Binnenland. sproken over den tijd voor de verkiezingenmaar het tijdstip daarvoor werd nog niet bepaald. Dit zal in den volgenden ministerraad geschieden. Volgens de Italia heeft de spaansche gezant graaf Benomar, te Romeden minister-president Crispi zijn leedwezen betnigd over de heftige redevoeringen, bij het congres te Saragossa tegen de italiaansche regeering ge- honden. SP ABT JE. In het adres van getrouwheid door het congres van spaansche katholieken aan de Koningin-re gentes aangeboden is de wensch uitgedrukt, dat de Paus weldra zijne vrijheid terug bekome. Het volgende con gres wordt in 1892 te Sevilla gehouden. In de door cholera besmette provinciën kwamen den 10 22 ziekte- en 10 sterfgevallen voor, den 11 36 en 17 en den 12 15 en 10. ZWITSEMiAAD. De bondscommissaris Klinzli noodigde den heer Respiuidie te Locarno verbleef, uit, met de andere leden van den Staatsraad den 14 te Bel- linzona te verschijnenten einde de regeering weer over te nemen de bedoeling van dat overnemen was alleen dat zij weer administratieve bevoegdheid verkreeg. Op dien dag werden de verdreven regenten weer in het bezit van het regeeringsgebouw, de kas en de stukken gesteld. In eene officieele verklaring heeft Respini aangekon digd dat hij in het belang van den vrede in de eerst volgende zitting van den Grooten Raad zijn ontslag zal nemen. Deze verklaring is door de bladen met instem ming vernomen. De zitting der Wetgevende Macht is gesloten De verkiezingen zijn op den 26 bepaald. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Den 15 werd de beraadslaging voortgezet over de dooi den heer Cremer den 14 voorgestelde motie, luidende de Kamer, vertrouwende, dat de regeering elke gewelddadige aanraking met de bevolking van Flores, zoowel ten behoeve van een hernieuwd tinonderzoekals ter zake van hetgeen heeft plaats gehad bij het vroegere onderzoek, zal weten te beletten, gaat over tot de orde van den dag. De heer van Naamen verklaardevoor de motie te zullen stemmen of eene andere te zullen indienen indien de regeering niet kon aantoonendat bij ver drag het recht bedongen wasom op Flores te gaan onderzoeken. De heer Levyssohn Norm an be toogdedat deze treurige zaak in de Indische geschie denis als het Flores-schandaal zal worden betiteld, ook door de treurige houding der regeering. Hij steunde de motie in dien zin dat hij hoopte dat althans vierde tocht zou worden voorkomen, nu de derde helaas reeds een voldongen feit was. De heer Keucheniu achtte de Kamer onbevoegd bij meerderheid van stem men uit te maken, dat Rokka onafhankelijk was. Vol komen doelende de door de andere sprekers ontwikkelde mensehlievende gevoelens, moest hij de regeering onder steunen kon hij haar niet veroordeelen, al hoopte hij, dat geene verdere verwikkelingen ontstaan zouden. In elk geval ware het wenschelijk geweest te wachten met het voortzetten der vijandelijkheden. Hij stelde de vol- gonde motie voorDe Kamervertrouwen stellende het beleid der regeering tot beëindiging van de geschillen met een deel der bevolking op het eiland Flores, gaat over tot de orde van den dag Hij is bereid zijne motie in te trekkenals de heer Cremer hetzelfde doet. De heer Borgesius, die in deze geheele zaak slechts fouten kon bespeuren vond het onbegrijpelijk dat een man als de heer Keucheniusdie jaren geleden den Atjehoorlog zoo geeselde, nu optreedt om den oorlog te verdedigen op een ander eiland, begonnen uitsluitend om tin te verkrijgen. Wel trachtte hij aan te toonen dat deze oorlog verklaarbaar