18 Juni 1815. 18 Juni 1890 SLAG BIJ WATERLOO. Historischen Optocht 1 E R T H A. k Feuilleton. SCHUTTERIJ. I No. f)l. Twee en Negentigste «Jaargang, 1890. W E IJ D A G 23 MEI. Officiëel Gedeelte. INSCHRLI VING ter gemeen te-secretarie alhier, op DINS DAG en DONDERDAG, 's mor gens van 12 tot 2 nnr tot 1 Juni 1890. Mishandeling van dieren. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Xnterdagnvond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor AlkmaaT 0,8D; franco door het geheele rijk 1 De 3 nummers f Telefoonnummer 23. Prijs der gewone Advertentiën Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven ran co aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. In de geschiedenis van ons vaderland mag zeker de dag, waarop aan vreemde overheersehing een einde werd gemaakt, mede ook door den roem onzer wapenen, waarop aan ons volk de pas herkregen VRIJHEID en OXAFH.OKUXtlJ&HMB opnieuw werd gewaarborgd, de dag, waarop den grooten Franschman voor goed een halt werd toegeroepen door de vereenigde europeesche legers, - de 18 Juni van het jaar 1815, waarop de SLAK BIJ WATERLOO werd gewonnen, die dag moet zeker wel bij ieder Nederlander een gevoel van dankbaarheid wekken, de herinnering daaraan mag ongetwijfeld ons volk tot geestdrift en vreugde stemmen. Die overweging leidde de ondergeteekenden er toezich te vereenigen tot eene COMMISSIE, die zieh tot taak heeft gesteld, den 18 Juni dezes jaars, wanneer een tijdperk van VIJF EV ZEVEVTIG JAREV na de schitterende overwinning op het slagveld van WATERLOO zal zijn voorbijgegaan ook hier ter stede tfeestelijk te herdenken. En zij meende dat niet beter te kunnen doen dan door het, in den voormiddag, houden van een waarvan het ontwerp reeds door den heer Jb. MASDOK.P is gereed gemaakt. Om dien echter goed te doen -slagen, is geld noodig en het is daarom, dat zij een beroep doet op de mede werking der ingezetenen ten einde haar door RUIME DIJDRACrEV in hare pogingen te steunen. De commissie zal de vrijheid nemen daartoe zoo- spoedig mogelijk met 1ATEEKEALIJSTEJV rond t,e gaan. Zij, die onverhoopt daarmede worden voorbijgegaan, worden beleefd verzocht, hunne beschikbaar te «tellen bijdragen aan een der ondergeteekenden toe te zenden. J. NUHOUT VAN DER VEEN Voorzitter, H. VAN DEN BERG. J. J. BOOGH. H. BOSSERT Hz. G. BOSSERT Rz. G. T. M. VAN DEN BOSCH. N. A. CONIJN. A. GOEDE Dz. H. W. HOLSMULLER. P. H. M. IBINK MELENBRINK, Penningmeester. CL JANSSEN Cz. Namens de Fee-stcommissie, A. MAGLAINE PONT Eere-Voorzitter. J. P. KOOL Pz. C. KOSTER. Mr. A. M. DE LANGE. P. DE LANGE P.Bz. Jb. LUTTEROT. -Jb. MASDORP. Ju. J. M. PALEARI. M. PREIJER. A. PRINS Az. F. H. RENGERS Dr. J. C. M. SIMON THOMAS. Mr. F. W. TER SPILL. H. SIEBERT COSTER, Secretaris. UIT HET HOOGDUITSCH VAN E. ECKSTEIN. 20) Zoo droomde zij voort, zonder doel, zonder bepaalde richting. Zij had weder op den grooten stoel voor de schrijftafel plaats genomen. De oudegrijze folianten schenen bij het roodeflikkerende kaarslicht dubbel ge heimzinnig. De groote inktkoker wierp eene lange, eigen aardige schaduw op de muur het best te vergelijken met eene reusachtige bokaal. Allerlei tooneelen gestal ten en beelden trokken in onafgebroken volgorde aan haar geestesoog voorbij; het tegenwoordige paarde zich op fantastische wijze aan het verleden. Zij doorleefde nog eenmaal de eerste ontmoeting met den kolonel von Anzendorffnog eenmaal de jammerlijke gebaren van den aestheticns gedurende den tocht op het meer dan weder zag zij freule von Halffkerke als tweeëntwin tigjarig meisje en met haar al de jongelui uit die dagen, allereerst die eene die onbekendedie Otto von Anzen- dorff dat stond bij haar vast met al den gloed zijner jeugd moest hebben liefgehad En nu ruischte er en bewoog zich iets in de lucht dat op een naderenden wiekslag geleek. In een wijden man tel gehuld, zweefde eene bleeke spookachtige verschijning met een grooten baard door het venster. De muren schudden het was Thomasius, de Alchymist. Hij hield een flesch in de hand geklemd, die met een glinsterend vocht- was gevuld. Ziehiersprak hij en zijne stem klonk als de snaren van eene oude, verroeste guitaar »hier breng ik u het geluk het edele, gondverwekkende poeder! ik heb het gevonden na jaren lange, moeitevolle studie. Meng salpeter, zwavel, arsenicum, antimonium en kwikzilver dooreen, laat het alles te zamen in eene kroes smelten, giet een droppel zonnenolie in de gloeiende massa en werp er dit poeder bij 1 Dan zult gij uw doel bereiken Dan hebt gij goud, goud, goud; dat wil zeggen eenwige jeugd eeuwige vroolijkheid, eeuwige liefde Hertha rees versehrikt op. Waarlijk zij was in haar stoel in slaap gevallen. Het sloeg buiten twee uur. Luister, wat was dat Sloop daar niet iemand over den gang? En zij had hare deur nog niet gesloten. De geest van Thomasius zweefde nog steeds boven het kas teel Een angstig gevoel en toch