334e Staatsloterij.
Stads-Berichten.
Teekenonderwijs.
No. 16848 f 1500; Nos. 5036 en 11359 f 1000; Nos
5890 en 12985 f 400; Nos. 9035 en 11276 f 200; Nos.
10471,10696, 16911, 19027,20624, 20811 f 100.
Nr. 16496 f 20.000; Nr. 11813 1500; Nr. 20258
J 1000 Ns. 1498 en 5646 f 400; Ns. 7668 en 19609
200; Ns. 766, 5633, 9549, 10002, 10758, 12553 en
15214 100.
bieden en tegen overgave daarvan tot afgifte van de
rogge sommeeren. Als eenig antwoord werden de ge-
consigneerden door de beide hoofden der bergers gesom
meerd aan hen 800 bergloon te betalenwaartegen
hun de rogge zon worden afgegeven. De geconsigneerden
dagvaardden nu de beide Urkers voor de arr. rechtbank
te Alkmaar tot afgifte der rogge zonder betaling van
bergloonwijl de bergers door te weigeren het gebor-
gene tegen voldoenden borgtocht aan de rechthebbenden
af te geven volgens art. 548 Wv. K. alle aanspraak
daarop hadden verloren. De Urkers lieten betoogen
vooreerst dat zij niet de «enigen waren die de rogge
hadden en konden afgevendat de borgtocht ook het
bergloon van het schip had moeten omvatte a en dat het
bedrag van den borgtocht onvoldoende was.
De rechtbank wees hierop oen interlocutoir vonnis
waarbij zij de exceptie van de gedaagden op grond van
de door hen gedane sommatie verwierp, en evenzeer het
eerste bezwaar tegen den borgtocht ongegrond verklaarde,
daar het tot de ongerijmdheid zoude leidendat een
eigenaar, om zijn goed terug te krijgen, ook borg zoude
moeten stellen voor bergloon voor goed van een ander.
Bleef dus als eenige vraag over, of het bedrag voldoende
was, waaromtrent de rechtbank een deskundig onderzoek
beval. De deskundigen, drie oud-gezagvoerders, rappor
teerden dat den bergers een loon van f 600 zou zjjn
toegekomen en dat alzoo een borgtocht van f 800 ruim
voldoende was te achten. De eisch werd hierop toege
wezen. Toen dit eindvonnis aan de beide gedaagden was
beteekend wilden zij nog niet de rogge afgeven, zonder
betaling te krijgen van 600 bergloon. Deze weigering
deed de eischers besluiten, den bij het vonnis toepasselijk
verklaarden lijfsdwang uit te oefenen.
Op eene daartoe gehuurde stoomboot nam de deur
waarder de noodige zakken enz. mede, om niet verlegen
te zijn wanneer de Urkers op het herhaald bevel de
rogge eens mochten afgeven, alsmede 5 rijksveldwachters.
De veroordeelden voldeden niet aan het herhaald bevel
en werden na eenig verzet van de overige bewoners
aan boord gevoerd en te Alkmaar in gijzeling gesteld.
Na eenige dagen werden zij daaruit ontslagendaar
inmiddels de zaak was geëindigd met eene schikking,
waarbij de Urkers de rogge behielden en een bedrag
•voor de waarde daarvan en de proceskosten betaalden.
2e klasse, le lijst, 4 Aug.
2e klasse, 2e lijst 5 Aug.
Met 1 Augustus is de commies 4e klasse de heer
C. D. Brakke geplaatst aan het postkantoor alhier.
Tot pastoor alhier in de Dominions kerk is d#or
den bisschop van Haarlem benoemd de heer J. A. Hfiijs.
- Den 4 werd alhier, in het gymnastieklokaal, eene ver
gadering gehouden, die door een vrij groot getal onder
wijzers en onderwijzeressen werd bijgewoond.
