SALYATORE. FEUILLETON. No. 83 Een en Negentigste Jaargang. 1889. ZONDAG 14 JULI. Nieuwe belastingvoorstellen. Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen, EERSTE BLAD. Roman van ERNST ECKSTEIN. 8) ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door 'net geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COS- TEE ZOON. (S 1 o t.) Ook uit de rechterzijde der Tweede Kamer heeft een lid zich opgemaakt om, nu van de Regeering de vervulling zijner wenschen niet kan verwacht worden, zelf een wetsontwerp in te dienen. Het is de heer Bahlmanndie den 25sten Juni 1.1. den Voorzitter der Kamer een wetsvoorstel toezond «ter voorziening in den kwijnenden toestand van sommige takken van den nstionalen landbouw" Die titel geeft ons echter meer een korte Memorie van Toelichting dan een juiste naam voor het voorstel; want het ontwerp bevat niets anders dan een voorstel tot invoering van een invoerrecht op tarwe, rogge, gerstboekweitbrood beschuit, meel, erwten, boonen stijfsel gist en mout. Van zulk een invoerrecht verwacht de voorsteller heil voor den kwijnenden landbouw. Wel betwist hij niet het betrekkelijk nut van een verbeterd landbouwcrediet, van landbouwonderwijs, proefvelden en proefstations, snaar de graanbouw heeft zijns inziens behoefte aan onmid- éelijhe hulp; maatregelen waarvan in de toekomst heilzame gevolgen zijn te wachten, zijn dus onvoldoende. Daar enboven heeft het door hem voorgestelde middel dit voordeel boven de andere genoemde maatregelen, dat het, in plaats van geld te kosten, geld in de schatkist brengt, naar de berekening van den voorsteller misschien wel omstreeks millioen. Hij meent dat door dit invoerrecht de broodprijzen niet zullen stijgen en mocht dit al in geringe mate het geval zijn dan kunnen met de opbrengst van het invoerrecht de accijns op het zout verminderd, en die op de zeep afgeschaft worden, zoodat het volk ten slotte dan toch niet meer zou betalen. Dus wenscht de heer Bahlmann onzen graanbouw te helpen door een beschermend reeht Die meening lag voor de handmaar de heer Bahlmann spreekt haar uitdrukkelijk tegen. Een vergelijking met de zooveel hoogere inkomende rechten, die in andere landen geheven wordenschrijft hij in de Memorie van Toelichting«laat duidelijk zien dat hier van eene invoering van eigenlijk gezegd beschermende rechten geen sprake is. Ware er afdoende bescher ming bedoelddan had het bedrag der rechten veel hooger moeten zijn." En toch moet het voorstel dienen tot voorziening in den kwijnenden toestand van onzen landbouw 1 De aaak isdat de heer Bahlmann zeer goed weetdat Naar het Hoogduitacb. In het begin ging alles naar wensch. Grispina begon langzamerhand iets als ontroering te voelen bij het zien van deze onafgebroken werkzaamheid die alleen haar welzijn ten doel scheen te hebben. Door haat en ver bittering gefolterd zoodra de gedachte aan den Mar- seilliaan ia hem wakker werd, vermeed Emmanuele zelfs de geringste zinspeling op het voorgevallene. Crispina daarentegen hield dit stilzwijgen voor grootmoedigheid en deze dwaÜDg miste hare uitwerking niet. Zij begon zich weder te gewennen aan de nabijheid van den man, dien zij in de eerste dagen na zijn terugkeer werkelijk gehaat had, eu uit de gewoonte ontwikkelde zich lang zamerhand eene soort genegenheid die van langereu duur scheen te zullen zijnnaar mate de uiterlijke omstandigheden elk kwartaal gunstiger werden. Hoewel Emmanuele op de laagste sport begonnen was, klom hij zeer spoedig op; niet alleen wijl hij een knap en ijverig werker was maar wellicht nog meer ten gevolge van de hartroerend beseheidene wijze, waarmede hij optrad. Het schuldbewustzijn, dat hem drukte, en de angst, dat vroeg ot iaat zijn verleden ontsluierd zou worden, maakte deze bescheidenheid gebiedend noodzakelijk. Het scheen weldat Crispina geheel met haar lot verzoend was, toen zij op het einde van het eerste jaar aan eene dochter het leven schonk, waardoor aan hare buitensporige zucht naar afleiding eene geheel andere richting gegeven werd. De ijdele, naar genoegens hakende vrouw werd voorloopig ten minste eene ijverige, ons volk, zijn Vertegenwoordiging en ook zijn tegen woordige Regeering van beschermende rechten en inzonderheid van graanrechten afkeerig zijn. Van eigenlijk gezegd beschermende rech ten en afdoende bescherming wil hij daarom niet weten. Waarschijnlijk hebben wij hier dus te doen met een proefje van oneigenlijke en niet afdoende