PARIJSCHE BRIEVEN. Binnenland. LXIII. Een spreekwoord hier zegtles jours se suivent et ne se ressemblent pasen voorzeker moet een ieder de waarheid van dit spreekwoord erkennen wanneer hij zich even de moeite wil getroosten het Nationale feest van dit jaar te vergelijken bij dat van 1889. Toen was er sinds de Opening der expositie geen droppel regen gevallen ieder stad- en landgenoot stelde zich dus veel voor van de pret die 14 Juli zou aanbrengen, en ziet, juist op dien dag betrok de hemelen overgoot ons met stroomen water. Heden is het juist omgekeerd; nog geene week is het geledendat wij door weer en wind in den modder ploeterden, met treurige blikken staarden wij op de reusachtige aanplakbilletten die ons zoo veel moois beloofden illuminatiën vuurwork kermis op het Champs de Marswaterfeest op de Seinebals in de open lucht en wat niet al meer en durfden ons niet vleiendat er veel van al die mooie voorspiegelingen zou terecht komen. En zietjuist op dezen dag wordt ons de grootste verrassing bereidwij kunnen in den vroegen morgen onze oogen niet gelooven, de zon schijnt helder aan den hemelloodzwaar valt de lucht op ons neder. Het is plotseling om te bezwijken. In een oog wenk zijn wij gekleed en op straat en per omnibus gaat het thans naar de Place de la Concorde. Het beeld van Straatsburg is reeds met verscheidene kransen, bouquetten en vlaggen versierdrustig treden wij naderen be merken dan dat wij geheel alleen staan te midden van een troepje politieagentendie ons een oogenblik met rust latendoch daarna zeer beleefd verzoeken door te loopen. Een beetje verder staan nog meer agenten die steeds met zachten drang het publiek dwingen door te loopenzoodoende ontstaat er rondom Straatsburg's beeld eene leegtedie telkens wordt aangevulddoch even spoedig door de politie onderhouden wordt. Een officier geeft aanhoudend zijne bevelen, de bereden politie doorkruist het plein in alle richtingen wij doen dus evenals alle andere nieuwsgierigenen wachten waaropdat weten wij zeiven niet. Tegen tien uur ongeveer meenen wij in de verte een weinig drukte te ontdekkenen werkelijk vormt zich bij de brug van Concorde een groep van heeren en enkele dames man nen en eene eenige elzazische vrouwen hooren wij het gesnotter eener trompet. Daar nadert de groep onmid- delijk dringen wijpubliek mede naar voren doch de officier die het bevel voertheeft zijne maatregelen goed genomen en ondanks de haast die wij makenhebben de agenten toch nog juist den tijd gevonden een grooten kring te trekken rondom het beeld van Straatsburg en wij blijven buiten dien kring. Daar binnen wordt de vrij sterke groep der manifestanten toegelatenallen dragen het roode anjelierbloempjehet kenteeken der boulangisteu. Wat is die partij geslonken, niets als#nt handjevol manifestanten. Terwijl een man op hot beeld klautert en bezig is een vaandel er op vast te binden komt er plotseling beweging en leven in de groep, het is Paulin Mérv die ondanks het verbod der politie toch eene toespraak wil houden en door twee agenten wordt aangepakt en naar het bureau gebracht. Dit brengt natuurlijk eene opschudding te weeg, in een oogwenk zijn wij door den cirkel der agenten heen gebroken doch de tijd is verredat de boulangisten nog iets be- teekenden twee personen die te dicht met de agenten in aanraking komenworden ook nog opgebracht en daaraa is spoedig de orde hersteld. Wel begrijpende dat er hier voor ons niets meer te kijken valtnemen wij den terugtocht aan langs do groote boulevardsen door de drukke faubourgen St. Denis en St. Martin welke als altijd uitblinken