FEUILLETON. Levend of dood t No. 154. Een en Negentigste Jaargang. 1889 ZONDAG 29 DECEMBER. Op den Oude jaarsavond, DINSDAG, den 31, zal In het als dan verschijnende nummer onzer courant gelegenheid bestaan tot het plaatsen van Nieuwjiiars- wenschen van 1—5 regels. DE UITGEVERS. Telegram-kaarten. Frijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. a 25 cents a contant 9 VERGADERING VAN DEN RAAD DER GEBEENTE ^.3L.^5LIVE^.-A,S:5. op MAAflDAG 30 December 1889, (Novelle van EMIL HARRIOT). 5) ISinacalfttib STATEN-GENERAAL. Eerste Kamer. Tweede Kamer. tLKMAABSCHE COUBANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEJtMi. COS- TEE ZOON. Aan het Telegraafkantoor te Alkmaar zijn weder nieuwjaarskaarten, a 10 ets. verkrijgbaar, om te worden verzonden op 31 December en 1 Januari a.s. De Directeur, B. ME1LI N K. des Namiddags te 1% nou. Mededeeling van ingekomen stukken. Benoeming van leden in de verschillende col legestengevolge van de periodieke aftreding van de leden. Namens den Vooezitteb van den Raad, De Secretaris, NU HO UT VAN DER VEEN. GEVONDEN VOORWERPEN. Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de rechtheb benden terug te bekomen: een lederen kussen; een roode zakdoek; een zilveren broche; een kinder-annbandje met gouden slotje; een zijden das; een gouden oorknopje; een zweep; een stalen sleutelvier kastsleuteltjeseen zilveren lepeltje; een zilveren oorknopje; een zwarte want; een gedeelte van een boa. „Beschuldig mij niet te voorbarig", viel bij uit, mij de hand drukkende. „Hoor mij eerst tot het einde toe aan. Ik heh baar liefgehad. Dat ik bet nu niet meer kan, zullen God en de menschen mij vergeven. Ik leerde baar op straat kennen, zeer toevallig. Nog nooit heeft eene vrouw zulk een indruk op mij gemaakt als zij. Haar voorkomen, haar droevig lot trokken mij aan. Zij leefde zeer afgezonderd. Niemand ging met haar om dan de oude, half kiDdsche grootmoeder. Wat zal ik er nog verder van zeggen F De oudereeds duizendmaal herhaalde geschiedenis had ook hier weer plaatsik werd op haar verliefd en wilde haar tot vrouw. Er was veeldat mij voor haar had moeien waarschuwen. Om te beginnen, mijn eigen hart, dat, om eerlijk te zijn, niets voor haar voelde. Slechts mijne zinnen waren geprikkeld; hare spookachtige, demonische schoonheid had mij verblind. Die schoonheid hield mij geboeid ondanks het schuchter wederstreven van mijn hart. Ook de oude grootmoeder had mij tot waar schuwing moeten dienen. Zij scheen bang te zjjn voor bare kleindochter en toen ik Irene's hand vroeg hief de oude vrouw de armen ten hemel en riep klagend Wat een ongeluk mijn God waarom ook dat nog 1 Maar ik was verliefd. Ik had nooit mijne begeerten aan banden trachten te leggenwat ik verlangdemoest het myne worden. En zoo deed ik alles in vliegenden haast af, gunde mijzelf geen tijd tot overleg en geleidde haar, nog vóór het rouwjaar om haren vader verstreken was, als mijne vrouw mijne woning binnen." Voorloopig verslag over de Indische begrooting voor 1800. Uitvoerig werd in alle afdeelingen het staatkundig beleid van den minister van koloniën besproken en door een groot aantal leden afgekeurd. Yan een man als dezen minister was men gerechtigd veel te verwachten en vooral dat hij zijne vele woorden van vroeger tot daden zou maken. Ten vorigen jare beriep hij zich op den korten tijd, verloopen sedert hij het be wind had aanvaard. Toen legde de volksvertegenwoordiging zich daarbij neder en verbeidde belangstellend hetgeen eene