was, maar bij den Atjeh oorlog, dien hij onverdedigbaar achtte, gold het althans geen winstbejag. Nooit had Nederland zich aan de Rokkaneezen gelegen laten liggen of ze willen beschaven, maar nauwelijks is er sprake van tin of nu moet de militaire expeditie verdedigd worden, om ons prestige te reddenonze schande te bedekken. Tegenover den heer Kenchenius houdt hij de onafhankelijkheid der Rokka's vol. Hij zal vóór de motie Cremer stemmen in de overtuigingdat deze zal strekken om de regeering maatregelen te doen nemen, om zoo het niet meer mo gelijk is voor de derde expeditie, althans volgende expe dition tegen te gaan. De heer Cremer wijzigde zijne motie, zoodat zij nu luidt: »De Kamer, van oordeel zijnde, dat in de ge geven omstandigheden alle verdere mijnonderzoekingen op Flores behooren te worden gestaaktgaat over tot de orde van den dag." Daardoor waren alle staatknndige overwegingen vervullen. De heer Sch aepman zette uiteen, waarom hij zich met de motiën niet kon vereenigen. De Kamer kon het recht niet beoordeelen. Op die wijze zou Indië geregeerd worden door middel van de spreekbuis op het Plein. De noodzakelijkheid dier uitspraak ontkent hij. Hij ver trouwt de regeering in het algemeen en ziet dus geen reden vertrouwen in eene bijzondere zaak uit te spreken, ook om de gevolgen, welke daaruit zouden kunnen voort vloeien. De heer van der Kaay stelde tegenover deze rede van den heer Schaepman zijne rede bij de indische begrooting van verleden jaartoen hij het be lang van den inlander aanwees als de grondslag van de koloniale staatkunde in het latere tijdvakzoo geheel verschillend van die in het tijdvak, toen winstbejag ten grondslag lag. Wat de zaak zelve betreft, merkt hij op, dat de mi nister den 14 zelf erkendedat de Rokkaneezen een onafhankelijk volksbestaan hadden. Niet wij hebben het bewijs te leveren, maar de regeering moet onze bevoegd heid bewijzen om op Flores op te treden. De heer Farncombe Sanders toont aan dat de motie Cremer terecht de verkeerde wetsinterpretatie deze zaak afkeurt. De heer Cremer neemt over het door den heer v a n N u n e n voorgestelde amendement, om in zijne motie alleen te spreken over ihet Rokkagebied op Flores." Bij de verder gehouden bespreking, waarop nog terug gekomen wordttrok de heer Keuchenius zijne motie in en werd die van den heer Cremer verworpen met 59 tegen 26 stemmen. Daarna werd zonder hoof delijke stemming aangenomen de motie, voorgesteld door den heer Roëll, luidende de Kamerakte nemende van de verklaringen der regee ring omtrent hetgeen haar wenschelijk voorkomt met betrekking tot het mijnonderzoek op Flores, gaat over tot de orde van den dag. Den 16 wordt de overeenkomst David Croll behandeld. Ver- Tot rapporteurs over hoofdstuk V (binnenl. zaken) der Staatsbegrooting voor 1891 zijn door de afdeelingen gekozen de heeren Brantsen EngelbertsZaaijer meulen en de Beaufort. De regeering heeft op eene vraag der 'Fwoede Kamer geantwoord dat de Rijnspoorwegmaatschappij wegens de betaling van de koopsom van ongeveer 38.000.000 voor de overneming van haar bedrijf door het Rijk leges verschuldigd is en zulks tot het bedrag uitdrukkelijk het Souvereiu Besluit voorgeschreven, zijnde j pet., de helft aan de ambtenaren ton goede komt in waarvan Spoorwegbegrootlng voor 1891. Deze begrooting heeft tot eindcijfer 3,000,000, waar van 1,950,000 zullen gevonden worden uit het ver moedelijk batig slotdienst 1890. Onder de uitbreidingswerken komen, behalve de reeds op de begrooting van het vorige jaar vermelde, nog voor de uitbreiding van stationsgebouw en stationsemplace ment te Hengelo (ƒ91.800.