FEUILLETON Levend of dood No. 2. Twee en Negentigste Jaargang 1890. V R U DAG De Tweede Kamer e« de Staatsterooting. 3 JANUARI. Officieel Gedeelte REKENINGEN wegens in 1889 aan de gemeente Alkmaar gedane leve ringen worden ingewacht vóór 10 Ja nuari 1890, wat betrell de gaslabriek en de gemeente-reiniging bij den direc teur en wat betreft de overige takken van dienst ter gemeente-secretarie ot bij den gemeente-architect. (Xovelle van EJ1IL HARRIOT). ALKIAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar ©,80franco door het geheele rijk ƒ1,— De 3 nummers 0,0tt. t\R IA V Prijs der gewone Advertentiën: Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Hondenbelasting. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR herinneren belanghebbenden, naar aanleiding der op 20 September 1882 vastgestelde verordening op de heffing eener belasting op de honden dat ieder eigenaar, bezitter of houder van een ot meer aan de belasting onderworpen honden verplicht is, daarvan jaarlijks vóór 31 Januari'ten kantore van den gemeente-ontvanger aangifte to doen. Die aangifte geschiedt door de inlevering van een behoorlijk ingevuld en door -den belastingschuldige on derteekend biljet., kosteloos ten kantore voornoemd verkrijgbaar. i De betaling der belasting -geschiedt dadelijk bij de aangifte tegen kwitantie en afgifte van een penning onverminderd bet rechtomzoo de aangifte onjuist bevonden wordt, herziening te -doen plaats hebben. 'Burgemeester en wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PON 1 28 Dec. 1889. De Secretaris.,, NUHOUT VAN DER VEEN. De ,-elf verschillende hoofdstukken der Staatsbe groting zijn door de Tweede Kamer aangenomen. Niemand kan zich daarover verwonderen. De meer derheid heeft niet gedulddat een bres werd ge scheten ia het Ministerie, dat in haar zijn steun vindt. Verwerping van een of snder hoofdstuk der Staats begroting met medewerking van een paar leden der katholieke ol antirevolutionaire partij had de goede verstandhouding tusschen de bondgenooten in gevaar kunnen brengen en dat moest natuurlijk vóór alles worden versneden. De hoofdstukken van Justitie BinneiilanLcbe Zaken en Waterstaat, Handel en Nijverheid zijn zonder hoofdelijke stemming aange nomen. terwijl tegen het hoofdstuk van Buitenlandsche wmamammaaaam Bijna even bewogen als bij, boog ik mij tot hem over. Wie kon ook onverschillig blijven tegenover zulke be kentenissen Zelfs als een vreemdeling op straat mij een dergelijk leed geklaagd hadzou ik niet ongeroerd ge bleven zijn. En hier gold het nog wel een vriend mijner jeugd, een kameraad! Ik trachtte hem tot bedaren te brengen. Ik streelde zijn haarzijne handen kuste hem op het voorhoofd alsof hij een kind was en inderdaad gelukte het mij eindelijkhem kalmer te stemmen. Hij stond toen uit zijne knielende houding op en ging op den rand van mijn bed zitten. «Hoe leeft je vrouw vroeg ik hem. «Waarmeê houdt zij zich den geheelen dag bezig «Weet ik het?" antwoordde hij schouderophalend. «Zij heeft hare kamers en ik de mijne. De maaltijden gebruiken wij ook zelden samen. Je begrijptdat is om het kind. Ik wil den jongen aan tafel niet missen en in tegenwoordigheid zijner moeder is hij niet tot eten te bewegen. Dikwijls is zij halve dagen afwezig gaat te paard of per rijtuig uit en köert dan altijd geheel uitgeput terug. Waar zij geweest is en wat haar heeft voortgedreven, dat vraag ik haar niet. Ik zou het niet eens willen weten ik heb eenen afschrik van alles wat zij doet. Als zij thuis is leest zij zeer veel en loopt soms urenlang in den tuin heen en weör ook 's nachts «Welke verhouding bestaat er tusschen haar en hare grootmoeder?" «Die is al zeer vreemd. De oude vrouw is bang voor haarevenals allo menschenmaar toch schijnt zij aan Zaken 17, tegen dat van Marine 21, tegen dat van Financiën 23, tegen dat van Oorlog 6 en tegen dat van Koloniën 33 stemmen werden uitgebracht. Wat is de beteekenis van deze stemmingen Men hoort soms de meeniug verkondigen, dat het stemmen voor een hoofdstuk der Staatsbegrooting een blijk is van vertrouwen in den Minister, die het heeft voorgesteld en verdedigd maar dit is minder juist Van de liberale leden der Tweede Kamer kan natuur lijk niet verwacht worden, dat zij politiek vertrouwen stellen in eenig lid van het tegenwoordig Ministerie; zij erkennen echter, dat de optreding van dit Kabinet gerechtvaardigd is door de samenstelling