niet ver verwijderde toekomst, naar men grond had te ver wachten aanbrengen zou. Sedert is een jaar verstreken en waar zijn thansvroeg mende vruchten van zijne werk zaamheid 'i Wel heeft hij in zijne memorie van antwoord geschreven dat hij zich nooit als hervormer van Indie had aan gekondigd, maar men achtte die verklaring in strijd èn met 's ministers houding als lid der Tweede Kamer èn met het programma van t Mei 1888. Eene niet minder ernstige grief tegen hem bestond in de wijze, waarop hij zijne eigenaardige godsdienstige begrippen bij zijn regeeringsbeleid in woord en schrift gelden deed. Zijne opvatting werd gevraagd omtrent de verhouding tot het indisch bestuurinzonderheid tot den gouverneur-generaal. Ziet deze geheel door zijne oogen of wijdt de minister genoeg zame aandacht aan de zelfstandige adviezen van den Landvoogd Onderscheidene leden lieten zich over zijn staatkundig beleid niet uit. Door enkele werd het verdedigd. Yele waren echter tegen zijne opiumstaatkunde. Ook ten aanzien van het finan cieel beleid was het woord tot dusver niet door de daad gevolgd; bij velen had het bevreemding gewektdat de ingediende be grooting met een nadeelig slot van f 12.375.389 sloot. Vrij algemeen veriangde men van den minister een duidelijkvan noodelooze uitweidingen ontdaan overzicht te ontvangen zijner naaste plannen. Ten aanzien van den toestand in Atjeh en de regeerings- plannen dienaangaande koesterden zeer velen de vrees, dat deze minister om der wille van het woord p a e i f i e a t i e de feiten over het hoofd zag. Men vereenigiL zich gaarne met het stand punt dat hij thans beweert in te nemendat de leiding der militaire en politieke zaken van Atjeh in Indie en vooral in Atjeh zelf moet worden bepaald. Zijn antwoord aan den heer Creruer betreffende de scheepvaartregeling had onderscheidene leden onbevredigd gelaten. Gevraagd werd, hoe het thans met de berri-berri stond en of de raadgevingen van prof. Pekelha ring wel trouw werden nageleefd f üok vroeg menof de ondernemingen in Deli en elders op de Oostkust van Sumatra genoegzaam werden beschermd. Inzonderheid kwam ter sprake de brief van den 14 Juni 11. betreffende de aa ngelegen- heden der protestantsche kerk in Indie, die over het algemeen een zeer ongunstigen indruk gemaakt had. Eenige leden zagen in dien brief geene reden om den minister hard te vallen terwijl één lid betwijfelde, of deze zaak eigenlijk wel bij de Kamer behoordedaar die brief tegen 's ministers bedoeling openbaar gemaakt was. De minister verdedigt in zijn antwoord zijn beleid en wijst op de beslissingen en maatregelenwaartoe hij heeft medegewerkt. Besluiteloos is hij nietmaar wel voorzichtig en kalm overleggend. De handhaving der wettige opium-ver ordeningen verdient geen blaam. Hij wil door zijne godsdien stige uitingen niet aan anderen ergernis geven en alleen, wanneer hij daartoe wordt uilgeloKtverkondigt hij ze. Tot herziening „Moet ik je zeggenhoe reeds dadelijk na ons huwelijkzich eene onverklaarbare angst van mij meester maakte F" begon hij weerterwijl hij rusteloos heen en weder liep. „Als ik haar in mijne armen had, dan was het alsof ik een lijk omhelsde. Had ik alleen dien onbewusten afkeer voor haar ondervonden, dan zou ik er over gezwegen en mijn angstig leed voor mij gehouden hebben. Maar Irene boezemde ailen mensehen denzeltden angst in. Waar ik met haar kwam, allen gingen haar uit den weg eu staarden haar verbaasd aan. Hare versohijning alleen was voldoende, om alle vreugde