1
i)e val van den Minister Keudieniiis.
FEUILLETON.
No. 24.
Twee
en Negentigste Jaargang
1890.
ZONDAG
23 FEBRUARI.
DE LEUGEN HAARS LEVENS.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
HEEiIJK. voor de bewoners van wijk
B op 24, 25 en 26 Februari en van
wijk G op 27 Februari, 5, 4 en 5
Maart, van des voormiddags 9 lot 12en
van des namiddags 1 lot 4 uren.
Roman \an Alexander Rimer.
LNNé^ÏLANI)7~™
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Kater dagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door bet
geheele rijk ƒ1,
Be 3 nimmers O,©O.
W'lllHIllli
Prijs der gewone Advcrtentiën
Per regel ©,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
©fficiëel «ederite.
Ten gevolge van de verwerping van het hoofdstuk der
Staatsbegrootiug voor het departement van koloniën door
de Eerste Kamer is de heer Keuchenius afgetreden; het
Ministerie heeft den heer Keuchenius .losgelaten zooals
de Standaard het uitdrukt. Dat was te voorzien; een
andere oplossing van de moeielijkheid, waarin hetMinisterie
door het besluit der Eerste Kamer gebracht was, moest
ieder bezadigd man van den aanvang af schier ondenk
baar achten. Wel beeft de Standaard voorspeld, dat als
Keuchenius viel, er meer sou vallen, anaar deze profetie
is onvervuld geblevenwel heeft dit anti-revolutionaire
hoofdorgaan, door zijne volgelingen trouw gesteund, tot
het laatste oogenblik het Ministerie aangespoord, liever
het onmogelijke inderdaad het onmogelijke te
beproeven dan Keuchenius los to laten, maar het Mi
nisterie is zoo verstandig geweest, het onmogelijke niet
te beproeven en liet Keuchenius los. Ja, wat gij ver-
standig gelieft te noemen, antwoordt de Standaardis
ongetwijfeld geschied op advies van het Ministerie dat
bij meerderheid van stemmen is vastgesteld, maar in hot
Ministerie .zaten slechts drie .anti-revolutionairen en die
zijn natuurlijk door hunne medeleden overstemdde
Ministers Maekay. Godin de Beaufort en Havelaar zuilen
den Koning wel een geheel amderen raad hebben gegeven.
En waarom mocht Keuchenius niet worden losgelaten?
Omdat hij den moed had, klinkt het antwoord, het Kruis
te stellen tegenover de Halve Maan, omdat hij Christus
en Zijne leer in bescherming aam tegen Mohammed en
den Islam daarom heeft de Eerste Kamer getracht hem
te doen vallen, en juist daarom mochten zijne ambtgenoo
tenham niet loslaten. De geestverwant, die hem in het
Ministerie, zij het dan ook niet aan het departement
van Koloniën, vervangt, de heer de Savorain Lohman
heeft het in de Tweede Kamer zooduidelijk en onomwon
den gezegd, dat men wel moest weten of men met den Mi
nister het Kruis durfde stellen tegenover de Halve Maan.
En heel het .Christenvolk" herhaalde door het land
hij heeft pal gestaan voor het Christelijk karakter der
natie tegenover den Islam in Indie, en daarom hebben
,de liberalen zijn begrooting verworpen.
Dat de geschiedenis aldus zou worden geschreven, was
te voorzien; de Standaard kon natuurlijk een zoo schoone
gelegenheid om het klavier der volksconscientie weer eens
eenige krachtige tonen te ontlokken niet voorbij laten
gaan. Wij zijn er zeker van, dat de leus ingang heeft
gevonden en bet uitgestrooide zaad vruchten heeft ge
dragenduizenden in don lande zijn in gemoede over
tuigd, dat alleen haat tegen den Christus-belijder of
minachting voor het Christendom de liberalen zoo vijandig
tegen den heer Keuchenius heeft doen optreden. Zij, die
de beraadslaging zoowel in de Tweede als in de Eerste
Kamer hebben gevolgd, weten beter; bet beleid van den
heer Keuchenius als Minister van Koloniën is veroordeeld,
omdat hij in alle opzichten teleurstelde, omdat hij een
gevaarlijk man werd geacht, die misverstand en verwar
ring stichtte, die 's lands financiën grooteljks benadeelde,
zonder er iets goeds door te bewerken; en die door zijne
houding als Regeeringspersoon tegenover de Mohamme-
daansche begrippen in Indie aanleiding zoude kunnen
geven tot bedenkelijke rustverstoring en opstand in Indie.