door de menigte vlaggen. De Place de la République is zeer fraai versierd het is er tevens kermis en vol met kramen. Intusschen is het middag geworden, in de stad zelve is tusschen dejeuner en diner niet veel te doen, want gij zult wel niet gesteld zijn op de gratis-voorstellingen in de verschillende theaters. Niet dat deze voorspellingen niet bijzonder mooi zijn, het zou zelfs wel eens aardig zijn, zoo midden tusschen al dat eenvoudige volk te zitten, doch het booze punt voor ons is het wachten buiten de deur. Om daar queue te maken van af 's morgens acht zij tot belooning voor de gelukkige jaren die hij aan hare liefde te danken had, zoo wanhopend moest lijden. Was het dan hare schuld Had hij het alles niet vooruit gezien en in weerwil daarvan hare hand gevraagd «Het is zoo herhaalde hij, afgemat het hoofd schud dend toen Wladimir Orlowsky nog eenmaal de moge lijkheid te berde brachtdat hij zich vergiste. «Ik heb u nog niet alles gezegd. Er zijn dingen, die men zelfs tegenover den meest vertrouwden vriend niet mag aan roeren Laat ons er niet verder over spreken Gij zoudt even good het bestaan der wereld in twijfel kunnen trekken Gij moet mij echter helpen. Ik vertrouw meer op uw gezond verstand, op uw onbevooroordeeld gevoel dan op mij zeiven. Ik ben zóó vreeselijk zenuwachtig, dat ik onmogelijk kan onderzoeken zelfs wat het beste is Zóó kan ons leven niet voortduren, dat zult gij zelf begrijpen. Ik ben nu nog onbesmet en vlekkeloos voor het oog van de wereld. Of die man het ooit gewaagd heeft zijn gevoel in woorden te uiten ik bedoel of hij haar ooit zijne liefde heeft bekend dat is voor mij nog een geheim. Hoe het echter zij. de toestand komt mij zóó ernstig voor, dat ik onherroepelijk tot handelen word gedwongen. Alvorens echter een besluit te nemen, is het goed den raad van een trouwen vriend aan te hooren en de zaak van alle kanten te bekijken. Daarom ben ik u dankbaar, dat gij mij aan het spreken gebracht en zoo geduldig aangehoord hebt." Orlowsky drukte hem zwijgend de hand. «Merkwaardig", ging de kolonel na eene kleine pauze voort, merkwaardig Van het eerste oogenblik af, dat ik dien man leerde kennen, voelde ik een geheimen af keer van hem die onder den invloed van zijne buiten gewone beleefdheid en voorkomendheid langzamerhand minder werd en eindelijk geheel verdween. Het komt mij thans voor eene waarschuwende stem te zijn geweest. Maar hoe had ik kunnen droomen zelfs, dat de toekomst zulke gebeurtenissen aan mijn oog verborgMaar nu ter zake. Ik zal kort zijn en ais ik geëindigd heb, zegt gij mij onverholen uwe meening. Ik weet vooruit dat gij 't met mij eens zult zijn, maar indien ik mij vergis, welnu, tot 's middags één of twee uur, neen dat is niet aardig. Gaan wij dan liever naar do groote parade te Longchamps, wij hebben kaarten voor de tribunes, doch laat ons even afspreken waar wij elkander terugvinden, want wij heb ben roode, blauwe, gele kaarten, alles voor verschillende tribunes. Waarom wij zulke kaarten hebben, die ons beletten bij elkaar te blijven ja dat weetik niet, laat ons het ook maar niet onderzoeken en maar blij zijn, zoo wij nog een goed plaatsje vinden. Wij doen ons best, mevrouw Carnot te ontdekken, en werkelijk onder scheiden wij de tribunes der hooggeplaatste personen, doch wij zijn te ver af, om die heeren en dames zelf te her kennen. Later vernam ik nog, dat mevrouw Carnot een zeer fraai licht groen toilet droeg, met voor op de borst wit satijnen eene witte kanten kraag. Verder een capothóedje eveneens licht groen met wilde rozen en blaadjes opgemaakt. Tegen half vier