De heer Poutsma opende ongeveer 10 uur die bijeen
komst met een woord van welkom aan de aanwezigen
en de verklaring, dat, na te den Helder eene dergelijke
conferentie bijgewoond te hebben, hij gerust durfde ver
zekeren van het nut daarvan overtuigd te zijnen hij
twijfelde niet of allen zouden bij het einde daarvan met
hem instemmen. Hij gaf daarop het woord aan den heer
Hoeukamp van Utrecht. Spreker deelde tot inleiding
mede, dat door hem eene dergelijke conferentie was ge
houden te den Helder en eene wandeling door deze 19e
eeuwsche plaats en het oude stadje Alkmaar gaf stof te
over om op te merken dat dit laatste veel meer aan
trekkelijks aanbood, door hier en daar in of aan
gevels en gebouwen aangebrachte versieringen of afwis
selende vormen dan de veelal eentonige en onder ééne
lijst gebouwde huizen, die de straten in het 19e eenwsche
plaatsje vormen. Verschillende tentoonstellingen, in Lon
den, Parijs enz. gehouden, hadden duidelijk bewezen dat
de nederl. kunstnijverheid bij die van onze naburen moest
achterstaan. Als eerste oorzaak daarvoor werd gedacht
aan den achteruitgang in het teekenen. In de 16e, 17e
en 18e eeuw werd in ons land veel en goed geteekend
en geschilderd, terwijl dit in den laatsten tijd ongeveer
tot nihil was gedaald. Dit hoofdzakelijk had de maunen
die het inzagen aangespoord het teekenen tot verplicht
leervak te verheffen; en nu het dit eenmaal was, werdeu
van regeeringswege pogingen aangewend, de onderwijzers
en onderwijzeressen eenigszins in te lichten tot hoe ver
men dit teekenen op de lagere school zou brengen en
hoe men het kon en moest aanleggen om zoo na mogelijk
het doel te bereiken.
Eenigszins uitwijdende over het nut van het teekenen,
bewees hij dat niemand een of ander voorwerp beter
kan beschrijven, dan nadat hij het eens heeft afgeteekend.
Om het af te beelden toch moet het van alle kanten bezien
zijn en met opmerkzaamheid, niet oppervlakkig beschouwd.
Teekenen wekt dus de opmerkzaamheid en bij herhaling
wordt dit eene gewoonte die den opmerkers boven an
deren een bron van genot verschaft en dus het hare
bijdraagt tot verhooging van den zedelijken toestand
behalve wat het door het zien en teruggeven van fraaie
vormen nog bijdraagt tot ontwikkeling van schoonheids
gevoel. Voor vele vakken is het onmisbaar, bij andere
levert het onbetwistbaar groot gemak, en zelfs finantieele
voordeelen op, hetwelk spreker door verschillende voor
beelden ophelderde. Teekenen is op een platvak weer
geven wat op een vlak, of somtijds in de ruimte wordt
gezien; dus in het laatste geval de schijnbare gedaante
van eenig voorwerp. Spr. zou het vak indeelen als volgt:
1°. teekenen naar model; 2°. naar een eens gezien model,
dus naar herinnering en 3". naar gedachte, nieuwe groepee
ring of samenstelling van waargenomen voorwerpen, dus
naar ontwerpen. Dit laatste komt echter op de lagere
school niet voor. Het eerste is doel en daarvan zal zooals
hij in zijne rede aantoonde het twepde het gevolg zijn.
Achtereenvolgens werd het volgende nu behandeld, en
waar spreker dit noodig oordeelde, nader ontwikkeld of
toegelicht
1. Het teekenonder wijs in de lagere school moet m de
eerste plaats ten doel hebbenOntwikkeling van het
waarnemingsvermogen en van de vaardigheid om het
geen gezien wordt of vroeger gezien isaf te beelden
Toch mag de vorming van den goeden smaak niet be
schouwd worden als eene zaak die daarvan geheel is
af te scheiden integendeel de grondslag daartoe kan en
moet reeds in de lagere school worden gelegd.^
2. Het teekenen dienstbaar gemaakt aan eenigwak van
nijverheid het vakteekenen kan in de lagere school
niet worden onderwezen; het behoort daar ook niet tehuis.
3. In de lagere school moet het kind kunnen leeren
een gewoon en weinig samengesteld voorwerp uit onze
dagelijksche omgeving naar de natuur en op eenvoudige
wijze te teekenen. Bjj het verlaten dier school op 13ja-
rigen leeftijd moet het meerendeel der leerlingen in staat
zijn zoodanig voorworp, zooals stoof, emmer, flesch, tafel,
bankje, enz. naar die voorwerpen zelve op een plat vlak
af te beelden te kunnen teekenen op lei, bord of papier.