—) en Groningen 360,000) het bouwen eener stationchefswoning te Maastricht 9000.—) en de uitbreiding van het goederenstation te Nijmegen 50 0Ó0. Als eerste termijn voor den westelijken doorgang onder het Centraal slation te Amsterdam wordt 400.000 aan gevraagd. Het onderzoek der commissie aan welke was opge dragen verslag uit te brengen aangaande de wijze, waar op te voorzien zal zijn in den gebrekkigen toestand van dien doorgang is afgeloopen. Een voorstel tot uitvoering der noodige werken zal thans weldra kunnen volgen. Het voorstel-Bahlmanh tot heffing van invoerrechten op granen. De commissie van rapporteurs over dit wetsvoorstel heeft een verslag openbaar gemaakt van de verzoekschrif ten over dat voorstel bij de Tweede Kamer ingekomen en van den hoofdinhoud der in die stukken aangevoerde gronden. Slechts in één adres dat van den landbouw kundige, den heer M. H. Hartogte Barneveld wordt aangedrongen op een uitgebreid onderzoek naar den in vloed door de heffing van graanrechten uitgeoefend in Frankrijk en Duitschland op graan-, brood- en veeprijzen, op de welvaart van grondeigenaarspachters veehou ders arbeidersfabrikanten werklieden en handelaars, den nationalen arbeid enz Ten gunste van het ontwerp kwamen 81 adressen in er togen 144. Van de kamers van koophandel verklaar den zich 6 voor de aanneming39 er tegen. Tot de voorstanders behooren de Prov. Staten van Limburg, 6 gemeentebesturen en 21 landbouwvereenigingen of af delingen daarvan. Tegen het ontwerp hebben adressen ingezondenéén gemeenteraad, 16 landbouwvereenigingen of afdeelingen. 4 vereenigingen van werklieden, 31 afdeelingen en het hoofdbestunr van den Ned. Bond voor algemeen kies- en stemrecht enz. De adressen, door particuliere personen ingezonden, dra gen samen de handteekeningen van 2800 voorstanders en ruim 3200 tegenstanders der voordracht Voor de arr. rechtbank te Leeuwarden is het vol gende burgerlijke rechtsgeding aanhangig. In Septemoer 1889 deelde een lid der kassiersfirma S. en V. aldaar aan den heer J. v. d. H. aldaar mede, dat het turksche lotdat hij wistdat deze in zijn bezit had reeds in 1879 was uitgeloot met een prijs van fres. 600.000, waarna die heer hem tegen afgifte van een bewijs van ontvangst dat lot ter hand stelde om te verzilveren. In Nov. d. a. v. deelde een ander lid der firma aan genoemden heer mede, dat voor het lot zuiver 50,296 wasontvaugen en stelde hij hem voor, 50,000 aan de firma in deposito te geven voor 10 jaren. Omdat die heer toen reeds 89 jaar oud waswenschte deze het gold niet zoolang te geven en kwam men overeen dat het voor 2 jaren bij de firma in deposito zou blijven. Het bewijs daarvoor werd ingevuld en 295 bijgepast. Later sprak de heer H. met een familielid over de zaak en deze vioeg aan de firma, welke de onzuivere opbrengst van het lot was geweest en de specifieke rekening van kosten en provisie. Hierop schreef de firma aan dien heer, dat Zij niet aan dat familielid maar wel aan hem die opgave wilde doen. De prijs van 600.000 fres. was uitbetaald met 20 pet. of 120.000 fres. en de firma had voor kosten en provisie 15.000 fres. in rekening gebracht. Die belooning achtte de heer H. te hoog; hij oordeelde eene belooning van 1500 fres. voldoende en vorderde 13.500 fres. terug. Die vordering werd bestreden met de bewering, dat die belooning wel hoog, maar toch gerechtvaardigd was, omdat alleen aan de oplettendheid van de firma te