BINNENLAND.
Interpellatie van den heer A.
VAN DEDEM over de wijziging
in het ministerie.
STA TEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Zitting van don 12.
De heer A. van D e d e m vroeg ia de regeoring
bereid mede te doelen de overwegingendie gegolden
hebben bij de oplossing der crisis en handhaaft zij hare
meening, op 28 Januari uitgesproken, dat zij binnen den
kring barer bevoogdheid wil medewerken om in Indio
onze positie als christennatie te handhaven?
In eene uitvoerige toelichting wees hij er opdat er
voor de afstemming der begrooting van koloniën in do
Eerste Kamer geene redenen, in de begrooting gelewen,
aangevoerd waren; dat gebrek aan vertrouwen on andere
grieven het votum beheerseht hadden en oorzaak van
mooielijkheden waren voor het kabinet en vertraging in
den wetgevenden arbeid. Dat votum en de gevolgen er
van wekten onrust en deden min of meer twijfelen, of
de regeering haar program onveranderd bleef handhaven.
Ofschoon voor hem niet twijfelachtig, vvenschte hij toch tot
geruststelling eene uitdrukkelijke verklaring, overtuigd
dat een christenvolk zijn ondergang tegemoet gaat, als
het niet de verantwoordelijkheid aanvaardt voor de ver
kondiging van het Evaugelie onder de inlandsche chris
tenen en mohammedanen.
Minister Mackaj verklaarde, dat de afstemming der
begrooting" van koloniën een zware en gevoelige slag
voor het Kabinet was. Het votum was niet ongedaan
te maken en men moest langs grondwettelijken weg tot
oplossing komen. De verschillonde wijzen, waarop dit
mogelijk was, had de hoor van Dedem reeds uiteengezet.
Ontbinding der Kamer was niet mogelijk met 't oog op
de iuoeielijkheid de juiste redenen te omschrijven die
tot afstemming noopten. Afkeuring van regeering,sbeleid
kon men ook niet aannomon; tegenover hen, die een grief
maakten van do voorkeur van den minister voor hot
christelijk element in Indië, golden bij andere moer per
soonlijke grieven. Verschillende partijen werkten mode.
Eene politieke meerderheid legde niet eene bijzondere ver
klaring af. Gebrek aan vertrouwen was het hoofdmotief.
Men moest dns komen tot vervanging' van den minister
van koloniën. De aandacht viel op den heer Lobman,
die steeds in de Kamer de staatkunde der regeoring ver
dedigde en gehool in den goest der rogeering de schoolwet
hielp tot stand brengen. Waar deze bereid was het beheer
van binnenlandsche zaken te aanvaarden, was hij bereid
geweest het koloniaal departement te beheeren. Ook nu
nog wordt gehandhaafd de verklaring op 28 Januari j.l.
afgelegd; reeds vroeger heeft do regeoring dit gezegd. Zij
is overtuigd, dat de verspreiding van het ohristendom de
beste waarborg is voor ons gezag in Indie en voor de
beschaving en ontwikkeling. Hij meent hiermede de vra
gen van den heor van Dedem te hebbon beantwoord.
De heer Tak van Poortvliet achtte aanvulling
der regeerings ver klaring uoodig. Hij wees er op dat
de regeering bevestigd had de door den interpollant ook
toegestemde opvatting, dat het regeeringsbeleid door de
verwerping dor begrooting van koloniën niet afgekeurd
was. Eerder wees hij op de groote verantwoordelijkheid,
die de miuister Mackay op zich genomou had om het
ministerie van binnenl. zakenaan het hoofd waarvan
hij terecht opgetreden was, te verlaten, terwijl van dit
ministerie verwacht moest worden uitvoering van de
grondwettelijke bepalingen betreffende kiesrecht, belas
tingwezen en defensie en hij op zich genomen had de
uitvoering der schoolwet. Wat heeft den minister be
wogen zich zoo plotseling aan de op hem rustende ver
plichtingen te onttrekken Zal hij slagen in de oplossing
van de vele indische vraagstukkenwelke aan de orde
zijn r Is het zijne bedoeling die vraagstukken op te los
sen Dan is zijn optreden verantwoord. Wil hij oene
toezegging in dien zin geven Zoo ja, waarom is dan
het zwaartepunt van binnenl. zaken naar koloniën ver
plaatst Hij stolt deze 3 vragen
1°. V\ aarom heeft de tegenwoordige minister van ko
loniën het departoment van binnenl. zaken verlaten
2°. Waarom is de afgetreden minister van binnenl.
zaken opgetreden als minister van koloniën?