4. Nateekenen van goede voorbeelden naar plaat heeft
geen nutomdat het niet verklaard kan wordenwant
al weet de onderwijzer waarom de lijnen deze bepaalde
richting hebben, hij kan dit zijnen leerlingen niet verklaren
door het gemis bij hen van voldoende kennis der perspectief.
Tevens moeten zij daar de noodige vaardigheid hebben
verkregen om eene eenvoudige vlakversieringwaarin
rechte en gebogen lijnen voorkomen uit de vrije hand
te teekenen.
5. Het nateekenen van afbeeldingen van lichamen of
voorwerpen -- zaken, die drie afmetingen of relief heb
ben nioet bij het teekenonderwijs in het algemeen
maar vooral bij het elementair teekenonderricht onvoor
waardelijk worden uitgesloten. "Waar relief wordt afge
beeld, behoort dit naar de voorwerpen zelve naar de
natuur te geschieden.
6. De eerste teekenoefeningen kunnen in de laagste
klasse aanvangen.
7. Die eerste teekeningen bestaan inrechte lijnen
rechtlijnige figuren rechtlijnige versieringen regelmatig
gebogen lijnen figuren en versieringen uit rechte cn
regelmatig gebogen lijnen samengesteld, vrij gebogen lijnen,
figuren en versieringen uit rechte regelmatig gebogen
en vrij gebogen lijnen samengesteld. Wat de zuiver ge
bogen lijnen betrefthiermede kan men spaarzaam zijn.
Cirkelellips en ovaal zijn voldoende,
8. De modellen voor die oefeningen bestaan in voor-
teekeningen op het zwartbord, modellenboekjes en wand
platen. Bij al de teekeningen zorge men vooral in de
hoogore klasse, dat de vorm steeds onberispelijk zuiver zij.
9. Om het waarnemingsvermogen te scherpen, moeten
aan alle oefeningen van de allereerste af duidelijke
verklaringen voorafgaan. Ook bij het gebruik van boekjes
en wandplatenteekene de onderwijzer de motieven, die
als voorbeeld zullen dienensteeds den leerlingen op
het zwartbord voor opdat de leerlingen de figuur zien
ontleden en zien ontstaan. Daarom zij het onderwijs
steeds klassikaal.
10. De meest aanbevelenswaardige gereedschappen
bij deze allereerste teekenoefeningen te gebruiken zijn
grijsachtigniet te glad papier en een tamelijk zacht
potlood. Goede leien en zachte griffels kunnen in zeden
ook werkelijk goede diensten bewijzen.
11. De moeilijkheden, die ieder kind bij de allereerste
teekeuoefeningen zal ondervindenkunnen worden ver
minderd wanneer hem daarbij steunpunten worden ge
geven in den vorm van netwerken of van regelmatig op
het papier geplaatste punten of wel van punten
op de lei of van verdeeliugen langs de kanten daarvan
aangebracht. Leien met ingekraste of geverfde ruitjes
zijn zeer af te keuren.
12. Bovengenoemd hulpmiddel ruiten en stippen
moet evenwel met oordeel worden toegepast. De ruit
werken mogen niet te klein zijn en moeten gaandeweg
grooter worden om zich daarna op te lossen in stippen,
ten einde het kind zoodra mogelijk er toe te brengen
om zonder die hulpmiddelen dus geheel uit de vrije
han(i te teekenen. Er zijn scholen waarin de oefe
ningen in teekenkunst van jliot begin af, en met goed
gevolguit de vrije hand plaats hebben.
13. In ieder geval is het wenschelijk dat de onder
wijzer het daarheen wete te leidendat de kinderen op
acht- of negenjarigen leeftijd teekeneu uit de vrije hand
d. i. op blank papier zonder hulp van ruiten of stip
pen. Dan kunnen de oefeningen op eenigszins grooter
schaal worden uitgevoerd en dan kan met houtskool en
zwart krijt worden geteekend.
14. Het verdient aanbeveling dat in de vormen, die
bij dit laatste tot voorbeeld zullen dienen door een
voudige toepassing van vlakke toonen of kleuren de dui
delijkheid worde verhoogd en de aantrekkelijkheid worde
vermeerderd ook zelfs daarwaar het kind bij zijn
werk nog geen kleuren gebruikt. Het is wenschelijk
dat de kinderen leeren door de toepassing van kleuren
de vormenals zij die eerst zuiver hebben geteekend
te verfraaien. Dit dient op bescheiden wijze te geschieden.