der Tweede Kamer, waarin de antiliberalen de meerderheid hebben. Het is dus volkomen in overeenstemming met den geest onzer staatsinstellingen het Ministerie te eer biedigen en het niet lastig te vallen omdat het een Ministerie is van de rechterzijde. Een liberaal Mi nisterie zou geen reden van bestaan hebben. Moest het stemmen voor een begrooting aangemerkt worden als een bewijs van vertrouwen in den Minister dan zonden alle liberalen tegen alle hoofdstukken hebben moeten stemmen Alleen de heer van Houten heeft verklaard tegen alle hoofdstukken der Staatsbegrooting te zullen stemmen, waarover stemming werd verlangd, omdat hij voor de leden van dit Kabinet geen ver antwoordelijkheid op zich wensent te nemen De vraag zou geoorloofd zijn, of hij van dat standpunt er wel in had kunnen berusten, dat drie hoofdstukken zonder stemming werden aangenomen. Wanneer echter andere liberale leden tegen een hoofdstuk der begrooting stemden, moeten daar bijzondere redenen voor bestaan hebben, afgescheiden van de politieke richting van den Minister. Wat de 6 stemmen tegen het hoofdstuk van Oorlog betreftmag men veilig aannemendat alleen het hooge eindcijfer dit zestal leden heeft weerhouden, hunne stem aan dit deel der begrooting te geven. Men wil afwachten, wat eindelijk, na zoo lange voor bereiding, als regeling onzer strijdkrachten zal worden voorgesteld. Gebrek aan vertrouwen in de bekwaamheid of de geschiktheid voor zijn betrekking heeft ver moedelijk den Minister van Buitenlandsche Zaken 17 en zijn ambtgenoot van Marine 21 stemmen doen missen Anders is het gesteld met de Minister van Financiën en van Ko!on:ën. De Minister van Financiën behoort tot de anti revolutionaire partij. Behalve aan de verklaringen der Rf geering bij de openingsreden van Mei en September 1838 mag daarom zijne werkzaamheid getoetst worden aan het antirevolutionair program van actie. Daarin vinden wij vermeld «gelijkmaking van den belastingdruk voor de verschillende deelen van het nationaal ver- mogen en vermindering van den druk der accijnsen, in "'t bijzonder van den accijns op het zout en de zeep Onmogelijk is het, wanneer er gesproken wordt van gelijkmaking van den belastingdruk voor de ver schillende deelen van het nationaal vermogen, niet te denken aan dat belangrijk deel, dat nog geheel onbe last ia, namelijk het vermogen dat belegd is in effecten, hypotheken, schuldbrieven enz. Toch heeft de Minister van Financiën ronduit verklaard, dat van hem noch effectenbelasting, noch inkomstenbelasting, noch eenige belasting op het roerend vermogen is te wachten. De Kamer heeft voorts tot haar niet geringe verbazing moeten hooren dat gelijkmaking van den belastingdruk voor de verschillende deelen van het nationaal vermogen bij den Minister van Financiën beteekentgelijkmaking van de grondbelasting in de verschillende deelen des Rijks en meer gelijkmatige zorg voor de financiën der verschillende gemeenten. Reeds in Mei 1888 verzekerde de Minister, dat eenige bepalingen van de wet op het personeel her ziening eiscben. Onlangs vernamen wij dat daartoe een ontwerp wordt voorbereiddat in het volgende zittingjaar, das niet vóór September 1890, zal worden ingediend Een betere regeling van de verhouding tusschen rijks- eu gemeente-financiën met herziening van de bepalingen der gemeentewet omtreut de plaat selijke belastingen, heette reeds in Mei 1888 een dringende eisch des tijds. Onlangs verklaarde de Minister, dat hij in het begin van 1890 een daartoe strekkend voorstel bij de Tweede Kamer hoopt in te dienen. Erger is het nog met de vermindering van den accijns op de suiker en de zeepdie in uitzicht werd gesteld. De vermindering van den suikeraccijns moet wachten op den goeden uitslag van de conferentie der vertegenwoordigers van de verschillende mogend heden te Londen over een wijziging van de suiker- 1 belasting in de door hen vertegenwoordigde rijken; het is dus volkomen onzeker, of er iets van zal komen en wanneer. Van den zoutaccijns had de Minister niet de afschaffing, maar een vermindering aangekondigd, terwijl het verlies voor de schatkist zou worden vergoed door een meerdere opbrengst van de invoerrechten, te verkrijgen zoowel door betere regeling van de wijze van heffing als door wijziging van het tarief. Tot een andere regeling van de wijze van heffing is een voorstel ingediend maar van een ver mindering van den zoutaccijns, die