en boven dat alles, bleef het in het eerste gelid staan waar het de werkelijke vrijheid gold. Wanneer Willem III en het Nederlandsche volk op 12 Mei 1889 op die veertig jaren terugzien, dan kannen beiden met dankbaarheid, in plaats van het bekende woord onder het wapen»Ik zal handhaven", plaatsen «J'ai maintenu 1'' „Ik heb gehandhaafd Maar tegenover dat alles dat tot dankbare feest vreugde stemt wat ons noopt onze driekleur vroolijk en vrij te doen wapperen in de zoo buitengewoon lieflijke Meimaand van dit jaar kunnen wij niet vergeten hoe wij weinige weken geleden ernstig waren gestemd bij de vrees, dat aan ons volk de laatste mannelijke telg uit het huis van Oranje zou ontvallen. Is voor het oogenblik dat gevaar geweken, toch weten wij dat, ook onder de gunstigste omstandigheden, het pijnlijk oogenblik ons eerlang wacht Maar al weten en beseffen wij dat, toch willen wij met dankbaarheid voor het verledone en met vertrou wen in de toekomst het veertigjarig feest van 12 Mei met warme ingenomenheid vieren. Wij willen op dien blijden dag onze staatkundige geschillen vergeten en zooveel mogelijk één zijn van hart en zin. Wij willen het oor niet leenen aan de ontevredenen, die onvoldaan zijn, omdat er nog zóóveel te verbeteren valt, en evenmin aan de ondankbaren, die uit waanwijsheid, uit gebrek aan- of uit verkeerde opvatting van de kennis onzer ge chiedenis, voorbijzien wat voor ons volk het huiB van Oranje tot nu toe is geweest. En willen wij ons onze feestvreugde door hen niet laten ontnemen, dan is het, omdat wij in het verbeteren van wat verkeerd is, in het behoud en de gestadige ontwikkeling van wat er goeds is, de schoone en mannelijke taak zien, waaraan wij ons met alle'krachten willen wijden. Wij vermeenen, dat de laatste veertig jaren ons „Ja 1" „Dat je mij lief hebt „Ja!" fluisterde zij met bevende stem en baarlippen drukten zich vast op de zijne. „Dat je mij niet zult vergeten", ging hij op smarte- lijken toou voort. „Maar natuurlijkHoe eerder boe liever, Konta." Vlug was zij opgestaan en ofschoon haar oogen niet van de zijne afweken sprak zij weder kalm koel en met overleg. „Wat hebben wij aan eene ongelukkige liefde Je vergalt er je leven maar door. Neem jij een rijke vrouw; ik neem een rijke man. Het is het eenige, wat er voor ons overschiet." „Heb jij dien rijken man misschien al gevonden f" vroeg bij met een plotselinge opwelÜDg van ijverzucht. „Ja Vandaag nog engageer ik mij met Leo Günther." „Blmche, o, Blanche! Je hebt ham lief!" viel hij met baltverstikte stem uit. „Neen mijn vriend volstrekt nietmaar ik neem hemom het gevaar te ontgaan van een leven vol ontbering, om geen smakelooze hoeden en klesderen te moeten dragen. Het pleit wel niet voor mij, ik weet het wel maar de macht der opvoeding der ge woonte, Hij is een lastig man die mij vaak genoeg vervelen zal met zijne idealen over vele dingen; ik ver wacht menigen strijd en dan het buitenleven dat ik zoo verschrikkelijk vind 1" Zij zuchtte diep. „Als ik rijk was, Blanche, zoo rijk als hij zondt ge dan aan mij de voorkeur g ven „O duizend duizendmaal, Konta." Zij zweeg en beet zich op de lippen eerst na eene poos vervolgde zij „Ik mag je graag heel gaarne lijden, Konta je bent de eenige geweest Och kom, maak mij niet week laat ons met dien onzin ophouden ik heb mijn weg gekozen." Hy kuste eerst haar handen toen trok hij haar in z.n armen en kuste vurig en hartstochtelijk haar mond. „Adieu, Blanche Adieu Toen hij vertrokken wasbleef zij midden in de duidelijk en overtuigend hebben geleerd, dat wij kalm maar vastberaden moeten voortgaan op den weg van gezonde ontwikkeling en vrijheid. Gesteund door de overtuiging dat, ondanks al wat er geleerd en gezegd wordt over partijen en meerderheden, toch de werke lijke kracht van een volk berust bij het persoonlijk initiatief van iederen burger, zullen wij den feestdag van onzen Koningen ons volk zullen wij den 12 Mei 1889 vieren met het vaste besluit, dat wij houw en trouw zullen blijven aan ons wapen, onzen leeuw met den pijlbundel en het zwaard, aan onze vlag in den schoonen