Te zachte krijtsoorten zijn in dezen gevaarlijk. Het
kleuren mag geen hoofdzaak zijnmaar slechts dienen
als belooniug voor dengene die den vorm juist en zuiver
heeft nagemaakt.
Spreker toonde met platen aan dat door een beschei
den kleurtje veelal de duidelijkheid bevorderd en het
effect of de indruk dor teekening zeer verhoogd wordt.
15. Op de oefeningen naar vlakke figuren en versie-
ringsvormen volge het teekenen naar de natuur. De
daarvoor te bezigen modellen zijnEenvoudige moet
kunstige lichamen als vierzijdige pyramide kubus
prismakegelcilinder en bolin niet te kleine afme
tingen liefst in hout vervaardigd.
16. Om de eerste wetten van het zien in de ruimte
d. w. z. de porspectievische vormveranderingen in de
zichtbare lijnen en vlakken vooral ook met behulp
der in gesloten blokmodellen onzichtbare lijnen en vlak
ken duidelijk te verklaren, gebruike de onderwijzer
soortgelijke modellen in ijzerdraad uitgevoerd. Die voor
naamste wetten zijn a. Twee lijnen of twee voorwerpen,
die van gelijke grootte zijn kunnen schijnbaar in grootte
verschillend worden gezien; b. waterpaslijnen kunnen
gezien worden alsof het dalende of rijzende lijnen zijn
c. een veelhoek of een cirkel of welke figuur ook, uit
rechte of gebogen lijnen of uit beiden samengesteld en in
een plat vlak gelegen kan gezien worden als een rechte
lijn d lijnen die werkelijk evenwijdig zijn kunnen
dikwijls gezien worden, alsof zij in één punt samenkomen;
e. loodrecht staande lijnen worden steeds loodrecht gezien
en afgebeeld. Nadat die verklaringen met het draad-
modef in de hand zijn gegeven wordt don leerlingen
opgelegd ook naar die ijzerdraadmodellon te teekenen en
dadelijk daarop volge als toepassing van het geleerde
het afbeelden van hetzelfde lichaam in blokmodel.
17. Betreffende de verkortingen, in wijkende lijnen en
wijkende vlakken op te merken kan er reeds zeer veel
aan de leerlingen worden verklaard, zonder dat hun over
een tafereel oogpunt en afstandspunt wordt gesproken.
Het is evenwel wenschelijk, om aan de leerlingen, tege
lijk met de verklaring der allereerste wetten van het zien,
ook iets mede te deelen over het projectieteekenen
d. i. het teekenen in plattegrond en opstand om hen
duidelijk te maken dat een voorwerp op verschillende
manieren kan worden afgebeeld en welk verschil er be
staat tusschen het afbeelden van een voorwerp in zijn
waren vorm en in zijn schijnbare gedaante.
18. Daarwaar men met kans op eenig resultaat de
gronden der doorzichtkunde of perspectief meer weten
schappelijk kan behandelen, d. w.z. daar, waar men zal
kunnen komen tot verklaringen betreffende tafereel
horizon en grondlijnja misschien tot die omtrent oog
punt en afstandspunt, zij den onderwijzer groote bedacht
zaamheid groote matiging aanbevolen.
19. Het is te ontraden om groepen samen te stellen
van ijzerdraadmodellen en daar waar men dit doen wil
met blokmodellenmag zulk eon groep uit niet meer
dan ten allerhoogste drie verschillende lichamen zijn
samengesteld.
20. Draad- en blokmodellen zijn hoog te waardeeren
hulpmiddelen, maar het blijven hulpmiddelen, om te
komen tot het teekenen naar voorwerpenieder kind
bekendwaarvan de vormen meer afwisseling opleveren
en daardoor aangenamer zijn om te teekenen.
21. In de tweede plaats wordt, bij het teekenen naar
de natunr, gewerkt naar eenvoudige voorwerpen uit onze
dagelijksche omgeving, in hoofdvorm overeenkomende met
de genoemde meetkunstige lichamen alsdoos stooi
kistje, bankje, emmer, flesch, vaas, pot. enz.
22. Het teekenen naar de natuur geschiede in het
algemeen op papier met houtskool en zwart krijt De
voorwerpen worden steeds op flinke schaal afgebeeld.
