BUITENLAND. geering moet er zich buiten houdenzij moet onzijdig zij moet hoe onaangenaam het woord sommigen ook in de ooren moge klinken zij moet neutraal blijven. Het antirevolutionaire «program" wil, dat tegenover het Mohammedanisme het Christelijk karakter der natie niet wordt verloochend"; het is reeds duidelijk dat wij hetzelfde wenschenmaar als men tegenwoordig de Re- gef.eing in plaats van de natie wil stellen en aan de Regeering de taak wil opdragen die aan de belangstelling der Christenen in Nederland en aan hun ijver voor do uitbreiding' van het evangelie moet blijven toevertrouwd, dan komen wij tegen die rolverwisseling in verzet. Wij liberalen hebben nooit iets anders verkondigd dan wat ook het antirevolutionair «program" wildat «alle be lemmering voor de vrije prediking van het Evangelie dient opgeheven"; maar wij zijn tevens overtuigd dat de Regeering voor de handhaving van de openbare orde en de rust moet zorgen en daarom de prediking van het Evangelie niet kan toelaten op een plaats waar opstand, moord en doodslag er de gevolgen van zouden zijn en dat zij geen expeditios mag uitrusten om de zendelingen te beschormen en hun do gelegenheid te verschaffen om overal waar zij verkiezen in veiligheid hun bekeerings- work te verrichten. Zulk een hulp en medewerking gaan niet alleen boven onze krachten maar ook al waren wij daartoe bij machtetegenover de Mohammedanen mag <le Regeering zich daartoe niet leenen. KELGIE. Den 4 heeft de minister van binnenl. zaken antwoord gegeven op de interpellatie van den keer Janson over den brief van generaal van der Smissen waarin deze zijne verontwaardiging te kennen had ge geven over het verslag, in zake den brand in het paleis to Laeken aan den gemeenteraad aldaar door den commis saris van politie en den burgemeester uitgebracht. Hij stelde op den voorgrond dat hij van dit verslag eerst den 8 Februari kennis had gekregen. Het werd toen onmiddellijk medegedeeld aan zijnen ambtgenoot van oorlog en reeds den 11 was een onderzoek bevolen. De bewoordingen van dit verslag waren uiterst beleedi- gend voor het leger, en het onderzoek had bewezen, dat de daarin vervatte beschuldigingen bovendien valsch waren, met name de bewering, als zou mej. Drancourt aan de vensters om hulp hebben staan roepen en om gekomen zijn ofschooD men haar gemakkelijk met voor de hand staande ladders bad kunnen redden. De minister sprak er zijne bevreemding over uit, dat de burgemeester zoo lichtzinnig de ongegronde beweringen van den com missaris van politie [die er zelf niet bij was geweest maar ziek en nagenoeg blind zijne kamer hield] voor zijne rekening had genomen. De commissaris zelf had, gelijk de minister voorlas, erkend dat zijn verslag op onjuiste inlichtingen van ondergeschikten steundoon verklarende dat hij het leger geenszins had willen be- leedigen, verzocht zijn verslag te mogen introkken. De regeering had nu beslotendezen ambtenaar niet af te zetten, maar hem iu zijn ambt te schorsen. Wat den burgemeester botreft, deze had hot stuk voor zich moeten houden en had do openbaarmaking betreurd. De minister van oorlog, generaal Pontus, akte nemende van de intrekking van het verslag door den commissaris, verklaarde de rechtmatige verontwaardiging van generaal v. d. Smissen te begrijpen, maar den vorm, waarin hij daaraan lucht gegeven had niet te kunnen goed keuren. Met zijnen brief bij dagorder aan het leger te doen voorlezen was hij te ver gegaan. Ook de bevelvoerende officier te Laeken had zich met zijn protest niet tot den burgemeestermaar tot zijn superieur behooren te wenden. De regeering had hare afkeuring