No. 128. Een en Negentigste Jaargang. 1889. De anti-opiom-bend, FEUILLETON. Een Huwelijksleven, ZONDAG 27 OCTOBER. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Prijs der gewone Advertentiën: Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS- TEE ZOON. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. I. Wat de jenever is voor Nederland, is het opium in Nederlandsch-Indië. Neenbeweren sommigen het gebruik van opium is nog noodlottiger dan dat van jenever. Integendeelzeggen anderen het is minder erg. Waarom ons in dien strijd te mengen? Dat de inlanderdie eenmaal gewoon is opium te schuivendaarvoor menigmaal alles opoffertalles verkoopt wat hij onder zijn bereik heeft om zich dat genot te verschaffenzoowel zijn te veld staanden oogst als de karbouwen die zijn ploeg moeten trek ken dat hij verder alles verwaarloost en voor alles onverschillig wordtwordt niet ontkend. Of er nu al zijn, bij wie het gebruik niet in zoo schromelijk misbruik ontaardt en dus ook niet zulke ontzettende gevolgen heeftdoet weinig af. Het kwaad is inder daad omvangrijk genoeg om het Nederlandsehe Volk, dat Indië bestuurt, met zorg te vervullen en zich met ernst te doen afvragen of ziju bestuur wellicht aan dat kwaad op eenigerlei wijze medeplichtig is, en althans wel al zijn invloed gebruikt om het te bestrijden. Het opiumgebruik is de oorzaak van het lichamelijk en zedelijk verval van duizenden inlanders en knaagt aan de welvaart van het reeds zoo arme volk. De opiumpacht brengt aan de schatkist in den laatsteu tijd jaarlijks omstreeks 20 millioen open wanneer men den uitgebreideu sluikhandel in opium daarbij in rekening brengtmeenen mannendie met de toestanden bekend zijnop goede gronden te knunen aannemen dat de inlandsche bevolking althans het dubbelejaarlijks alzoo ten minste 40 millioen gulden voor opium uitgeeft. En het kwaad breidt zich uitneemt toe op ver ontrustende manier. De opbrengst van de opiumpacht bewijst dit voldoende. In 1825 bracht zij over ge heel Nederlandsch-Indië ruim 2 millioen gulden op in 1855 bedroeg de opbrengst nog niet meer dan 6| millioen; van 1831 tot 1877 klom zij van 11 tot 13 millioen maar in 1888 was zij gestegen tot 20 millioen. Wat is daartegen te doen hebben vele ernstige mannen zich afgevraagden aan antwoorden op die vraagaan weloverwogen antwoordenmet volle overtuiging gegevenheeft het niet ontbroken. Ongelukkig is ook groot verschil van meening niet uitgebleven, en allen die de zaak ernstig onderzochten moesten erkennendat wij hier te doen hebben met TONjSUS XJIEL 17) Het werd waarlijk een vroolijk avondeten. De twee vriendinnen hadden een mooie toer gemaakt langs de rivier en hadden op den terugweg een paar visites gemaakt, die haar zeer vroolijk gestemd hadden. Eu terwijl Constance haar frhscbe, levendige indrakken van de streek met zijn bewoners weergafzorgden Alette en Jacobdat zij verder en beter omtrent alles in gelicht werd. „Zeg mij eens, mijnheer de advocaat", vroeg zij, „of het nu geen goede inval van mij was en of uw vrouwtje niet even vroolijk van buis reed als bet paard van den stal." „En het was heusch aardig" voegde Alette er bij. „Ja, ik verzeker je, Alette, dat ge, toeu je bij mij op het kantoor kwaamt, er even frisch en kleurig uit zaagt, alsof ge een reisje naar Amerika hadt gemaakt", verklaarde Jacob. „Zoo dus verveel jullie elkaar toch ook wel eens en heb je wel een opfrisschiDg noodig", zei Constance spottend, „ik zou haast gaan ge'ooven, Alette, dat je je man schandelijk hebt verwend. Had ik maar paard en rijtuig „Ja, dan zou het een vaart loopen Maar zoudt ge dan den man er bij willen hebben vroeg Jaeob. „Meent gedat er dan absoluut een man bij het rijtuig behoort; het is toch het paard, dat het trekt. Maar geloof me, dat de familie Grun raar opkeek toen zij mevrouw Mörk zonder haar heer en moester zagen verschijnen. Het was net alsof zij dachten, dat je niet op je eigen beenen kon staan Alette Mijn hemel wat houden die vrouwtjes zich toch zwakJe een even moeilijk vraagstuk als in ons eigen land bestaat door het gebruik van sterken drank en de wijze waarop, door de aanzienlijke opbrengst der be lasting op het gedistilleerd, de Regeering bij de zaak betrokken is. Enkele dagen geleden hebben eindelijk een aantal Nederlanders van verschillende