te verjagen ik waagde het nauwelijks anderen haar gezelschap op te d ingen. Ik dacht er aan mij van haar te scheiden beslootdat zij en hare groot moeder op mijn landgoed zouden blijven, terwijl ik naar mijn garnizoen zou gaan. Niemand moest haar zien niemand iets van haar bestaan afweten. Laat ik het maar bekennen ik schaamde mij over haar tegenover mijne kameradeD, schaamde mij, eene vtonw te hebben, van wie iedereen zich angstig afwendde. Liefst had ik baar naar eene wildernis verbannen. Zie mij niet zoo vertoornd aan, Ik ben nog niet ten einde. Zij moest moeder worden. Ik bracht haar hier en in dit huis schonk zij mij eenen zoon. Ik beminde dit kind ik had het onbeschrijfelijk lief ik kon het niet missen. Ik was nog officier, woonde waar mijne betrekking mij riep en was soms op grooten afstand van mijn kind, dat hier gebleven was. Toen maakte zieh een onbe schrijfelijke angst van mij meester; ik verging van onrust en kon de gedachtedat er iets met mijn kind ge beuren zou niet van mij afzetten. Ea wat misschien het ergste wasik was bevreesd voor het kind om zijne moeder. De jongen heeft eenen afschrik van Irene dat heb je nu reeds kannon bemerken wanneer ze hem zou willen aanraken kussen of in hare armen nemen, dan zou hij van schrik sterven. Zoolang ik hem beschermend ter zijde stond, Eon hem niets wedervaren. Maar wanneer ik weg was en het kind alleen met zijne moeder bleef, wie stond mij dan borg voor zijne der comptabiliteitswet hoopt hij het initiatief te nemen. De uitslag der koffieveilingen rechtvaardigt de verhoogde raming tot 48 centen per pikol. Bij alles wat in het belang van Indie wordt ondernomen, zal hij den toestand der indische en nederl. finan ciën raadplegen. De instructie van den gouverneur van Atjeh schijnt hem niet dubbelzinnig. Ter geruststelling alleen, ofschoon onnoodigverklaarde hij den Gouverneur in den gewensehten zin te doen inlichten. De regeering laat behoorlijke vrijheid van handelen aan den bevelhebber in Atjeh tegenover den vijand. Daar de berri-berri in den loop van 1889 vooral in Atjeh weder toenam ondanks alle ontsmettingsmaatregelen, heeft hij op raad van den chef van den geneeskundigen dienst liet op houden dier kostbare maatregelen aanbevolen, ür. I' i e b i g onderzoekt nog steeds, maar tot dusver leverde dit onderzoek weinig nieuws op. Zoolang dat onderzoek niet is afgeloopen, wil hy niet beslissen over de berri-berri-commissie. Volgens het rapport van den resident op Sumatra's Oostkust kan de loop van zaken aldaar met gerustheid worden afgewacht. Verslag der commissie van inspectie over de Kon. Militaire Academie. De commissie uit de Tweede Kamer, in wier handen gesteld is het verslag der commissie van inspectie over de Kon. Mili taire Academie, ziet zich gedwongen tot de verklaring, dat de indruk, dien genoemd verslag op haar gemaakt heeft, verre van gunstig is. Zij meent echtermet het oog op de omstandigheiddat eene wettelijke regeling van het militair onderwijs bij de Kamer aanhangig iszich te moeten onthouden van elke opmerking omtrent den aard van dat onderwijs, zooals het aan de Kon. Milit. Academie wordt gegeven. Slechts op enkele punten, in het verslag aangeroerd, die niet dadelijk verband houden met de geheele iurichting der Academie, vestigt zij de aandacht der Kamer. Allereerst trof het haardat blijkens het verslag de tenue der cadetten bij de inspectie te wenschen overliet. Deze klacht maakte des te meer indrukomdat het aan leden der commissie bekend wasdat