zin van ons Vlaggelied", en de belofte gestand doen: »Nous maintiendrons *Wij zullen handhaven De jaarlijksche vergadering van alle on derwijzers en onderwijzeressen in het arrondissement Alkmaar, wordt dit jaar op woensdag, 26 Junialhier gehouden, In de jaarlijksche vergadering van bet Genoot schap tot zedelijke verbetering van gevan genen, dezer dagen te Amsterdam gehouden, heeft de afgevaardigde van de afdeeliug Alkmaar, de heer mr, N. H. de Lange, namens deze geprotesteerd tegen de wijze, waarop de heer Schuller tot Peursum, in het congres over de prostitutie, zich heeft uitgelaten over het Rijks-opvoedingsgesticht te Alkmaar en daar mede indirect ook over de Kruisberg, door het gesticht te Alkmaar te noemen eene kweekplaats van onzedelijkheid. Hij betwistte, dat de heer Schuller de ervaring en de noodi- ge inlichtingen bezat om zulk een hard, onverdiend en on- paa oordeel over dat gesticht uit te spreken. Volgens hem had de heer Schuller geen goed begrip van den aard dier inrichting, die toch niet bestemd is voor knappe, brave jongens en ook niet in vergelijking gebracht kan worden met weezeniuricbtingen, kostscholen enz., zoodat bij da vraag welke verpleging de beste is die in bet huisgezin ot in een gesticht een Rijks-opvoedings gesticht buiten bespreking geiaten kan worden. Een Rijks-opvoedingsgesticht is helaas 1 eene noodza kelijke verzamelplaats van ondeugendeslechteop zeer lagen trap van beschaving staande jongens. Dat daarin natuurlijk vele ondeugden gevonden worden, zal geene verwondering barenen dat niet altijd de jon gens eikander tot deugd aansporen evenmin. Maar waartoe dan eene inrichting, die aau de wet haar aan zijn heett te danken tot de oprichting waarvan het Ge nootschap een grooten stoot heeft gegeven, waaraan, zoo wel als aan de Kruisberg, de regeering veel ten koste legt, waartoe directeuren en commissarissen van toezicht en bestuur veel zorg eu moeite aanwenden om die aan het doel te doen beantwoorden, in het openbaar te schandvlekken op eeue wijze, alsof de beambteD en de commission zich aau laakbare onverschilligheid en ge brekkig toezicht schuldig makeD. Volgens den afgevaardigde bad de heer Schuller tot kamer staan en drukte haar zakdoek tegeu haar oogen, daarop ging zij naar het venster en keek hem na voor de laatste maal. Toen zij zich omkeerde stond Günther achter haar. Met een gil deinsde zy achteruit. Zware rimpels vertoonden zich op zijn voorhoofd. „Günther stamelde zij in de grootste verwarring. „Ik ben je ten zeerste erkentelijk Blanche, voor je openhartig oordeel over mij dat ik zoo even uit je eigen mond mocht vernemen", zeide bij koel. „Er kan nu natuurlijk van eenige betrekking tusschen ons niet langer meer sprake zijn." Zij was doodsbleek geworden. De laatste hoop, waar aan zij zich had vastgeklemd, vervloog. Augst en toorn deden haar bijna stikken. „Je hebt geluisterd stamelde zij verachtelijk. „Als je luisteren wilt noemen, dat ik, bij het binnen treden van de kamer hiernaast, de jonge dame, wier hand ik kwam vragen in de armen van een ander vind en dat ik toen heb aangehoord, hoe zij bem mede deelde waarom zij mij nam en dat beider en duide lijk uiteenzette, dan verdien ik je verwijt ongetwijfeld." Zij plofte aau de kanten randen van haar zakdoek, zij beet zich op de lippen tot bloedens toe zag bem met fonkelende oogen aan en stiet eindelijk uit „Ik haat jel" „Doe dat niet", zeide hij nog kalm; „ik wil mij je niet opdringen." „Je zoekt slechts een voorwendsel", riep zij buiten zich zelf, „ik weet het wel I Willy Zijn hand klemde zich als eeu schroef om haar arm, zoodat zij het uitschreeuwde van pijn, hij boog zijn hoofd zoover voorover, dat het bijna haar glanzend haar aanraakte en hij voegde haar toe, op koelen toon, waarbij hij eohter op ieder woord den nadruk legde. „Waag het niet je zuster te beleedigen Zij staat daarvoor te hoog. Je kunt haar evenmin beoordeelen, als naar waarde schatten met je koude hart en jé berekenend verstand ben je daartoe niet iu staat."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1889 | | pagina 1