godsdienstige en staatkundige richting, leden van de Staten-Generaal, oud-hoofdambtenaren van Nederlandsch-Indiëpredi kanten, pastoors, zendeling leeraars en professoren, een uituoodiging tot hunne landgenooten gericht tot deel neming aan een Anti-opium-bond«ten einde tegen den bestaauden toestand een krachtig protest te doen hooren, de Begeering te steunen, waar zij aan dien vloek een einde wenscht te maken1' een bond, die zich ten doel stelt met alle geoorloofde middelen het misbruik vau opiutn in Indië te bestrijden" en tot «gestadige vermindering van het gebruik en geleidelijke uitroeiing van het kwaad" samen te werken. Op welke wijze meent deze «Bond" dit doel te bereiken Want dat het verbieden en beletten van het gebruik van opium iu Indië eenvoudig onmogelijk is, wordt niet betwist Vóór alles wil de Bond streven naar opheffing van het tegenwoordige pachtstelsel omdat dit, behalve tot allerlei andere verkeerdheden, in de eerste plaats onvermijdelijk leidt tot voortdu rende vermeerdering van gebruik. Is dit zoo zal men vragen. Laat ons zien. Het verkoopen van opium is in Nederlandsch-Indië een monopolie, dat voor de verschillende districten ver pacht wordt aan den hoogsten bieder. Alleen de pachter mag iu zulk een district opium verkoopen en, om het ge bruik eenigermate te beperken, geen ander opium en dus ook niet meerdan hem door het Gouvernement voor een bepaalden prijs wordt geleverd op geene andere plaatsen dan die daartoe door de Regeering zijn aan gewezen en in geen geval binnen de kringen waar binnen het gebruik van opium verboden is. De hooge sommen die de pachters moeten betalenmoeten hen er wel toe brengen het gebruik van opium zooveel mogelijk te bevorderen want daarenboven moeten zij nog heel wat uitgeven voor het personeel dat zij in dienst hebbenvoor hun administratie en tot bestrij ding van het binnensmokkelen en verkoopen van opium door anderenterwijl zij ten slotte voor al die moeite en zorg en de groote kapitalen die zij in de onderneming hebben gestoken, zich met geen kleine winst tevreden stellen. Die pachters zijn Chineezen en waar het aankomt op winst behalen en rijk wor den wordt dit volk al zeer weinig door kieskeurig heid, fijngevoeligheid of gewetensbezwaren in zijn doen en laten belemmerddat zij er op uit zijndoor allerlei middelenook de meest zedelooze de bevol king tot het gebruik van opium te brengen en aan zoudt het misschien iets vreeselijks vindenom alleen een avond op visite te gaan." „Jadat geloof ik wel ik zon het erg ongezellig vinden," „Is 't heusch waar vroeg Jacob verwonderd. „Ik ben zoo weinig gewend alleen nit te gaan ziet geik geloof zeifa dat ik verlegen ben ge worden," „Arm vrouwtje, is het heusch zóó ver gekomen? Hebt ge zooveel gewiegd en gesust, dat ge menschen- schuw zijt geworden Hij bleef in gedachteu zitten en wierp een teederen blik op haar over het theeservies heen. „Weet je wat wij eens moestan doenom weer wat aan de mensehen te wennen, wij moeten doen als de Bomeinen deden met de Kimbren en Teutonen Laten wy morgen of overmorgen een welkomstfeestje geven voor nichtje Constance. Ik twijfel er niet aanof dat zal vele gevolgen met zich sleepen in den vorm van allerlei uitnoodigingenvooral als we een nieuwtje als je nichtje hebben om mee te hengelen." Zijn voorslag vond bijval. Er ontstond een levendig gesprek over de keuz9 der gasten terwijl de thee en boterhammen aangesproken werden met een ijver die toonde, dat de tocht den honger had opgewekt. „Komlaten wij nu eindeljk van tafel gaan 1" zei Alette; zij moest de kinderen naar bed brengen. Het was bijna halftien, toen ze weer in de kamer kwam. „Maar Jacoblief, zjjt ge niet naar 't kantoor gegaan", vroeg ze verbaasd. „De lamp brandt al zoo lang." Jacob liep heen en weer in een ijverig gesprek met Constance. „Blaas de lamp maar uit, Alette; vanavond komt er toeh niets meer van werken." „Dus belegt gij uw spaarpenningen in een lijfrente vroeg hij belangstellend. „Een alleenstaand meisje ais ik ben kan op die wjze haar toekomst het best verzekeren." Zjj zat in den schommelstoel en haar blond en frisoh een steeds grooter gebruik te gewennen wordt alge meen erkend. In de eerste plaats staan de pachters zeiven bekend als de grootste smokkelaarszij mogen namelijk zooals wij reeds