3°. Is daardoor het zwaartepunt van het staatkundig
beleid verplaatst van binnenl. zaken naar koloniën V
En zoo ja waarom
De heer W. K. van Dedem wensclit. daarbij nog
deze vraag te voegenwelk is 't regeeringsstandpunt
tegenover den godsdienst in Indie Zal zij dezelfde of
eene andere gedragslijn volgen dan vorige regeeringen
op dit stuk Hij schetst dat standpunt mot de woorden
van dr. A. Kuijper, in de Handelingen van 16 November
1875 voorkomondo en stelt de grieven nador in liet licht,
die men tegen den heer Kenchenins had.
De heer van Alp hen wil het standpunt schetsen,
dezerzijds tegenover het Christendom in Indie aan te
nemen. 1. Men dient zich op christelijke wijze te ge
dragen tegenover Indie, vooral in zake opium. 2. Het
recht op vrijheid van geweten van den inlander moet
geëerbiedigd en tevens de verzengende stroom van den
Islam gestuit worden. 3. Het is een eisch. aan de regee
ring van het christelijk Nederland te stellen, te streven
naar een waardige positie van het Christendom in Indie.
Dit pograrn is ook getrokken uit de rede van het kamer
lid Kuyper en hij vraagt, of de regeering het daarmede
eens is.
blikken genoeg, die hem zouden zien. En toch had hij
een gevoel, alsof hij haar tot eiken prijs moest spreken.
Reeds had hij besloton, om zich door eeno ruimo fooi aan
hare kamenier den toegang tot haar te verschaffen, toon
hij eensklaps eene gedaante gewaar werd, die hem lievig
deed ontstollon. Dat was do man die Beate gisteren
zoo onbeschaamd had aangestaard hij sloop om de
villa heen on stond nn onder Beate's venster. Wie was
hij? Wat wilde hij? Zon hij werkelijk in eonigo betrek
king tot haar staan
Eenige weinige schroden brachten Felix bij den vreem
deling. Do straat was geheel verlaten. Alle bedienden
waren naar het strand gegaan, om de booten en later
het vuurwerk te zien.
Wordt vervolgd).
De heer S c h a e p m a n verdedigde den heer Kenche
nins. Die minister had nooit zijn dogmatisch christelijk
bewustzijn op den voorgrond gesteld. Hij trachtte naar
de grootste onpartijdigheid en reebtzin bij de behartiging
der christelijke belangen in Indie. Maar men had hem
byna gesardom hem tot uitingen te verleiden waar
door men hem kon voorstellen als den fanaticus. Dit
gaf aanleiding tot een misverstand, dat bij betreurt en
de liberalen ook wel zullen gaan betreurenwant zij
hebben door die fout van zich vervreemd de staatkun
dige mannen dezerzijds die op koloniaal gebied anders
met hen meegaan. De oplossing der crisis is beheerseht
door de begeerte om den algemeenen staatkundigen toe
stand van het kabinet onveranderd te doen blijven en
het koloniaal beheer niet te doen lijden. De portefeuille
van binnenl. zaken was overgegeven aan iemandwien
dezelfde geest bezielt en die denzelfden weg zal volgen
als zijn voorganger Men heeft geen reden te twijfelen,
of de uitvoering der schoolwet zal in denzelfd'en geest
geschieden Geen zncht tot zetelverandering dron°* den
heer Mackay.
(Stoornis links Laat de Minister dit zelf verklaren
Ik heb toch mijne meening te zeggenIk ben over
tuigd dat hij uit vaderlandsliefde handelde. Het zwaarte
punt van een kabinet is nooit gezocht in het departement,
maar in den persoon van den bewindsman.