begint de parade u die geheel te beschrijven, zou wat lang duren, boven dien zijn de namen der meeste generaals aan u en mij al even onbekend. Hetgeen echter in deze parade bij zonder uitblinktdat is de charge of stormpaseerst door de infanterie, daarna door de artillerie en eindelijk in vliegende vaart door de jagers, dragonders en kuiras- siers uitgevoerd. De avond vindt ons nattfurlijk op het Champs de Mars, daar is het kermis, verlichting van den Eiffieltoren, lumineuse fonteinenvuurwerk op de Jenabrug, illumi natie van het Trocadero. Behoeven wij er bij te voegen dat het er overal propvol is. Thans blijft ons niets meer over dan te gaan dansen of, zoo wij niet meedoen, dan de bals af te loopen en te genieten van de prettige vroolijkheid van die duizenden draaiende en rondtollende paren. Het bal van Gil Bias" op het Operaplein is zeer druk bezocht, daar bonzen de paren tegen elkander hetgeen niet belet, dat er hard gedanst wordt Hebt gij ooit Parijzenaars zien dansen, dat wil zeggen, het volk in de open lucht Het is be paald buitengewoon, maar zoo danst misschien geen ander volk; dat draait en springt, en tolt en joelt, praat, lacht, schreeuwt, alles bij elkaar en ieder danser heeft voor al dat leven genoeg aan een plaatsruimte van een halve el in het vierkant. Alleen voor de quadrille is meer ruimte noodig, vooral om aan de jonge mannen gelegenheid te geven hunne armen omlaag en hunne beenen in de lucht te werpen. Van Gil Bias gesproken, dat is eene courant voor de elegante wereld, zeer groote letterkundigen zijn daarvan de gewone kronikeurs. Intusschen is het geen blad hetwelk in eene kalme burgerfamilie tehuis behoortwant vele kronieken zijn zeer dikwijlszoo niet immoreeldan toch niet netjes. Ditmaal echter gaf Gil Bias ons geene letterkunde doch uitgaande van de gedachte dat op den nationalen feestdag niemand de courant leestheeft het geestige blad een nieuw middel gevonden, om zooals het zelf zegt te vermaken de voorbijgangers hen heden te behagen en morgen op nieuw te beginnen." Gil Bias dan kwam uit geheel in prenten, niets dan aardige tee- keningen«de herderin van Montmartre" zeer geestig van Pierrot (A. Willette). «John Buil tehuis", eene allergrappigste karikatuurkaart van Engeland door Sahib Emile Zola als smid kloppende met de linkerhand aan de deur der fransche academiedoch gereed met een grooten hamer die deur open te slaan zoo zij zich niet gewillig opent. Nog zou ik u kunnen spreken over de feestcantate over de vroegere nationale feesten over Jeanne D' Are enz. enz., ik zal dit echter voor een volgend maal bewaren. Parijs 15 Juli 1890. J. M. T. Den 15 is aan het strandop ongeveer een half uur afstand van Huisduinen een van twee knapendie na het middagmaal aldaar in zee waren gaan zwemmen, verdronken. Beide knapen zonken plotseling in de diepte weg, doch een hunner werd nog gered door den onmid dellijk toegeschoten kustlichtwachter A. E., die het on geval bemerkte. Hij was niet in staat, zijn eigen zoon te redden daar deze reeds in de diepte verdwenen was. Bij kon. besluit van den 16 is de veearts, de heer H. van der Linden te Mijdrecht, als plaatsvervanger toegevoegd dan vraag ik uwe meening alleen voor den vorm. Ik wil het verwijt ontgaan, dat ik in zulk eene gewichtige zaak lichtvaardig of zonder grondig onderzoekook van mij zeiven, zou gehandeld hebben." Een zeldzaam voorgevoel maakte zich van Orlowsky meester en zijn gelaat was bijna even bleek als dat van den koloneldie intusschen met klimmende zelfbeheer- sching voortging «Drie gevallen zijn denkbaar ik bedoel logisch denkbaar, want