bescherming. Niettemin heeft de voorsteller geen ander doel dan «den noodlijdenden graanbouwer te gemoet te komen." Hij wil den buitenlandschen producent een gedeelte onzer belastingen doen betalen en met de opbrengst van het invoerrecht of andere belastingen afschaffen of de kosten van landbouwscholenproefstations premiën tot veredeling van paardenras en fokvee betalen. Maar dan is de titel van het wetsontwerp niet juist en de overweging waarop het steunt de ware nietwant dan zal het invoerrecht niet uitslui tend den landbouwermaar in het algemeen allen belastingbetalenden Nederlanders ten goede komen. De kosten van de landbouwscholen de proefstations en de bedoelde premiën worden toch niet alleen door de landbouwende bevolking betaalden van de af schaffing van den accijns op de zeep en de vermin dering van den accijns op het zout zal ieder die zeep of zout gebruikt voordeel hebben. Erkend moet wor den dat bij de zuivelbereiding het gebruik van zout zeer belangrijk is, en dus met recht kan worden gezegd dat de boter- en kaas-bereidende boer bij de vermindering van den zoutaccijns nog een bij zonder voordeel zou hebben. Intusschen verzekert de heer Bahlmann ons, dat het zijn streven is inzon derheid den noodlijdenden graanproducent te helpen 1 In de eerste plaats kunnen wij alzoo vaststelleu, dat volgens de eigen redeneering van den heer Bahlmann het door hem voorgestelde invoerrecht niet ten goede zal komen aan hendie hij wil steunen. Laat ons, nu deze verrassende uitkomst verkregen is, verder nagaan, hoe hij zich voorstelt dat het door hem aanbevolen invoerrecht zal werken. De pcijs van het brood zal er niet door stijgen beweert hij, maar tevens is hij er van overtuigd //dat de invoer van tarwe eu rogge zal dalen, en die van meel, brood en beschuit waarschijnlijk tot een mini mum zal worden gereduceerd." Hier stuiten wij al aanstonds op een paar leelijke bedenkingen die nog al voor de hand liggen. Indien de invoer zoo be langrijk afneemt, zal ook het invoerrecht heel wat minder opbrengen dan de som van 5£ millioen, die berekend is naar den gemiddelden invoer over de jaren 1886 en 1887. De heer Bahlman erkent het trouwens zelf. «In ieder geval" laat hij er echter op vol gen //al laat men bet cijfer van opbrengstuit- zorgzame moeder, die niets hoogers kende dan de ruate- looze verpleging van haar geliefd kind die voor het eerst sedert jaren tevreden was met haar lot, hoe zwaar het haar ook viel» dat zij de bekentenis niet kon onder, drukken: de dwang, dien Emmanuele op dien merk- waardigen namiddag te Rome op haar had uitgeoefend, was tot baar gelak geweest. üacoöta ontstelde toen zij op het gebeurde terug- kwam dat hij mat voordacht nooit had aangeroerd. Met eene soort bijgeloovige vrees, bad hij het verleden geschuwd. Dat Crispina er nu op terugkwam, beschonwde hg als eea slecht voorteeken. En hij had gelijk gehad. Toen hij ongeveer eene maaDd later, op zekeren morgen, met eene boodschap op het kantoor van zijn principaal kwam, zag hij in een der vensternissen den eleganten Marseilliaan staan, die hem oogenblikkelgk herkende. Bleek en met bevende lippen deed hg zijne boodschap. Zijn principaal was zoo zeer in allerlei zaaen verdieptdat hij de vreemde houding van zijn ondergeschikte niet opmerktemaar de Mar seilliaan dat voelde Emmannele was zooveel te zekerder van zijne zaak. Als in een droom ging de ongelukkige naar zijn bureau terug en dienzelfden avond reeds ontving hg van zgn chef een brief met het salaris van de drie loopende maanden in fransche banknoten. „Mijnheer Racosta zou wel begrjjpen, wat den principaal had doen besluiten, hem de betrekking op te zeggen. Moeht hij, de chef of eigenlijk de persoon, die hem gewaarschuwd had, monsieur André Lacombe uit Mar seille -— zich vergist hebbendan zon men den heer Racosta gaarne in de gelegenheid stellen, de dwaling op te helderen, waarna de brief als niet geschreven zou beschouwd worden." Emmanuele was als verpletterd. Hij stelde zelfs geene poging in het werk om mededoogen in te roepen, door te wijzen op de genade van den Heiligen Vader, die hem zeker niet ten deel gevallen zou zijn indien hij zich die niet waardig had betoond Hij beriep zich niet op zijn onberispelijk gedrag gedurende anderhalf jaar, getrokken voor den invoer van meel enz. enz. en al het overige geheel en al buiten rekening, en vermin dert men het bedrag, uitgetrokken voor den invoer van tarwetot op de helftdan blijft