Minister Ma c k ay antwoordde aan den heer W. K. van
Dedemdat hij hem dankbaar was voor zijne aanhaling van
dr. Kuypor. Dit verkortte hem zijne taak. De regeering
kan zich volkomen bij diens woorden neerleggen. De
vorige minister Keuchenius dacht niet anders. Iu ver
schillende maatregelen van den heer Kenchenins vond
hij geenein strijd met het hierbedoelde beginsel. De
regeering achtte het hare roeping en taak, met inacht
neming van de belangen der Mohammedanen, te zorgen,
dat eene Cbristenregcering zich niet schame (sensatie
links) voor hare belijdenis in Indië, Wat de rode van
den heer Tak betreftde verschuiving in het Kabinet
was zeer ernstig en de vertegenwoordiging moest met de
positie, waarin de regeering gebracht wasrekening
houden. Het zwaartepunt is niet verlegd naar Koloniën,
al zou dit niet vreemd zijn voor eene koloniale mogend
heid van den tweeden rang als Nederland. Bij vroegere
minister ver wisselingen heeft men nooit die vraag gedaan.
Na de totstandkoming der schoolwet had hij reeds de
hand gelegd aan hare uitvoering: de verdere uitvoering
kon hij gerust overlaten aan zijne nieuwen ambtgenoot
Niet uit vrees verliet hij het departementvóór zijn
vertrek toekende hij nog de toelichting op de defensie-
wetten, die thans bij den Raad van State zijn. Zelfs de voor
standers van kiesrecht wijziging zullen van de verschui
ving geen grief tegen hem maken. In zake de regeling
der gemeente-financiën bestaat geen verschil tusschen
den vroegeren en den tegenwoordigen minister van bin
nenl. zaken. Alleen één bericht omtrent de crisis is
door hem tegengesproken omdat het van verdere strek
king was.^ Daaruit volgt niet, dat niet-tegengesproken
berichten juist zijn. De eenstemmigheid in het Kabinet
i3 buiten kijf en het zwaartepunt niet verplaatst.
De eindstemming over de pensioenwetten wordt
bepaald op den 19 na de pauze.
De heer van Houten bleef het o.a. vreemd vin-
----- ""v v.mi» x et ru-
dendat de regeering aan de Kamer geene mededeeling
deed die zij waard achtte tot een dagblad te richten.
Hij handhaafde het recht der Eerste Kamer om een vo-
tom uit te spreken als zij deed en zag geen reden om
te tremen over het heengaan van den heer Keuchenius,
die de lichtvaardigheid van een hervormer had, maar
de kracht van een zoodanige miste. Hij was zelfs geen
administiateur. Niet alleen kan men zeggen hij ruste
in vrede, maar ook hij rust in vredehij zal naar zijne
meening thans genoemd kunnen worden'een christelijke
anti-kapitalist. Hij zette daarna breedvoerig uiteen 'hoe
bevreemdend de oplossing der crisis was geweest,
Do heer Rutgers van Rozenburg meende
dat do Eerste Kamer haren plicht gedaan had, door het
wanbeleid van koloniën af te keuren, daar werkelijk
minister Keuchenius staatsgevaarlijk was. De vraag was,
welke politiek zal nu aau koloniën gevoerd worden
Van den heer Lohman mag men slechts consequentie
verwachten. Maar dan weet men ook, dat aan het dep.
van binnenl zaken de bezadigdheid voor gevaarlijk partij-
drijven zal plaats maken.
Do heor Roëll betwijfelde, of de heeren Mackay en
Lohman eensdenkend zijn over de uitvoering dor schoolwet
en toonde dien twijfel door aanhalingen uit goschriften
van don heer Lohman aan. V ooral was die twijfel ge
grond ten aanzien van het hooger onderwijs. De heer
Mackay had niet het recht om waar het de uitvoering'
der pas aangenomeu schoolwet betrof, voor welke hij
zich borg gesteld had, zijne plaats te verlaten, tenzij hij
zich als de hervormer voor Indie bij uitnemendheid
mocht beschouwen.
De heer D omelaNieuwenhuis beschouwt deze
boiaadslaging als niet van practische beteekenis. De
regeering meende, dat de oplossing der crisis iu het lands
belang is en daarmee is het uit. Hij had gedacht, dat het
koloniaal beleid eene regoeringszaak wasmaar het mi
nisterie denkt er anders over, zooals men ziet. Hij
raadde de linkerzijde overigens aan zich te beperken en
den tijd niet noodeloos te rekken.