in zedelijken zin is het eerste onmogelijk en het tweede in hooge mate bedenkelijk. Het derde blijft dus slechts over. Maar ik doe daar een al te grooten sprong. Laat ik u dus eerst de drie gevallen verklarenIk kan den raad volgen van een bekend wijsgeer, die ons in twijfelachtige en moeilijke vragen aanbeveelt nimmer tot daden over te gaanquieta non mover eIk laat dan dezen onverk wikkelijken toestand voortduren laat alles bij het oude zie kalm toe hoe Hertha worstelt met de demonen die haar vervolgen wacht met ootmoed af hoe lang deze strijd zal duren, of zij eindelijk toch niet het onderspit moet delven en sleep mijn ellendig leven voortGij begrijptindien dit mogelijk was dan had ik gezwegen. Ik kan mij ook voorstellen dat mijne rol is afgespeeldik kan grootmoedig zijn en tot Hertha zeggenHerthagij bemint een ander; ik begrijp het, want die andere is jong en schoon en ik ben leelijk en oud. Wij zullen ons laten scheiden. Trouw dan in Godsnaam dien anderen, die mij in uw hart heeft verdrongen Ik zal beproeven het overige van mijn leven met mij zeiven alleen door te brengen Acht gij zulk een uitweg mogelijk Indien er geen andere en betere is, misschien wel", zei Orlowsky aarzelend. »Het is niet mogelijk!" antwoordde de kolonel. »Ik wil mij zei ven liever geheel en al buiten spel laten. Ik zal zelfs niet in overweging nemendat ik dan tot het einde van mijne dagen diep rampzalig zou zijn. Ik wil alleen aan haar denken, aan Hertha, aan hare toekomst. Geloof mij, beste Orlowsky. het is geen ziekelijk coquet- teeren met onbaatzuchtigheid en grootmoedigheid, dat mij aan de districtsveeartsen, wien Utrecht en Haarlem als standplaatsen zijn aangewezen, ook toegevoegd aan den districtsveearts, wien 's-Gravenhage als standplaats is aangewezen. Den 17 is door het gemeentebestuur van Helder aanbesteed het bouwen van een lokaal voor den afslag van zeevisch aan de Buitenhaven aan het Nieuwediep. Laagste inschrijver de heer D. de Vries aldaar voor 4420. Den 17 is te Beilen eene boerenwoning door den bliksem afgebrand het vee is mede omgekomen. Den 17 is te Zaandam met 7 van de 10 stemmen tot tijdelijk wethouder benoemd in plaats van den heer A. F. G. Avis die bedankt had, de heer P. Latenstein, die deze benoeming aangenomen heeft. Den 17 des avonds is een huzaar, te Zutfen in garnizoen bij het baden in de nieuwe zweminrichting aan den Graal Oittosingel verdronken. Den 17 is bij Vucht de spoorwegwachteres, vrouw Langelerdoor den bliksem gedood. - Den 17 des morgens werden door den veldwachter te Oude-Pekela twee jongelieden voor het gemeentehuis in het gras liggende gevonden, die bij onderzoek bleken engelschen te zijn. De een was doofstom en de ander doofzij schijnen in het begin van Juni het ouderlijk huis te Londen ontvlucht te zijn en waren waarschijnlijk door de pruisisehe regeering over de grenzen gebracht. De burgemeester stelde hen. ter beschikking van den officier van justitie te Winschoten. Den 17 des avonds is te Wijk aan Duin eene aan den heer P; de Wildt behoorende koe door den bliksem getroffen en gedood. - Bij kon. besluit van den 17 is benoemd tot notaris te Amsterdam, de heer P. W. Noorwegeneandidaat- notaris aldaar. Bij kon. besluit van den 17 is met ingang van den 29 benoemd tot burgemeester van Monnikendam de heer J. M. Lamaïson van Heenvliet. Den 19 had te Haarlem des namiddags de op tocht plaats van de deelnemers aan den zangwedstrijd bij gelegenheid van de herdenking van het 60jarig be staan der koninklijke liedertafel »Zang en Vriendschap" en des avonds op de Groote Markt de muziek- en zang