over die handelwijze aan goneraal v. d. Smissen kenbaar gemaaktmaar zij kon den man niet straffen, die, aan een rechtmatig gevoel gehoor gevende, de eer dos legers verdedigd had. Do heer .Janson, die zich over het geheel voldaan verklaarde met de gegeven inlichtingen, bepaalde zich slechts tot het maken van eenige opmerkingou. DUlTSCHÏiAWIÏ. De Nordd. Zeitung vestigt de aandacht o. a. op platenvoorkomende in anders in Duitschland onbekende geillustreerde fransche bladen naar aanleiding van ue verkiezingen voor den Rijksdag en zegt ten slotte, dat, als ieder duitsch-vrijzinnigeofsocia- »Doe wat gij wilt" zcide zij, »lago zielen beoordeelen anderen naar zich zelf ik heb niets mot u te maken" Hij stond een oogonblik sprakeloos. Dat had hij eigenlijk niet verwacht. Zij durfde hem het hoofd bieden zij dacht dat hij te goedhartig was om te doen waarmoö hij haar dreigdo. Maar, bij God, zij vergiste zich! Zij was hem trotsch voorbijgegaan en had de straat bereikt, eer hij tot bezinning was gekomen. Met ge balde vuisten stond hij haar na te zien. Op de hertogelijke villa waren ook buitengewone dingen gebeurd. Prinses Marie was in de vroegkork geweest en had menigen nieuwsgierigen blik opgevangen. Zij zag er zeer bleek en vermoeid uitmaar voor het overige kalm en zelts opgeruimd. De Hertogin bad zich reeds vroeg naar de vertrekken harer dochter begevenangst en zorg hadden haar wak ker gehouden. Zij dankte den hemeldat prinses Marie haar gezond en kalm tegemoet kwam hoewel liet baai- aandacht trokdat do prinses er anders uitzag dau gewoonlijk. Haar gewone lusteloosheid was verdwenen en zij zag er uit als iemanddie een belangrijk besluit genomen hoeft. Zij wenschte tot groote verbazing der Hertogin een onderhoud met den prins. «Ik moet mij verontschuldigen over mijn gedrag van gisteren", sprak zij, »ik voel dat kot mijn plicht is." De Hertogin had er wel veel tegen in to brengenhot was geheel in strijd met de etiquette en zou natuurlijk weer aanleiding tot praten gevenmaar de prinses kreeg ten slotte haar zin. Tegen twaalf uur begaf de prins zich naar do villa, door vele nieuwsgierige blikken gevolgd. Hij zag er buitengewoon deftig en statig uit in zijn huzarenuniform, zijn gelaat scheen als uit mai'mer gehouwen. Prinses Marie ontving hem in het kleine salon. Zij droeg een eenvoudig ochtendkleed van donkerkleurige zijde. Freule von Doren was bij haar, maar werd listische kiezer zaghoe men in Frankrijk zijne stem opvat, Duitschland daardoor misschien het best tegen eene herhaling van verkiezingen als die van 10 Februari zou behoed worden. Spanje en Portugal zijn thans ook uitgenoodigd tot deelneming aan de arbeidsbijeenkomst te Berlijn. De Keizer heeft den minister van binnenl. zaken voor het duitsche rijk den heer von Bötticherbenoemd tot ridder van den Zwarten Adelaareene buitengewoue onderscheiding, welke iu den regel slechts aan vorstelijke personen verleend wordt. Ten vorigen jare ontving' de oud-minister von Puttkamer die orde. EAGELAAII.^ Do hoer Tust, conservatief, is den 8 te Sandford tot lid van het Lagerhuis gekozen tegenover een aanhanger van Gladstone. De conservatieve meer derheid was sedert de laatste verkiezingen met 800 stemmen verminderd. Do heer 'Irevelyan heeft een wetsontwerp ingediend strekkende om de parlementszitting in twee deelen te splitsen, het eene loopende van Februari tot Julihet andere van October tot December. Door de dezer dagen voor het verkeer opengestelde brug over de Forth is de reis van Engeland naar plaat sen in Schotland, die ten noorden van die rivier liggen, 2 uren verkort. Deze brug is lang 1 mijl en 1005 