daarmee in verband zou staanis niets vernomen. Thans verklaart de Minister, dat hij niet te gelijker tijd kan komen met een vermindering van den suiker-accijns en den zout accijns, zoodat een voorstel tot vermindering van den zout accijns niet van hem te wachten is voordat er ten aanzien van den sniker-accijns een besluit is ge baar gehecht te zjjn en ten minste medelijden met haar -te hebben. Mij dost de oude vrouw dikwijls verwijten. Ik moest anders, beter, liefderijker tegen Irene zijn. Alsof mij dat mogelijk was 1 Ik ben niet altijd even geduldig tegenover -de onde vrouw dat zal je vandaag niet ontgaan zijn, maar bedenk, welk een leven ik leid Zij ton minste moest mij met rust laten. In één opzicht gaan wij samen, namelijk in onze angstige bezorgdheid, om Irene van den kléine verwijderd te houden. Haar kleinzoon gaat haar boven alles. Zij bewaakt hem dag en nacht. Hierin kan ik mij ten volle op haar verlaten." «Arme, ongelukkige vrouw!" sprak ik zacht. «Moeder en toch geen moedereehtgenoote en toch erger dan weduwe, eenzaam, droevig en zonder vrienden. Gaat het vreeselijko lot van je vrouw je niet aan je hart «Neen", zeide hij met rouwe stem. «Het is haar niet gelukt, zich door haren vader te doen beminnen, zij heeft mijn leven vergiftigd en reeds nu vergiftigt zij het leven van haren zoon. Met of zonder hare schuld, brengt zij ellende, waar zij zich vertoont. Zulke men schen hebben geen recht van bestaan." Ik zat in gedachten verzonken. «Is het nooit bij je opgekomen", begon ik weör na eene lange stilte, «dat die Maria misschien nog wel leven kon Hij richtte zich uit zijne gebogen houding op en staarde mij in het gelaat. «Hoe meen je dat?" «Zij is in den vreemde gestorvenin den vreemde begraven", ging ik voort. «Maar is dat alles ook waar? Haar vader en grootmoeder zeggen het welmaar als het nu eens niet zoo was «Maar waartoe zou zulk een ontzettend komediespel kunnen dienen" riep hij ongeduldig. «Dat weet ik niet. Het meisje kan misschien een mis stap begaan hebben en is zij daarom door haren vader verstootenmisschien was diens onverzoenlijkheid zoo grootdat hij haar voor dood uitgaf. En niettemin is zij in het vaderlijk huis teruggekeerd en de vader er zijn immers menschen met zulk hardnekkig, ziekelijk overdreven eergevoel de vader heeft zich uit ergernis over de afdwaling zijner dochter, voor den kop gescho ten. Als nu je vrouw en die Maria eens dezelfde persoon waren «Onmogelijk!" sprong hij op. «Dat zijn hersenschim men! Zulke ongerijmde dingen komen in het leven niet voor. Bedenk toch, wat je zegt. Een vader zou een einde aan zijn leven gemaakt hebben omdat zijne dochter een misstap had begaan waarvan niemand iets weethij zou die dochter voor dood uitgeven een sprookje van eene tweede dochter verzinnen en zich dan voor den kop schieten. Dat is zuivere onzin 1 Die Maria was een rein onschuldig meisje. Ik heb menschen ontmoetdie haar gedurende hare laatste ziekte gekend hebbenzij had eene borstkwaalwas stervende en uit smart had de vader half het verstand verlorenEn nu kom jij aan met zulke verzinsels «Je hebt gelijk", zeide ik. «Maar voor een raadsel zoekt men allerlei oplossingenhoe onnatuurlijk die ook zijn. Geloof je, dat je vrouw geestelijk normaal is?" «Daar heb ik dikwijls over nagedacht en er met dok toren over gesproken. Gaarne zou ik haar iu een krank zinnigen gesticht geplaatst hebben al was het maar om mij en anderen van haren aanblik te verlossen. Maar de geneesheeren verklaren haar voor geestelijk normaal en om haar met geweld in een gesticht te bren gen en haar daar met geweld te laten honden, de ge neesheeren en de oppassers om te koopen, daartoe ben ik nog te eerlijk. Gezond is zij niet. Van tijd tot tijd ziet zij er uit als eene stervende; haar gang wordt slopend, haar wangen vallen in en het akeligste is, dat zich op haar gelaat die blauwe vlekjes vertoonen, dio men anders alleen bij lijken ziet, bij lijken die in de eerste periode van ontbinding verkeeren. Ik verbeeld mij dan, dat een lijkreuk van haar uitgaat." Ik wenkte afwerend met de hand. «Houd op 1 Hond op 1" riep ik uit. «Dat is ziekelijke verbeelding! Je weet niet wat je zegt." «Blijf vier weken hier," antwoordde hij kalm «en je zult inzien dat ik geestelijk volkomen gezond ben en volstrekt niet aan waan-voorstellingen lijd. Let op mijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1890 | | pagina 1