Wij zeggen en herhalen nog eens .als R e g e e-
ringspersoo n", want daarop komt het aan. Neen,
de natie behoeft haar Christelijk karakter niet te ver
loochenenin Indie evenmin als hier; maar wat de
natie mag doen en naar hare overtuiging verplicht
is te doen, dat staat daarom aan de Regeering aan
den Staat niet vrij, en de heer Keuchenius sprak in de
Staten-Generaal, en kon daar niet anders spreken dan
als lid en vertegenwoordiger der Regeering, niet anders
dan namens deD Staat. De Regeering, de Staat mag
in Indie geen partij trekken voor het Christendom tegen
den Islam; de Staat mag in zaken van godsdienst geen
partij kiezen.
Herhaaldelijk heeft de Standaard bij vroegere gelegen
heden op het verschil tusschen Staat en Volk, tusschen
de Overheid en den vrijen burger gewezen, en bij eigen
geestverwanten verwarring van beide bestredenmaar
in den laatsten tijd schijnt bet blad in dit opzicht het
oordeel des onderscheids verloren te hebben. Niemand
iheeft recht, den heer Keuchenius hard te vallen over
hetgeen hij gelooft of niet geloofthij is vrij als ieder
ander in zijn belijdenis en hij kan die uitspreken zoo
luide en zoo dikwijls als hem behaagt, en in de woorden
die hij zelf meest gepast acht; hij mag de prediking van
het Christendom bevorderen met alle middelen die hom
ten dienste staan; maar als Minister, als lid der Re-
geering mag hij in Indie het Kruis niet stellen tegenover
de Halve Maan, zooals de heer de Savornin Lohman
verlangt. Dat is in strijd met de beginselen, die wij
voor ons bestuur in Indie hebben aangenomen, in strijd
ook met de beginselen der anti-revoletionaire partij zelve,
die den Staat en de Overheid buiten den godsdienst
wil .houden en alleen vrijheid begeert en terecht
om het Evangelie ongehinderd tot de Javanen te kunnen
brengen.
Door Keuchenias los te laten zou bet anti-revolutionaire
karakter van bet Ministerie verloren gaan klaagde de
Standaard; maar de katholieke bondgenooten kwamen
tegen die uitdrukking in verzet; er bestaat een Ministerie
van de rechterzijde.3 merkten zij op het gaat niet aan,
Het was dit jaar een strenge winter. Ook te Rohrburg
lag de sneeuw hoog. Op het oude kerkhof lag zooveel,
dat alles gelijk gemaakt scheen. Zelfs de oude vermolmde
kruisen staken er niet. meer boven uit. In de domkerk
werd op den heiligen Kerstavond de vesper gevierd. Te
vijf uur hadden de klokken plechtig geluiden eene
kleine gemeente zat in het spaarzaam verlichte schip der
kerk. Jobst Boldt bespeelde het orgel. Tnsschenbeide
keek de een .of ander eens naar boven en menig oog was
nat van tranen bij de gedachte aan vervlogen of tegen
woordig leed. Niemand begreep recht wat de organist
dien avond speelde. Was het een inleiding, was het een
koraaleen kerstlied Het klonk zoo verlangend zoo
diep weemoedig door het kerkgebouw. De proost zong
met gedempte stem de litaneidaarop viel bet jongens
koor in met hunne heldere stemmen: .0, gij held uit
den stam van David." De bleeke man met de vriendelijke
oogen breidde de handen nit over de zingende kinderschaar
en gaf hun de maat aan zij keken allen oplettend naar
hem op en zongen zoo krachtig als hnn mogelijk was.
De lichtjes boven bij het orgel walmden en gingen heen
en weer. Was dat de oorzaak dat do organist er zoo
vreemd en wonderlijk uitzag? Diepe schaduwen gleden
telkens over zijn gelaat.