yards. De twee grootste spanningen zijn elk 1710 voeten; de grootste spanning tot nu toe was die van de Brooklijn- brug te Nieuw-York 15951/? voet. Bij den bouw, 'die t 36.000.000 gekost heeft, zijn 56 menschen omgekomen. Hoogerhuis. Bij tweede lezing is den 6 de wet omtrent de wijziging der inrichting van den Raad van Indie aangenomen. Lagerhuis. Den 7 hield de heer Webster eene uitvoerige rede ter wederlegging van de argumenten, door de oppositie ontleend aan de telegrammen tnsschen de Times en haren agent te Nieuw-York gewisseld, die door den heer Harrington waren voorgelezen. De heer Jennigs, conservatief, deelde mede dat hij aan de motie Smith betreffende het rapport der Parnell- commissie de volgende woorden wenschte too te voegen «Bovendien meent- het Huis zijnen plicht te doendoor het gedrag te veroordeelen aan hendie valsche be schuldigingen van moord tegen afgevaardigden inbrachten." FliAÜKBMK De commissie voor de in- en uit gaande rechten heeft aangenomen een recht van 3 fr. op maïs en van 5 fr. op maïsmeel. Den 8 is te Parijs de doodstraf voltrokken op twee jeugdige personen, Jeantron 17 en Ribot 20 jaren oud, die eene oude vrouw vermoord hadden. President Carnot had ge weigerd deze straf in gevangenisstraf te veranderen, omdat in den laatsten tijd reeds aan zoo vele misdadigers wegens hun jeugdigen leeftijd verzachting van straf was toegestaan. Bij de herstemmingen voor de Kamer op den 9 zijn gekozen te Gien de republikein Lorealin het tweede district van Toulouse de monarchist Labotte Loches de monarchist Muller; te Fontenay de republikein Guil- met en te Tours de boulangist Delahaye. In het eerste district van Toulouse moet herstemming plaats hebben. Kamer. Den 4 heeft de boulangist Pontois aan de regeering inlichtingen gevraagd over de benoeming van den heer Mazeau tot voorzitter van het Hof van Cassatie. Na een kort antwoord van den minister van justitie werd met 320 tegen 86 stemmen overgegaan tot de orde van den dag. Daarna werd met 275 tegen 199 stemmen goedgekeurd dc verkiezing van deu directeur der fabrie ken te Creuzot, den heer Schneider. De beer Lanr lichtte den 6 zijne aangekondigde inter pellatie over de tot Frankrijk gerichte uitnoodiging om aan de berlijnscho arbeidsbijeenkomst deel te nemen toe. Hij verwonderde zich over deze uitnoodiging, want sedert 1870 was Duitschland tegen internationale bijeenkomsten. Hij veroordeelde de door Duitschland gevolgde staatkunde en behandelde daarop de economische zijde van hot vraag stuk. Zijne beschouwingen over Duitschlands staatkunde wekten vrij wat rumoer. In den loop zijner rede laakte hij dat de regeering door de pers Frankrijk's deelneming aan de bijeenkomst had doen bekend maken. De staatkunde van de twee vorige kabinetten kon, naar zijne meening, worden saam- gevat in deze twee woorden DuitschlandTonkin die van het tegenwoordig kabinet inDuitschland, Dahomey. verzocht hoentegaanzoodra de prins zich deed aan melden. Toen zij tegenover elkander stondenheerschte er een oogenblik eene pijnlijke stilte. De prins wachtte tot de prinses zon beginnen te spreken zij zag bleek en zocht te vergeefs naar woorden. 