bij gelegenheid van de oefening in het kamp van Oldebroek het de aandacht had getrokkenhoezeerwat tenue en militaire houding aangaatde cadetten achterstonden bij de leerlingen van de militaire opleidingsschool te Delft. Zij vertrouwt, dat dit in haar oog niet onbelangrijk bestanddeel in de opleiding van de aanstaande officieren aan de Academie niet verwaarloosd wordten dat, nu de cadetten desniettemin blijken geven van onverschilligheid omtrent deze zaken, de officieren, met het onderwijs en d; opvoeding belast, zich te meer zullen beijveren hun juiste begrippen omtrent krijgstucht en militaire vormen in te prenten. Zij kon verder niet stilzwijgend voorbijgaan de ook in dit verslag weder voorkomende mededeeling aangaande het minder goed gedrag der oppassers. Zij meende te wetendat die oppassers bijna uitsluitend worden genomen uit de vrijwilligers bij de infanterieeD het maakte bij haar een punt van over weging uitof het niet wenscbeiijk ware den kring van hen uit wie deze oppassers worden genomenuit te breiden tot andere wapens en tot de n iliciens. Zij stelt ten slotte voor om onder dankbetuiging aan den minister van oorlog, het verslag voor kennisgeving aan te nemen. TEGEN het amendement tot verlaging der wik- en weeg- loonen tot zestig; eenten per 100 P. hebben gestemd de heeren A. vau Dedem, Bchaepman, van Delden, W. van Dedem, Heemskerk, Schimmelpenninck van der Oye, W. Cremers, Mae- kay, Schimmelpenninck van Nijenhuis, Vos de Wael, Brantsen, Engelberts, van Vlijmen, van Ke npen, Mutsaers, Bevers, d'Olne. Harte, Travaglino, Levyssohn Norman, Lambrectits, van Velzen, veiligheid De gebrekkige oude grootmoeder was geen voldoende bescherming! Ik ben met hart en zie) soldaat geweest. Ter wille van het kind echter beb ik mijn ontslag genomen en woon nu hier. Werkeloos, in de kracht mijns levens, om altijd iu de nabijheid van mijn kind te zijn! Van den jongen wilde ik haar niet schei den daartoe was ik niet wreed genoeg zjj heeft mij ook lief, die ongelukkige, dat weet ik! Dikwijls beproeft zij eene toenaderingbedelt om een woord eenen vertrouwelijken blik van het kind en toch waagt zij zich nauwelijks in zijne nabijheid. Haar verstooten Mijn God 1 kan ik dat doen P Ik vrees voor elk barer schreden durf haar niet uit mijne oogen laten gaan zij draagt mijnen naam, ik ben voor alles, wat zij doet, mee verantwoordelijk. Ea toch zou ik niet kunnen zeggen, wat ik vrees tot nu toe heeft zij nog niets gedaan niets ten minste waarvan ik weet. Wanneer de wanhoop mij onder de menschen drijft, sleep ik haar mede, slechts om haar aan mijne zijde te hebben, om zeker te zijn, dat gedurende myne afwezigheid het kind geen gevaar loopt. Dat weet zijzij weetdat zij niemand welkom is, dat men haar slechts duldt, omdat men haar als mijne vrouw dulden moet weetdat haar eigen kind voor haar beeft en dat niemand haar lief heeft. Wij leven zeer afgezonderd. Al mijne vrienden hebban mijn huis eens bezocht en zijn toen niet meer teruggekomen. Om mijne smart te verzetten, ben ik een speler geworden. Ik weet my niet meer te helpen. In naam van Gods barmhartigheid" hij wierp zich voor mijne legerstede op de knieën en verborg het gelaat in de dekens „in naam van die allerhoogste barmhar tigheid, waarop wij allen hopen; verlaat ook jij mij nu niet, vriend! Wees beter, onbaatzuchtiger dan de anderen en houdt het bij mij uit. Ik kan, ik kan het kruis alleen niet langer dragen 1" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1889 | | pagina 1