zoo onbeschrijfelijk bekorend. Zij zou zich toch zeker vergist hebben. De kleine smous sliep zoo rustig in zijn mandje Zijne regelmatige ademhaling was haar een waarborg, 'dat alles in orde was. Hoe het ook zijer was toch iets bovennatuurlijks in de lucht en daarbuiten hoorde zij telkens zoo vreemd zuchten. Zou het de wind zijn, die sinds eenige oogenblikken was opgestoken Misschien naderde het onweder. De kaars flikkerde zoo angstver wekkend, evenals het leven, wanneer het op het punt is uitgebluscht te worden. Maar luister, daar kraakte weder iets buiten Hertha glimlachte. Hoe dwaas om zoo te schrikken Een van de vensters op den gang zou zeker niet op den haak zijn. Zij nam de kaars van de schrijftafel, hield de hand voor de vlam en ging de kamer uit. Juist, dat was het. Zij zette het raam vast. Toen zij zich omkeerde, blies een tocht de -kaars uit. In het eerste oogenblik wist zij niet wat te doen. Maar zij kende den weg. Links van de trap moest zij omslaan. Het was stikdonker. Het weerlicht was opgehouden De wind bracht geen onwedermaar joeg het voor zich nit. Hertha lieptastend langs den muurvoort. W aar bleel nu de trap Dat was nu toch verdrietig. Zij was zeker verkeerd geloopenNu bleef zij staan. Een zonderling gevoel overviel haar. Eene zuchtende vrouwenstem klonk door de stilte van den nacht. Hertha voelde dat zij een kleur kreeg. Zij was de onvrijwillige getuige van een gesprek de keel werd haar als dicht- Zijdie in aanmerking willen komen voor de betrek king van helpster bij liet onderwijs in de vrou welijke hand werken aan de openbare school voor onvermogenden te Alkmaa r, worden verzochtzich bij eigenhandig op zegel van f 0,22| geschreven verzoek schrift te wenden tot den gemeenteraad vóór 28 Mei 1890. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar; In ervaring gekomen dat vele personen de gewoonte hebben om bij het vervoer van varkens, wanneer deze onwillig zijn, den vinger in hun oog te steken om ze zoo doende te noodzaken verder te gaan; Vestigen de aandacht op deze afkeurenswaardige mis handeling onder herinnering, dat deze handelwijze aan leiding kan geven tot het instellen eener vervolging op grond van den inhoud van artikel 254 van het Wetboek van strafrechtluidende Mishandeling van een dier wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maan den of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden. Indien het misdrijf in liet openbaar gepleegd wordt wordt gevangenisstraf' van ten hoogste vier maanden ol" geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden opgelegd. Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verloopen sedert lie schuldige wegens hetzelfde misdrijf onherroe pelijk is veroordeeld kan de gevangenis met een derde worden verhoogd. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar. Aan de gemeente-politie is opgedragen, op de naleving van dit wetsartikel streng toe te zien. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 20 Mei 1890. De Secretaris, NUHOjJT VAN DER VEEN. gesnoerd. Zij stond voor de slaapkamerdeur van het echt paar von Gruthenau. »Dat eenwige, afgezaagde klagen!" hoorde zij den baron zeggen. »Gij moest u schamen over zulk een verwijt antwoordde de barones. »Weken maanden lang heb ik gezwegen en ook nu zou er geen woord over mijne lippen zijn gekomenindien gij mij er niet toe hadt genoodzaakt." »Ik Hoe dan >Gij verontrust u over mijn uitzichtover de stomme gelatenheid waarmede ik mijn lot draag Gij eischt van mijdat ik juichen zalterwijl het hart mij dreigt te bersten! Alsof gij niet zelf de schuld draagt van de zwarte kringen om mijne oogen KurtKurtgij hebt mij ongelukkiger gemaakt dan ik u ooit zeggen kan eu als wij onze kinderen niet hadden de arme, onschul dige kinderen Ja ja ik ken die gelegenheidsfrase Maar ik ver klaar op mijn woord dat gij daarmede niets bij mij uit werkt Gij lijdt aan hersenschimmen. Wat doe ik dan Zeg het dan tochWaarmede heb ik u nu weer be- leedigd iik smeek uspaar mij de bijzonderhedensprak de barones op waardigen toon »Ik heb het al sedert langen tijd opgegeven u tot eer en plicht terug te bren gen. Doe zooals gij wiltmaar toon ten minste eerbied voor den huiselijken haard Als gij ook maar eene poging doet, om dergelijke dwaasheden te herhalen, jaag ik Lore de deur uit Zachtkensheel zachtkens gleed Hertha voorbij. Zij hoorde nog het gemaakte lachje van den baron; daarna streek een luchtstroom langs haar gloeiend voorhoofd. Zij volgde dien en vond nu hare kamer spoedig terug. De deur was opengesprongen. Angstig en gejaagd, alsof zij kwaad had gedaan, sloot zij de deur van hare kamer. Daarna stak zij het licht weder aan en begon zich bevend van zenuwachtigheid, weder te ontkleeden. Daar ritselde iets in den zak van hare satijnen japou. Een briefjeHoe was dat er in gekomen Ah, een gedicht

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1890 | | pagina 1