danken was, dat die prij3 nog betaald was een jaar te voren had een andere kassier nog medegedeeld, dat hot^ lot er niet uit gekomen wasterwijl dit reeds in 1879 was geschied en na nog drie jaren wachten zou de uitbe taling door verjaring vervallen zijn. De rechtsvraag, welke dezer dagen bepleit werd, was of de heer H. eene vordering tot terugbetaling, dan wel eene andere vordering had moeten instellen. Uitspraak den 13 November a.s. De minister van justitie heeft in herinnering ge bracht do vroegere kennisgevingdat vooreerst geene gelegenheid bestaat tot plaatsing bij de Rij ksveldwacht de tot dat einde ingediend wordende verzoeken worden ter zijde gelegd. De kantonrechter te Arnhem beeft den directeur der Koudwater-geneesinrichting te Laag-Soeren veroor deeld tot 50 boete, subsidiair 10 dagen gevangenisstraf, ter zake van het verplegen van een krankzinnigeover wien het Staatstoezicht zich uitstrekt, zonder daarvan bin nen tweemaal 24 uren kennis te hebben gegeven aan den burgemeester. De minister van justitie heoft bepaalddat de hierna genoemde ^ambtenaren of beambtengedurende vatte vlam. Ontsteld en geheel buiten zichzelve van schrikliep Regine de kamer door en de vlam werd hoe langer hoe grooter. Mevrouw von Sellnitz en Marl anne waren haar hoofd kwijt; maar Grete liep met eene bewonderenswaardige tegenwoordigheid van geest op Regine toe, wierp haar op den grond en doofde de vlam met haar eigen lichaam uit. Regine kwam vrij met den schrik en eene kleine brandwond aan de wang, waarvan den volgenden dag reeds niets meer te zien waster wijl Grete zich de linkerhand en den linkerarm vrij erg brandde. Zij leed hevige pijn en had erge wondkoorts zoodat zij eenige dagen het bed moest houden. De wonden genazen echter buitengewoon snelalleen in de linker band die zoo moedig in de vlam had gegrepen bleef voor haar geheele leven een litteeken. Regine was Grete werkelijk dankbaar. Zij moest zich- zelve°eindelijk bekennendat zij het jonge meisje achtte en bijna voelde zij een weinigje liefde voor haar. Deze goede opwelling had zij noodig als tegenhanger van de bittere gewaarwordingwelke zij ondervond bij de ge dachte dat hare moeder zoo geheel werkeloos was ge bleven en ook later weinig medelijden getoond had Grote was innig bedroefd over de wijze, waarop bruno van het ongeval kennis nam. Zichtbaar greep hem het denkbeeld van de ramp, die Regine had kunnen treffen, veel meer aan dan het verhaal van de zelfopoffering en de wonden van Grete. Het was erg natuurlijkdat zij zoo en niet anders gehandeld hadmaar toen hij Regine gelukwenschte gaf hij zooveel blijken van hartelijke deelneming en be langstelling dat hare redster er pijnlijk door getroffen werd. Voor Grete had hij geen enkel vriendelijk woord over; niets dan eenige beleefdheidstermen. Terwijl Grete mot hevige pijnen in de alkoof lagkon Bruno die zichtbaar verheugd was, zich eenigen tijd ongestoord met Regine te kunnen onderhouden, over allerlei onverschil lige zaken zitten sprekenover de bals en de feesten die bij het begin van de vasten in het vooruitzicht waren. Regine liet zich ontvallen dat zij op nitdrukkelijken raad "van den dokter dezen winter in het geheel niet zou uitgaan en Bruno verzette zich daartegen met groote welsprekendheid. Hij beweerde, dat de dokters er allen te zamen niets van wisten; men behoefde juffrouw Regine maar aan te zien om overtuigd te wezen van de over bodigheid van dit systeem van onthouding. Indien jonge dames als gij zich onttrekken", voegde hij er bij, »wie