'Uwe Hoogheid", begon zij stamelend met bevende stem, die echter in vastheid won, naarmate zij zich meer op haar gemak begon te gevoelen»Uwe Hoogheidniemand weet wat ik u te zeggen heben wat mijne eer gebiedt u mee te deelen. Het was eene dwaling, dat ik uw vereerend huwelijksaanzoek aannamhet zij wrong radeloos de handen, »het was zonde, dat wij eene gelofte wisselden dio onze harten kond lietik ik moet oprecht zijn ik acht u te hoog een verbond dat op eene leugen berustzou een misdaad zijn en mijne gelofte valsch." De laatste woorden waren bijna onverstaanbaar. De prins had eerst verrast opgekeken en vervolgens met klimmende belangstelling naar haar geluisterd. Zij scheen hem ongeloofelijk veranderd zooals zij daar voor hem stond en hem eerlijk en oprecht en tevens verlegen aanzag. Hij bleef nog steeds zwijgen. Zij zag smeekeud tot hem op. «Gij zult mij helpen Uwe Hoogheid", sprak zij moedig«de staatkunde ver bond ons. Ik weet het en heb het duidelijk genoeg gemorkt hoe weinig ik voor u kan zijn daar ik vol strekt niet berekend bon om mijne plaats aan uwe zijde met waardigheid te vervullen »En dus daarom wilt gij mij uu in allen vorm be danken", viel de prins haar voor het eerst in de rede. Het was moeielijk te onderscheiden of zijn toon èf spot óf toorn uitdrukte. «Neen, Uwe Hoogheid, niet alleen daarom", ant woordde de prinses beschroomd, «ik ben evenmin vroolijk als levenslustig ik ben streng opgevoed nooit is mij schier eenige vrije wil gelaten, ik dacht, handelde en gevoeldezooals mij voorgepraat werd. Uw huwelijks aanzoek verraste mij; als automaat gaf ik u het jawoord, Middelerwijl liet men de vriendschap met Rusland varen. Het gezond verstand van het fransche volk kwam op tégen de aanwezigheid van fransche vertegenwoordigers ter bijeenkomst te Berlijn. Zelfs al ware de deelneming onschuldig dan is zij toch slaafsch (hevig protest links). Door naar Berlijn te gaanschijnt men te meenen dat Elzas en Lotharingen verloren zijn (nieuw protest). De minister van buitenlandsche zaken, de heer Spuller, antwoordde o. a., dat hij voor de verantwoordelijkheid zijnor taak niet terugdeinsde, maar dat hij de vader landsliefde op andere wijze begreep dan de heer Laur. Frankrijk mocht zijne deelneming niet weigeren aan eene bijeenkomst, welke zich ten doel stelde de arbeidsquaestie te onderzoeken. Hij gaf verder eene omschrijving van de naar Berlijn gezonden nota en merkte op, dat tusschen het verzonden dezer nota en de tegenwoordige interpel latie slechts 24 uren warea verloopen. Hij las ook nog de nota zelve voorde daarin voorkomende zinsneden welke op de klasse der werklieden betrekking hebben werfen levendig toegejuicht. De stemming over de eenvoudige orde van den dag word voorafgegaan door het stellen van twee af keurende motiën, doch deze werden verworpen. Vóór de stemming verklaarde de heer de Cassaguac, uit naam der rechterzijde dat telkens wanneer de bui tenlandsche vraagstukken zich voor Frankrijk mochten opdoener noch meerderheid noch minderheidmaar slechts franschen bestaan. Het einde der beraadslaging wasdat de Kamerop voorstel van den minister van buitenlandsche zaken, met 480 tegen 4 stemmen tot de eenvoudige orde van deu dag overging. Den 8 had de aangekondigde interpellatie plaats over do vestiging der franschen aan de Golf van Benin en de maatregelen der regeering tot bescherming der nederzet tingen tegen de bevolking van Dahomey. De heer Btienne, onder-secretaris voor koloniën, ant woordde in hoofdzaakdat de koning van Dahomey Frankrijk s rechten betwistte, Frankrijk's beschermheer schap weigerde te erkennen en zich met gewapende benden op Porto Novo geworpen had. Drie compagnieën van Se negal werden afgezonden en versloegen zijne benden. De regoering had tot zoover haren plicht gedaan. Er zouden krachtiger maatregelen genomen moeten worden, niet om Dahomey te verovoren, maar om der bevolking van dat rijk eene heilzame les te geven en den trouwe- loozen Koning te tuchtigen. Daarvoor moest men echter met voldoende middelen optreden. Een buitengewoon krediet bohoefde daarvoor niet aangevraagd