Leien en papier met ruiten of stippen kunnen hier vol
strekt niet dienen.
23. Het aangeven van schaduwen geschiede op eenvou
dige wijzehet aanbrengen van gedoezelde achtergronden
worde zooveel mogelijk vermeden.
24. Het zij ieder onderwijzer aanbevolengroote aan
dacht te wijden aan het groote nutverbonden aan het
vervaardigen van vlugge schetsen in potlood of krijt naar
model en uit het geheugen.
25. Het gebruik maken van maatstokjes, passer en liniaal
is streng af te keuren bij het teekenonderwijs in de lagere
school. Het is evenwel zeer wenschelijk, om daar, waar
dit eenigszins mogelijk is, meergevorderden te oefenen in
de behandeling van passer, liniaal, decimeter en dne-
hoek als inleiding tot het rechtlijnig teekenen. Meet
kunstige figuren en versieringen zullen daarbij de leei-
stof uitmaken.
26. Ook bij het teekenen naar de natuur blijve het
onderwijs klassikaal, en geen voorwerp worde geteekend,
zonder dat dit van te voren is besproken en zonder dat
voor het zwartbord verklaard werd wat bij het teeke
nen daarnaar, valt op te merken.
27. Vooropstellendedat bij de geregelde invoering
van dit voor velen nieuwe vak van onderwijs, goede wi
en ijver bij alle onderwijzers in groote mate aanwezig
zijn, kunnen de eerste oefeningen in de teekenkunst oor
alle gewone onderwijzers en onderwijzeressen woiden
28. Het is evenwel wenschelijk, dat de onderwijzer(es)
in staat zij om de oefeningen op het zwartbord voor te
teekenen, of er zich ernstig op toelegge zich spoedig die
vaardigheid eigen te maken.
29. Hij (zij) kan dat onderwijs bliiven geven tot aan
het teekenen van die versieringenwaarbij een vaardige
hand en een goed gezicht op zuiverheid in viij ge ogen
lijnen vooral voor den ouderwijzer - onmisbaar zijn.
Dit laatste onderwijs en het teekenen naar de natuur die
nen te worden opgedragen aan een onderwijze!ie meer
opzettelijk zijne studie heeft gemaakt van teekenen.
30. Het teekenen kan in de gewone schoollokalen woi-
den onderwezen; moeielijkhedenverbonden aan ne ee
kenen naar de natuur in de gewone schoollokalen, zijn
met eenig overleg wel te overwinnen.
31. In de lagere school moeten de kinderen minstens
liliefst 2 uren per week aan het teekenen kunnen
wijden. Bij de beoefening van een vak van zoo bijzon
der practischen aard als het hierbedoelde, is die tijd zeer
noodig, wil men noemenswaardige resultaten daarvan
zienwil men het opmerkings-vermogen van het kind
ontwikkelen wil men bij dat kind de kunstvaardigheid
zien toenemen en daardoor den grond leggen o a ge
meene verbreiding van een goed gevormden smaa
Na eenige vragen van verschillende onderwijzers,
die door den spreker met de grootste bereidwi ïg iel
werden beantwoord, sloot de heer Poutsmaonder dank
zegging aan den heer Hoenkamp voor zijne nu ïge ij
drage en aan de bezoekers voor de betoonde belangste -
ling, de vergadering, die met een uur pauze tot ongeveer
half 3 velen aangenaam en nuttig bezighield.
BURGERLIJKE STAND.
GETROUWD.
3 Au<r. Derk Jan Veldhuis en Aafje Hartsuiker. Jo-
hannes Willem de Vries en Petronella Beets.
Jan Dekker en Neeltje Beekhofwed. Albertus
Barend Hendrik Braakensiek. Hendncus Hot-
man en Maria Elisabeth Ouwens. Ane van
Winsum en Maria de Visser. Pieter Brouwer,
wedr. van Maria Veth en Trijntje Ton.
GEBOREN.
2 Auc. Cornelia Elisabeth, D. van Cornelis van Stam
en Wilhelmina Johanna Heintz Maria Utna-
rina, D. van Antonius Ernestus Augustinus Buis-
sink en Helena Theodora Fransen.
4 Willem Louis Benjamin, Z. van jhr. Jean Iran-