De heer van Nunen behandelde de zaak van de
christelijke staatkunde in Indie door de regeering cn in
verband hiermedeiu hoever zij te dien aanzien eeno
andeie staatkunde had te volgen. Vroeger werden han
delingen gepleegd, hoogst nadeelig voor ons gezag. Dit
zal deze regeering niet doen. Zij zal belang- stellen in
do verbreiding van het christendom en met beleid han
delen, ook tegenover
van ons gozag.
De lieer Heemskerk kwam op tegen de aanvallen
tegen den heor Kouehouius buiten zijne tegenwoordigheid
en achtte ook de verdediging van de Eerste Kamer on
gewettigd, omdat zij niet is aangevallen en wel dcgolijk
het staatkundig beleid van de regeering in de Eerste
Kamer is aangevallen zoodat uit. dien hoofde de bewe
ging in den lande hare verklaring vindt. Hij deed overi
gens uitkomen dat het regeeriugsbeginsel onveranderd
is gebleven. Do heer Mackay is naar koloniën gegaan
om het bedreigde punt van de vesting te reddon
De minister van koloniën verdedigde nader
de handelwijze dor regeering als volkomen constitu
tioneel. Zij heeft duidelijk verklaard, dat er geene ver
andering in het regeeringsbeleid zal plaats hebben
"VIC1U UllU
de Mohammedanen, in het belang
waarom de verwisseling ran titularissen plaats had, komt
er minder op aan. In den ministerraad is het voorzit
terschap niet aan do politieke leiding verbonden. Deze
blijft bij don tegenwoordigen minister van koloniën en
alle groote maatregelen van wetgevenden aard behooren
onder die leiding, _o. a. het defensiewezen.
VVat de redactio der benoemings-beslniten voor de
ministers betreftwaarop de heer van Houten aan
merking gemaakt had, zij heeft met de staatsrechtelijke
verandering niets te maken; er bestaan ook veel antece
denten van die qnalificatie.
Als koloniaal horvormer wil hij niet optreden. Groote
hervormingsplannen beteekenen in theorie niets. Het zal
uit zijne daden moeten blijken, hoe hij over de koloniale
kwestie denkt. Wat de onderwijswet betreftmeent hij,
dat de heer Röell zich vergist in zijne opvatting omtrent
do denkbeelden van den heer Lohman. Deze denkt
daarover homogeen met zijn voorganger. Hij verklaarde
eider, dat ook ten opzichte van het hooger onderwijs
geen verschil van moening bestaat, behoudens 's ministers
uitdrukkelijk verzet tegen afschaffing van eene der Rijks-
Hoogoscholen.
De iniuister Lohman verklaarde, dat dit jaar geene
voorstellen aangaande het kiesrecht zijn te wachten? Hij
onderschreef de verklaringen van zijnen ambtgenoot
Mackay aangaande het onderwijs, waarmede het bekende
manifest der anti-revolutionairen niet streed. Hij wil, ook
bkjkens zijne brochure, oprecht bevrediging. Hij zal
wet uitvoeren naar letter en geest. Omtrent het
hooger onderwijs koestert hjj goedé wenschen voor het
viije onderwijsmaar dit is niet zoo gemakkelijk te
verwezenlijken en hangt mede af van de medewerking
der Staten-Generaal. Don- 13 voortzettinc.
Den 21 wordt van wege de Algemeene Vereeni
ging vooi Bloembollencultuuronder bescherming van
Z. M. den Koning te E5 Hi I,KMT eene groote ten
toonstelling geopend van bloeiende bol- en knolge
wassen en van bouquetten cn versieringen van bloemen,
insgelijks alleen van bol- en knolgewassen afkomstig.