De plechtigheid was afgeloopen, de jongens stormden
de donkere trap af, ieder vloog vroolijk naar huis. Jobst
en de koster waren de laatsten, die de kerk verlieten en
sloten. »Hé, was is het koud, mijnheer Boldt, goeden
avond."
van een anti-revolutionair karakter of anti-revolutionaire
.signatuur" vau het Ministerie te sprekenkatholieken
en anti-revolutionairen hebben samen dit Ministerie ge
vormd en alleen door hun eendrachtigen steun kan het
blijven bestaan, maar geen der beide verbonden partijen
beeft het recht er zijne klenr of zijn karakter aan te
geven. De Katholieken kennen alleen een Kabinet van
de rechterzijdemaar willen niets weten van een anti
revolutionair Kabinetdat aan één of twee Roomschen
een plaats inruimt. Groot is intusschen bet vertrouwen
van de anti-revolutionairen in het Ministerie of in de
bondgenooten, die het hielpen samenstellen en blijven
steunen, nietde Standaard althans blijft het loslaten
van Keuchenius voor zijn partij een nederlaag noemen
die diep zal worden gevoeld een triomf daarentegen
voor bet advies .der liberale, conservatieve en Roomsche
pers", die dat loslaten had verdedigd en aanbevolen.
Die nederlaag wordt wel niet vergoed die triomf niet
uitgewischt door de opneming van den heer de Savornin
Lohman in het Ministerie maar die opneming is toch
een groote troost. .De bange vrees" verzekert de Stan
daard »dat een conservatief Keuchenius' plaats zou
innemenen het daardoor straks in het Kabinet drie
anti-revolutionairen tegen vijf andersgezinden zou komen
te staandeed den angst in bet hart postvattendat
heel onze partij zich ten slotte tegen het Ministerie zou
moeten keeren en een da capo van de ellende uit de
jaren 1866/9 voor de deur stond.
.Doch dit althans kan nu zijn afgewend.
.Met Lohman's optreden staat het weer vief- togen vier,
en waar Lohman nog meer dan Keuchenius (wiens geheele
tijd door koloniën werd verslonden) zich met de algemeene
politiek zal kunnen inlaten behoeft er van verzwakking
van ons element in het Kabinet geen sprake te zijn."
Dat de Katholieke bondgenooten ook met deze beschou
wingen geen vrede hebben is verklaarbaar. Met nadruk
komt de Tijd in verzet tegen het stellen van de anti
revolutionaire Ministers tegenover hunne medeleden in
het Kabinet als tegenover een vijandige macht, die over
wonnen moet worden. Het blijkt toch duidelijk, dat
het anti-revolutionaire hoofdorgaan geen vertrouwen stelt
in het Kabinet in zijn geheel als Kabinet der rechterzijde;
maar alleen in de vier anti-revolutionaire leden van het
Kabinetdie daarin moeten waken voor de anti-revolu
tionaire beginselen en de anti-revolutionaire belangen
tegen mogelijke verongelijking en overheersching door de
vier .andersgezinden."
Zou van een Kabinet, waarin het aldus vier tegen vier
staaten elk viertal voor de beginselen en de belangen
van zijne partij moet waken wel veel te verwachten
zijn voor de belangen van hot algemeen van het land
van het volk
Ja, bet is koud, Hersen goeden avond."
Hij ging de straat door naar zijn eenzaam huis.
Juffrouw Mandersen had bet toch eenigszins feestelijk
willen makenen kleine dennetakjes op de vloer ge
strooid. Zij kraakten za<eht onder zijne voeten. Hij opende
de kamerdeur. De lamp brandde en overal waren kleine
kaarsen geplaatsten daar tegen den muur waar
vroeger zijne oude piano gestaan had stond nu een
groote zware nieuwe vleugel. Hij leunde tegen den deur
post hij werd in eens zoo duizelig. Den proost was
verzocht het nieuwe instrument heimelijk op Kerstavond
hier te laten plaatsen en dat was nu gebeurd, terwijl
Jobst in de vesper was.
Hij wankelde naar voren, in zijn hoofd kwamen onsa
menhangende gedaehten op, die hem deden vermoeden
in het eerste oogenblik had hjj een doodkist meenen te
zien. Daarop toen hij begreep dat het geschenk van
haar kwamdie hem verlaten hadboog hij zich over
het instrument en kreunde als een stervende.