blijven ons dan nog over? Eéne uit zondering moet gij echter maken wilt gij mij dat be loven Op het inteekeningsbal moet ik een dans van u hebben anders zou al mijn genoegen bedorven zijn." Regine gaf half en half hare toestemming maar zij wist bijna zeker, dat er niets van komen zou. Het ver bod van den dokter was slechts een voorwendselde ware reden was. dat zij geen geld had om zich een baltoilet aan te schaffen. Nog lang daarna dacht Regine aan haar gesprek met den graaf en de herinnering daaraan vervulde haar tel kens met groote bitterheid. Veertien dagen later het was een koude mistige dag in Januari zat zij als naar gewoonte in hot hoek venster van de groote voorkamer over haar levenslot te peinzen terwijl hare moeder in het vertrek druk bezig was met toebereidselen te maken voor de ontvangst van haar zoondie eenige dagen verlof gekregen had en dien avond komen zou. Regine had volstrekt niet ge hoord dat er gebeld was en zelfs niet opgemerktdat hare moeder de kamer was uitgegaan om open te doen. Eenige oogenblikken later kwam Glandine terug met een telegram in de hand, dat zij.opende en las, waarna zij met een diepen zocht op een stoel nederviel. Thans eerst wendde Regine het hoofd omen toen zij hare moeder bleek -en ontsteld zag zitten trad zij snel op haar toe en vroeg: »Wat is er gebeurd?" Een ongeluk! Lees zelvo Regine nam haar het telegram uit de band en las: »Kan helaas niet komen. Ben gevallen. Sleutel been gebroken. Geheel zonder gevaar. Ga over twee, drie dagen weer uit. Heeft niets om het lijf. Gebbar d." Welnu?" vroeg Regine verbaasd. »Waarover maakt gij u zoo ongerust? Het is onaangenaam, maar geen ongeluk." nGeen ongeluk herhaalde Claudine hevig opgewonden. Och ja, gij hebt uw broeder nooit bijzonder liefgehad! Gij kent hem in het geheel niet! Maar ik keu hem. De goede jongen wil mij niet ongerust maken, daarom tele grafeert hij zoo kalm. Ik heb een voorgevoelik weet dat er een ongeluk is geschied Kon het anders dan dat Regine de koortsachtige op gewondenheid harer moeder bij dit weinig onrustbarende bericht vergeleek bij de liefdelooze kalmte op Kerstavond, toen hare eenige dochter werkelijk in gevaar verkeerde? »De arme, goede jongen 1" herhaalde Claudine met tranen in de oogenDaar ligt hij nu geheel alleen in eene vreemde stadbij vreemde menschen 1 Maar nu hij zijne moeder noodig heeftzal hij haar ook fyij zich zien *Ik geloofdat gij u zonder eenige reden ongerust maakt", herhaalde Regine kalm. »Onvriendelijke, onhartelijke woorden znllen mij mijne kalmte niet teruggeven", antwoordde Claudine. »Ik wil do waarhoid wetenik wil hem zienHeeft Gebhard niet, om mij te sparen, de waarheid verbloemd, welnu, dan ben ik met den volgouden trein terug. Ik kan van avond weer thuis zijn. Heeft hij mij echter noodig, dan blijf ik hem oppassen." Ofschoon Regine de opgewondenheid harer moeder geheel noodeloos vond, antwoordde zij toch geen woord meer. Met de grootst mogelijke kalmte zag zij toe. hoe- hare moeder op staanden voet de noodige maatregelen nam, haar kleinen koffer pakte en het dienstmeisje uit zond om te vernemen wanneer de eerstvolgende trein vertrok. Na een koel afscheid van hare dochter genomen te hebben, vertrok zij met den middagtrein; zij zon of met den laatsten trein terugkomen óf per telegraaf be richt zenden. Regine haalde de schouders op toen zij de deur achter hare moeder sloot, en keerde naar hare gewone plaats aan het venster terog. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1890 | | pagina 2