Deze tentoonstelling zal plhats hebben in de groote
muziekzaal van de Societoit Vereeniging en bijbohoorende
zalen, zeker een der meest geschikte lokalen voor der
gelijk doel hier te lande. De tentoonstelling blijft tot
den 25 geopend. Dergelijke tentoonstellingen worden
door genoemde vereeniging o-m. de vijf jaar gehouden en
zijn daardoor zeer geschiktden vooruitgang in het
bloem,bollenvak gedurende zoodanig tijdvak in°het licht
te stellen. De laatste dergelijke tentoonstelling werd in
1885 gehouden en overtrof alles wat er in deze speciale
afdeeling van den tuinbouw vroeger werd te aanschouwen
gegeveu. Er is goede grond voor de verwachting, dat ook de
nu aangekondigde tentoonstelling aan het doel zal beant
woorden. De Vereeniging heeft voor de te houden tentoon
stelling van vele zijden ondersteuning gevonden. Hot heeft
H. M. de Koningin behaagd, eene gouden medaille ter be
schikking te stellen en een aantal bijdragen, zoowel in me
dailles als in giften en bijdragen voor het waarborgfonds, zijn
ontvangen o. a. van den prins en de prinses von Wied,
van verscheidene instellingen en ingezetenen van Haarlem
en omstreken. De gemeente Haarlem heeft een bedrag
va n J 700 beschikbaar gesteld en voor J 300 deelgenomen
in het waarborgfonds. Ook van verschillende afdeelingen
der Vereeniging zijn bijdragen toegezegd. Er zijn
253 prijzen^ uitgeloofdbestaande in gouden-, verguld
zilveren-, zilveren- en bronzen medailles en wel voor
105- verschillende artikelen als hyacinthen tulpon
narcissen crocus amaryllis verschillende bol- en knol
gewassen voorts voor orchideën bouquetten enz. Het
laat zich verwachten, dat deze tentoonstelling een bezoek
overwaard zal zijn.
Den 10, des morgens ongeveer half tien ure, is het
inkomende stoomschip Hartvillo in de groote sluis te
op de binnenwaterkeerende binnen-eb-
deuien geloopen tengevolge van een verkeerd uitgevoerd
commando en heeft deze beide gebroken. Bij het terug-
stoomen, waarbij de sterke stroom ook zijn invloed uit
oefende werd bovendien eene boven-ebdeur verbrijzeld.
Het kanaalwater, niet langer gekeerd kunnende worden
stroomde vrijelijk in de Noordzee uit.
De vloeddeuren bleven gelukkig ongedeerdzoodat
het vloed water bohoorlijk kon worden gekeerd.
De scheepvaart door de grooto sluis was door dit
ongeval geheel gestremd.
Spoedig na het ongeval bevonden zich ter plaatse de
Commissaris des Konings in dit gewest en do hoofdin
genieur van den Waterstaat in het 9 district en wer
den de noodige maatregelen beraamd.
Den 11 werd de sluis bezocht door den minister van
marine, den hoofdinspecteur van den waterstaat Caland
en den inspocteur Conrad.
Bij duiker-onderzoek is gebleken, dat het slnisgebouw
en do taatsen der verbrijzelde deuren niet geleden had
den zoodat na het vervangen dezer douren door de re
servedeuren de scheepvaart op den ouden voet hersteld
zal zjjn. Met het uitvoeren dezer werkzaamheden werd
dadelijk aangevangen.
Bereids zijn de gebroken deuren opgeruimd en is een
der reservedeuren bijgebracht, zoodat, onvoorziene om
standigheden bnitengesloteu, de sluis weldra voor het
verkeer kan worden opengesteld.
Dien dag werd van de kentering van den stroom ge
bruik gemaakt om, met gelijken stand van hot buiten
en binnenwatereen drietal groote stoomschepon door
te latenwaaronder de Amsterdam met ruim 250 rei
zigers of landverhuizers.
Op het engelsche stoomschip is beslag gelegdterwijl
een gewapende sloep van hot wachtschip to Amsterdam
onder hevel van oen officier daarbij de wacht houdt.
Er wordt eene borgstelling voor 40000 geëischt.
Nader wordt berichtdat men er in geslaagd is de
boven-ebdeur van do groote schutsluis door eene reserve-
deur te vervangen, zoodat den 12 hij het wegvallen van
hot buitenwater tijdens de eb hot kanaalwater op de
gewone wijze kou worden gekeerd. Ook de scheepvaart
door do groote sluis is weder hersteldmet dien ver
stande, dat alleen met de vloeddeuren kan worden geschut.
Den 6 en 9 werden door do rederijkerskamer te
OTEHLEKK opgevoerd de volgende stukken: »De
geneesheer van J. II. Jansen. »Een unrtjo voor de
bruiloft, van 'Ih. van der Stempel, en Dorps-sociaal
democraten. De opkomst van de leden was veel grooter
dan bij de eerste uitvoering en het spel werd ook nu
weder met bijvalsbetuigingen van de toeschouwers beloond.