er nog een respectabel cijfer over, een bedrag ruimschoots vol doende om tot de zoo gewenschte vermindering van den zontaccijns over te gaan.1' Hoe hebben wij het nu? Zal er dan niets komen van de ons voorgespiegelde afschaffing van den accijns op de zeep; zal er niets overblijven om er het land bouwonderwijs, de proefstations eu de premiën tot veredeling van paardenras en fokvee meê te betalen en zal de geheele «voorziening in den kwijnenden toestand van sommige takken van landbouw" neer komen op een vermindering van den accijns op het zout Onze tweede bedenking is de volgende Van den invoer van meel, brood, beschuit, rogge, gerstboekweiterwten en boonen zal dan volgens den heer Bahlmann zoo goed als niets meer overblij ven. Hij schat de opbrengst van het invoerrecht berekend naar den gemiddelden invoer over 1886 en 1887 op 2,305,974, vertegenwoordigende een jaar- lijkschen invoer van bijna 58 millioen kilo meel, brood en beschuit en ruim 139 millioen kilo rogge om van de gerst, de boekweit enz. nu maar te zwijgen. De invoer van tarwe kan tot op de helftalzoo met ruim 134 millioen kilo verminderen. Maar, mag ge vraagd worden zal er dan in Nederland zooveel minder brood, meel enz. worden gebruikt Of wel zal er zooveel meer tarwe, rogge enz. worden geteeld, dat de meerdere opbrengst van onzen eigen landbouw den vreemden invoer zal kunnen vervangen En waar zal men daar den grond voor vinden, tenzij men de teelt van andere gewassen opgeeft, die er tot nog toe met meer voordeel op kouden worden verbouwd Of zal men heidevelden en woeste gronden in koren velden herscheppen? Maar, al wederom, hoe zal dat kunnen, als de prijs van het brood en bij gevolg ook van het graan even laag blijft als thans Of maken de bakkers misschien onbehoorlijke winsten? Inderdaidhoe wij de zaak bekijken, zij blijft ons duister. Maar zou het wel waar zijn, dat invoerrechten op granen het brood niet duurder maken Hoe komt het dan toch, dat in verschillende steden van Duitsch- land waar een invoerrecht op rogge van f 3,per 100 kilogram bestaat, het roggebrood in 1885 tusschen de 12£ en 15 centen het kilogram kostteterwijl het in Amsterdam den Haag en Leiden tusschen de 8| en 10 centen gold? Is de heer Bahlmann op dit punt zelf wel vast in de leer? Wij durven het betwijfelen. Of wat zegt mimiawHBw— in dienst van eene firma, die hem nn, zonder zelfs zijne verdediging aan te hoorenop de straat zette. Voor zulk eene poging miste hij alle zelfvertrouwen, ja zelfs het geringste vonkje energie. Ook de toespraak van de vertoornde Crispinadie in hare ruwe Trasteverinische taal den Marseilliaan een eerloozen schurk, een giftigen hond noemde, kon hem niet uit zijne verdooving wakker schudden. Zoo besloot dan Crispina zelve eene poging in het werk te stellen. Zij liet zich aandienen aan de woning van den principaal, maar werd niet bij hem toegelaten. Kokend van toorn en verontwaardiging verliet zij de voorkamer weder en daar ontmoette zij in de vestibule haar vroegeren minnaardie in groot gala stralende van jeugd en opgewektheid, kwam dineeren. Zij sprak hem aan en greep hem, toen hij haar wilde voorbijgaan, bij den arm, om hem met de gemeenste scheldwoorden en verwijten te overladen. De Eranschtnan trachtte zich eerst met zachtheid, daarna met geweld los te rukken, maar ontving, onder den woedenden uitroep „Gemeen canaille een hevigen slag in het aangezicht. Crispina wilde daarna zoo spoedig mogelijk wegsnellenmaar werd nog juist door den portier opgevangen die haar met geweld in zijn kamertje opsloot, niet uit plichtbesef, maar om den aanzienlijken jongen man te believen, die met een vuurrood gelaat boven aan de trap stond en herhaaldelijk uitriep: „Ah, l'infecte crèature Had hij haar vóór deze scène reeds gehaat, wijl hij meende, dat zij hem uit lichtvaardigheid verlaten had, thans had hij een afkeer van dit natuurkind uit de voorstad, dat hem vroeger zoo in verrukking had gebracht; en met innige zelfvoldoening zag hij, dat de portier door zijn tienjarig dochtertje een politie-agent liet halen, d.e de opgewonden Crispina naar de stadsgevangenis overbracht. Reeds den volgenden dag werd zij ontslagen want de Livornoosche koopman, een vreesachtig mau, die een gezworen vijand was van alles wat opzien kon verwekken of aan de kritiek van het groote publiek kon worden onderworpenhad den Marseilliaan overgehaald de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1889 | | pagina 1