uitvoering met verlichting voor het algemeen. De wed strijden op den- 19 en 20 hebben den volgenden uitslag gehad. Ie Afdeeling. Verplicht koor »De Barre Rots" van Ph. Loots. Ie prijs, gouden medaille, geschonken door Teylers Genootschap, met eene premie van 150; 2e prijs ver gald zilveren medaille met 75 premie, 3e prijs, ver guld zilveren, 4e en 5e prijs zilveren en 6e-prijs bronzen medaille. Opgekomen 15 vereenigingen behalve het verplichte koornummer, werd één nummer naar eigen keuze gezongen. Ie prijs «Aurora" uit Arnhemmet «Vom Rkein", van Max Bruch. 2e prijs »Apollo" uit Amsterdam, met «Zondag op het Meer", van G. A. Heinze. 3e prijs «Fidelio" uit Utrecht, met «Verlangen", van Heinze. 4e prijs «Caecilia" uit Amsterdam, met «Psalm VIII", van R. Hol. 5e prijs «Sappho" uit Hoorn, Les Esprits de la Nuit", van F. Riga. 6e prijs «Kunst na Arbeid" uit Amsterdam, met «Op waarts", van R. Hol. Prima-Vista Zang, verdeeld in 3 afdeelingen. In elke afdeeling werd uitgeloofd le prijs verguld zilveren, 2e prijs zilveren en 3e prijs bronzen medaille. le Afdeeling: le prijs «Aurora", Arnhem; 2e prijs «Wormerveer's Mannenkoor"; 3e prijs Sappho", Hoorn. 2e Afdeeling: le prijs niet toegekend; 2e prijs «Ami- citiae", Amsterdam; 3e prijs «Crescendo". Haarlem. 3e Afdeelingle prijs «Cecilia", 's-Gravenhage2e prijs «Euterpe", Amsterdam. 2e Afdeeling. Verplicht koor «Zonneschijn" van Jb. Kwast. le prijs gouden medaille, geschonken door de gemeente Haarlem, met f 200 premie 2e prijsverguld zilveren medaille, met 100 premie 3e prijs verguld zilveren medaille met 50 premie. Opgekomen 5 vereenigingen, ieder met een nummer naar eigen keuze. le prijs «Crescendo" uit Haarlem met «Super Flumina Babylonis", van F. Hiller als vrij nummer. 2e prijs «Onderlinge Oefening" uit Amsterdam met «Les Esprits de la Nuit" van F. Riga. 3e prijs «Haagsch Mannenkoor" uit 's-Gravenhage met «Zondag op het Meer" van G. A. Heinze. Den 20 des avonds had de wedstrijd om den eereprijs plaats tusschen de vereenigingendie in de le en 2e afdeeling den len prijs behaald hadden. De prijs bestaande uit een zilveren lauwerkrans, werd met algemeene stemmen toegewezen aan «Crescendo" te Haarlem. op dit standpunt steltmaar innige waarachtige liefde voor Herthawier wel en wee zelfs in deze ont zettende vraag bij mij op den voorgrond staan. Welaan dan, luister naar hetgeen ik zeg. Ik ken Hertha te goed; zij zou mijn aanbod van de hand wijzen. Zij zou zich helder bewust zijn van het ontzettende offer dat ik bracht. Juist mijn moed in het dragen en dulden van mijn leed zou haar plichtgevoel wakker schudden. Maar aan genomen zelfs, dat ik haar kon overhalen, dan weet ik zeker, dat in hetzelfde oogenblik, waarin zij mij verliet, het berouw zou ontwaken dat zij radeloos worden zou onder den druk van zelfverwijt en medelijden. De ge dachte aan de wanhoop van den mandien zij had achtergolaten zou oorzaak zijndat zij geen gelukkig uur meer had. Het doel van mijne handeling zou dus mislukt zijn; ja, wie weet, of zij dan nog wel zou kunnen besluiten dien anderen hare hand te reiken Er volgde nu eene benauwende pauze. Otto von An- zeDdorff staarde roerloos voor zich op den grondhet scheen weldat hij al zijne krachten verzamelde voor het laatste beslissende woord. Eindelijk hernam hij met fluisterende stem «Dat is dus niet mogelijk. Er blijft dus slechts het derde geval overIk laat Hertha niet vermoeden, dat ik haar onzaligen hartstocht heb doorzien en maak mij zeiven van kant. Een goad gericht pistoolschot Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1890 | | pagina 2