te worden. (Toejaiching.) Daarmede was de interpellatie afgeloopen. ITALIË. Bij eene interpellatie zeide de afgevaar digde Imbriani, dat de heer Crispi niet eerlijk jegen s hem bad gehandeld. De voorzitter verzuimde dezen afgevaardigde te ver zoeken zijne woorden terug te nemen, waarop minister Crispi zeer vertoornd de zaal verliet. In parlementaire kringen was men van oordeel, dat de voorzitter der Kamer zijn ontslag zou moeten vragen want de heer Crispi was geenszins voornemens toe te geven. Pogingen om den voorzitter Bianchei-i te bewegen zijn verzoek om ontslag terug te nomen, gelukten niet. Hij bleef bij zijn besluit om het voorzitterschap neer te leggen. Den 10 werd in de Kamer een brief van den heer Biancheri voorgelezen waarin hij verklaarde zijn ontslag te nemen. Op voorstel van minister Crispi werd met algemeeuo stemmen besloten dat ontslag niet aan te nemen. OOSTE AH.IJK-HÖ1VG AR.I.ÏE. Minister Tisza heeft wegens verschil van gevoelen met zijne ambtge- nooten over de vraaghoe te handolen tegenover den nog altijd buiten Hongarije vertoevenden vrijheidsheld van 1848, Kossuth, zijn ontslag genomen. De Keizer ontving den 7 den heer Tisza ten gehoore en verklaarde al het mogelijke te willen toegeven om hem op zijn post te handhaven. Hij uitte tevens den wenschdat de regeeringspartij aaneen gesloten mocht blijven. De heer Tisza bleef echter op zijn verzoek om ontslag aandringen, na beloofd te hebben, dat hij als leider der liberale partij in de Kamer de tegenwoordige staatkunde der regeering zou blijven steunen. Den 9 ontving de Keizer graaf Czapary, thans minister van landbouwer, zijnen vermoe- delijken opvolger. gij wist het en vroegt naar niets anders, ik was slechts een levenlooze pop. In schijn zou ik mijne plaats aan uwe zijde innemendaar u geen vrije keus gelaten werd. Toen zou ik mij nog in mijne rol gevoegd hebben, maar sedert Zij streek een paar maal met de hand over liet voor hoofd, terwijl er een wonderlijke glans uit hare oogen straalde al het linksche en onbeholpene was verdwenen en met kalme waardigheid zag zij tot den prins op. «Sedert dien tijd", begon zij opnieuw«heb ik zelf standig leoren denkon en gevoelen. Er zijn zeker» na tuurrechten, die men zelfs der vorstendochter niet mag ontzeggen. Ik gevoelde de weinig eervolle plaatsdie voor mij bestemd was, ik gevoelde dat ook ik een hart bezat, dat misschien eenmaal zijne eischen kon laten gelden gisteren streed ik mijn laatsten strijd, waardoor ik nu tot het genomen besluit ben gekomen. Gij zijt een edel mensch Uwe Hoogheidik vertrouw ugij zult mij helpen." Hoe was het mogelijk, dat dat diezelfde doffe blauwe oogen waren, waarin zich bare gevoelige ziel thans weer spiegelde. De prins was een en al verbazing. «Ik dank u", sprak hij eindelijk «ik dank u van ganscher harte voor uw vertrouwen hot zal niet beschaamd worden. Maar de zaak is ernstiger, dan gij misschien gedacht hebt. Ik zou in uwe afwijzing, al is zij nu niet zoo gemakkelijk te motiveoren, desnoods berusten, en misschien kon ik vindingrijk genoeg zijner een vorm voor te vindon, die de wereld bevredigde De toon waarop hij sprakwas schertsend zoodat de prinses tot haar gonoegen opmerkte, dat zij hem niet beloedigd had. Waarom zou hij ook eigenlijk beleedigd zijn hij be minde haar immers niet en deze oplossing zou hem zeker naar den zin zjjn. «Maar", vervolgde hij langzaam, «sedert gisteren avond, Uwe Hoogheid, zijn de zaken veel veranderdgjj hebt u te veel vrijheid veroor loofd. Het rendez-vous in het bosch met mijnheer von Borkfeldt Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1890 | | pagina 2