opmerkten geen ander opium ver koopen dan hun door het Gouvernement wordt ver strekt, en nu laat het Gouvernement hen voor de kattie opium f 17 of f 20 boven de marktwaarde betalen. Weet de pachter zich nu langs anderen weg opium te verschaffen, dan betaalt hij voor zijn inkoop ook zooveel minder, en neemt men iu aanmerking dat hij van het Gouvernement jaarlijks ten minste 100.000 katties opinm ontvangt, dan is dit binnensmokkelen en ver koopen van ander opium dan van het Gouvernement tamelijk verleidelijk. Dat deze sluikerij op groote schaal door de pachters gedreven wordt, schijnt dui delijk genoeg uit de cijfers te blijken. Tot 1862 werd aan de pach.ers zooveel opium verstrekt als zij wenachten maar in dat ja3r werd de verstrekking aau de pachters beperkt en begon het officieele verbruik te verminderenmaar daarbij de sluikhandel ook in die mate de overhand te nemen, dat de Gouverneur-Generaal Mijer niet beter wist te doen dan het stelsel van onbeperkte verstrekking weer in te voeren. Terstond nam het gebruik weer een ongekende vlucht. Het steeg tot 120.000 ja zelfs tot 220.000 katties. In 1874 keerde men daarom tot de beperkte verstrekkingen terug, en onmiddellijk ver minderde ook weer het officieele verbruik. Nam ook het werkelijke gebruik af? Dit schijnt onaannemelijk, wanneer men let op de toenemende opbrengst van de pacht en het te gelijker tijd afnemend getal katties opium dat door het Gouvernement aan de pachters verstrekt werd, terwijl de prijs voor de bevolking ge middeld dezelfde bleef. Van 1881 tot 1887 klommen de pachtsommen die de pachters op Java aan het Gouvernement betaalden, vrij geleidelijk van 10£ millioen tot ruim 13 millioen gulden. Men zou dus meenendat zij om die hooge pachten te kunnen opbrengenook meer opium van het Gouvernement zouden moeten ontvangen. Het tegendeel is waar. In hetzelfde tijdsverloop, van 1881 tot 1837, daalde het aantal katties opiumdie zij van het Gouvernement namen, van 105.650 tot 104 420. Van de hoeveelheid die het Gouvernement wil verstrekken wordt niet alles gebruikt. Maar ligt dan ook niet de gevolgtrekking voor de hand, dat de pachters zich op andere wijze op groote schaal van opium voor den gewonen marktprijs voor zien en dit heimelijk binnensmokkelen en aan den man weten te brengen In Indië is men daarvan vrij algemeen overtuigd. Alleen de manwien iu den laatsteu tijd inzonderheid het onderzoek naar de gelaat met de kuiltjes iu de wangen scbeeu meer ge schikt voor het bespreken van erotische onderwerpen dan van geldzaken. „Zoo, zoo", zei Jacob„ik heb ook wat geld op gespaard en heb er al over nagedacht hoe dat te beleggen. En ik ben tot het besluit gekomen, dat men het meeste vertrouwen kan stellen in de onderne mingen van het districtwaarin men woontzooals hier b.v. in de bosechen. Vindt ge niet, juffrouw Con stance, dat een man van zaken daarin gelijk heeft Alette stond met verwondering te luisteren. Praatten die twee in ernst over zaken „Eu zoo heb ik om te beginnen een stuk boschgrond gekocht. Dat kan aangroeien en dient voor spaarpot." „Heusch waar, Jacob, ik wist niet eens, dat wij grondeigenaars waren." „Welzeker voor twee duizend kronen bezitten we aan boschland vlak naast de bezittingen van Berven. En als ik van 't jaar weer wat kan oversparen koop ik er wat bij. Kijk me maar niet zoo angstig aan, juffrouw Constanceik ben geen speculantmaar als men wat kapitaal wil maken, moet men wel iets op de kaart zetten, om iets te kunnen winnen, anders kan men het wel op de spaarbank laten staan." „Vraagt ge Constance om raad in geldzaken?" zei Alette hoofdschuddend, „Er moet wat vooruitgang komen in de zakener moet wat peper en zout bij dan heeft de boscb- handel eeu eehoono toekomsthij geeft de middelen aan de band voor een goed bestaan Alette staarde hem aau. Zóó bad bij met baar nooit gepraat. Het was iets geheel nieuws voor haar. Het gesprek bleef zeer opgewekt over den hout handel, en wat daarin hazard was en wat men honden kon voor een verstandig vertrouwen in de verhoudingen en de eigenaardigheden van do landstreekdie men bewoont. Jacob praatte drub, en Constance, die een practischen blik had op de verschillende streken, waar zij gewoond ALKMAARSCHK COURANT DOOB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1889 | | pagina 1