Beate vierde den Kerstavond bij hare grootmoeder. In het
salon van gravin Werthern was door bekwame handeD
een prachtige kerstboom geplaatst. Tallooze kostbare
snuisterijen, die het oog bekoorden en den verfijnden smaak
konden streelen, waren daar bijeengebracht en schitterden
in de lichten van den grooten denneboom.
Beate's wangen gloeiden koortsachtig, zij was buiten
gewoon opgewonden. Zij had ook medegewerkt en gezorgd
voor velen, voor grootmama, voor papa, voor mevrouw
von Schlier en de bedienden. Zij was geheel in de war,
men had haar zoo rijk bedacht; daar waren allerlei dingen,
waarvan zij nauwelijks den naam wistnog minder hoe
zij ze gebruiken moestzij behoorde verheugd en dank
baar te zijn maar haar hart was bezwaard. De over
dreven woorden van mevrouw von Schlier kwamen haar
zoo onbeduidend voor, haar papa liep zoo spottend langs
de tafels hij verveelde zich blijkbaaren was liever
naar zijn club gegaan, waar altijd een ongedwongen toon
heerschte. Haar grootmoeder was vermoeid, en ofschoon
zij zich met geweld tegen hare pijnen verzette deden
die zich toch onvorbiddelijk gelden.
De Amsterdamsche Omnibusmaatschappij die op
gewone werkdagen ongeveer 30.000 menschen per dag
vervoert, heeft den 20 door het drukke vervoer van en
naar het Leidscheplcin bijna 40000 menschen vervoerd.
Den 20 heeft voor de arr. rechtbank te AMSTBB-
DAM te recht gestaan wegens het plegen van verschil-
Een onbeschrijfelijke weemoed en verlangen naar liefde
maakten zich van Beate meester. Zij vleide zich tegen
hare grootmoeder aan en wilde haar liefkozen, maar de
onde vrouw had genoeg te doen om hare kwalen te
verbergen en beantwoordde haar teederheid met opper
vlakkige scherts.
.Wat scheelt er aan, Beate? Je kent je zelf niet! Ja.
het is heel aardig als men verheugd is waarom zou je
ook niet, je bent immers jong en de levensvreugde wacht
je nog maar kindje ik begin bijna te vreezen dat je
het niet waardeeren kunt. In het tegenwoordige geslacht
merkt men een loomheid op, die ik niet begrijp nn,
kreukel mijne kanten niet, als het je hetzelfde is
Ah, mijnheer von BorkfeldtWees welkom, mijn waarde,
dat is een uitstekende invalom ons te bezoeken help
mij dit kind eens tot rede brengen ik weet niet of zjj
weent of lacht."
Eelix Borkfeldt, die zich in de deur vertoonde, kwam
nu de kamer binnen. Spoedig was de begroeting afge
loopen en stond hij naast Beate onder den denneboom.
Hij zeide niet, dat hij al tien minuten voor de ramen
heen en weergeloopen had, besluiteloos of hij zou binnen
gaan of niet. Hij kwam van de hertogelijke villa, waar
prins Ruprecht zijne bruid een bezoek bracht. De at-
mospheer was daar allerkoelst geweest en prinses Marie
opgewonden en grillig. Zij was tegenwoordig vreemd en
rustelooswat scherp bij hare vroegere onverschilligheid
afstak en niot voordeelig op haar uiterlijk werkte. Hij
was vroeg vertrokken het scheen tusschen hem en den
prins ook niet geheel als vroegerde koude adem scheen
ook hen beroerd te hebben. Morgen vroeg wilde hij naar
zijn vader gaan hij ging nu naar huis maar een on
weerstaanbare macht scheen hem in de tegenovergestelde
richting te voeren.
Daar stond hij nu naast haar. Zij toonde hem al die
ontelbare kleinighedende groote en kleine gaven op
haar tafelhare kleine handen woelden ze bevend door
elkander. Ze zag er dien avond onbeschrjfeljk lief uit.
Het had hem voor de oogen goschemerd, toen hij bin
nenkwam. H j zag niemand anders dan haar, zooals zj daar