Ingezonden Stukken. Vleeschprijzen. Raadsverkiezing'. len, zoodat droogte dan ook de meest gevreesde plaag is in de streken, die niet in de onmiddellijke nabijheid der genoemde rivieren zijn gelegen. Tot kunstmatige besproeiing heeft men daarom in vele streken zijn toe vlucht moeten nemen en water is dan ook het toover- woord, dat menige dorre streek als in een lustoord her schiep en menig stuk waardeloos land vruchten deed voortbrengen, die den vreemdeling niet ten onrechte verbazen. Nadat het goud in Californië had opgehouden de eerste rol te spelen, is men zich op het bebouwen van den bodem gaan toeleggen, waarbij zeer gunstige en in ieder geval veel merkwaardiger resultaten zijn verkregen. Al leen de tarwevelden leveren in de laatste jaren tweemaal zooveel op als de gouduitvoer. Inzonderheid voor de vruchtencultuur schijnt de Ca- lifornische bodem uitstekende eigenschappen te bezitten. Zeldzaam gunstig is deze voor de productie van abriko zen en perziken. Vooral de oogst van de laatste vrucht is zóó overvloedig als wellicht nergens anders ter we reld. Is zij tot rijpheid gekomen dan zijn in de tal rijke fabrieken van verduurzaamde levensmiddelen alle handen druk bezig, de vele droog-inrichtingen werken dag en nacht door, »perzik-treinen" rijden naar het Oosten, alle markten zijn met perziken overladenalle rondventers bieden niets dan perziken te koop aan, zelfs den gevangenen wordt deze vrucht gegund en nochthans kunnen de toevoeren niet zoo spoedig verbruikt worden, dat geen groote hoeveelheden bederven. In Midden- en -vooral in Zuid-Californië heeft de vijgenboom zijn tweede vaderland gevonden, zoodat men mettertijd den invoer van Smyrna-vijgen in de Unie hoopt te kunnen ver dringen. Wat eenmaal de druiven-cultuur voor Frankrijk geweest is, belooft zij thans voor Californië te worden. Daarvoor heeft het land dan ook eene benijdenswaardige ligging, want slechts binnen zijne grenzen wast in Noord- Amerika de uit Europa ingevoerde wijnstok en de voort brengselen daarvan zijn door hooge beschermende rech ten tegen buitenlandsche concurrentie beveiligd. Diezelfde opmerking is van toepassing op de rozijnen cultuur, want daarmee kan men in de Oostelijke Staten nooit op een goeden uitslag rekenen. De aankweeking van de weinige variëteiten der Europeesche druif, die tot dat doel geschikt zijnmoet tot de zuidelijke coun ties beperkt blijven. Eerst in 1878 is men zich daarop gaan toeleggen en thans heeft zij een hooge vlucht ge nomen. Terwijl in 1885 b.v. de productie 400.000 kisten bedroeg, steeg zij in 1886 reeds tot 600.000. Om eenig denkbeeld te geven van de oogsten, door boomen en struiken in Californië gedurende 1886 opgeleverd, willen wij enkele cijfers vermelden, waarbij men niet vergeten mag, dat deze in de vier laatste jaren nog aanzienlijk zijn gestegen versch ooft gedroogd ooft oranjeappels vruchten in bussen rozijnen wijn Van de stoomvaart-maatschappij «Zeeland" de snelste verbinding, via Vlissingen en Queensborough, van ons land met Engeland, is de nieuwe winterdienst ver schenen. 9.199.500 2.332.000 10 615.530 8.000.000 4.600 000 1.000.000 Pd. kan. Ook de knolgewassen willen in Californië goed ge dijen, maar meer zorg dan aan deze wordt aan het graan gewijd, waarvan dan ook ontzaglijke hoeveelheden wor den geproduceerd. Vooral tarwe is een zeer gezocht uit voerartikel. Met den tuinbouw is het daarentegen nog vrij treurig gesteldvooreerst omdat de arbeidsloonen daarvoor te hoog zijn en ten andere omdat deze een kostbare irrigatie vereischt. Ook op de veeteelt leggen zich slechts weinigen toe en niemand mag verwachten, zich met behulp daarvan een goed bestaan te verzekeren. De fabrieken hebben in het zoo rijke land met bijna onoverkomelijke zwarigheden te kampen. De vruchtencultuur is alzoo de beste bestaansbron en velen hebben zich daarmee reeds^ aanzienlijke sommen verworven. Zij biedt de beste uitzichten op verbetering van levensomstandigheden, indien hare beoefenaars zich maar geheel en onverdeeld aan haar willen wijden. De toekomst zal natuurlijk moeten leeren, of zij daartoe ook op den duur in staat is en de sterk vermeerderde pro dnctie geene daling der prijzen na zich sleept. W. E. ANDRIESSEN. Mijnheer de Redacteur Dezer dagen trok mijne aandacht een langdurige strijd in een der Leidsche couranten tusschen een ingezetene van genoemde plaats, die gaarne zelf vleesch eet en het evenzeer aan zijne met minder fortuin bedeelde mede- menschen gunt en een slager te dier stede, over de hooge vleeschprijzen. Terwijl de slager deze als noodza kelijk verdedigtwillen hij en zijne collega's een sober bestaan voortsleepen, beweert de ander, dat er nog wel iets meer dan droog brood in dat vak overschiet. Eensklaps wordt nu aau dien strijd een einde gemaakt en de slager wel wat erg onaangenaam voor hem in het ongelijk gesteld door de plaatsing van advertentiën, in het Leidsche Dagblad, door twee slagers, waarbij deze bekend maken de een, dat hij zijne prijzen met IS, de ander, dat hij die met 1© cents-, per half ned. pond, vermindert. Ter vergelijking nu het volgende staatje Alles per half ned. pond. te Leiden, te Alkmaar. Biefstuk eu Haas 0,60 0,75 Lenden, Ribben, zonder been 0,45 0,60 Rollade 0,40 0,60 Runderlappen en gehak 0,35 0,50 Schenkel vleesch 0,30 0,50 Welsprekend zijn deze cijfers zeer zekeren de vraag rijst: waarom zijn »de alkmaarsche slagers", zooals de advertentiën altijd luidener altijd zoo spoedig bij, om bij stijgende prijzen van het vee, de vleeschprijzen te ver- hoogen, terwijl, van eene sterke en aanhoudende daling van de markt, »de alkmaarsche slagers" eerst zeer lang zaam en dan nog zeer zwak den invloed op de prijzen van het vleesch aan het publiek ten goede doen komen «De alkmaarsche slagers" spelen onder één hoedje, zal men mij ter verklaring antwoorden. Hun belang brengt natuurlijk mede, de prijzen zoo hoog mogelijk te houden. In het weren van storende concurrentie, door algemeene samenwerking, heeft men dan ook daarvoor tot heden altijd een uitstekend middel gevonden. Maar, mijnheer de redacteur, dat vindt m. i. zijne reden echter alleen in de weinige geestkracht van de slagers in de omliggende dorpen, wier belang het zou mede brengen in concurrentie met »de alkmaarsche slagers" goed en goedkoop vleesch aan de ingezetenen onzer stad aan te bieden. Weet zulk een slager, die over eenig kapitaal beschikthet vertrouwen te winnen van het publiek, waartoe hij zich kan laten aanbevelen door een der autoriteiten van zijn dorpdan houd ik mij ver zekerd, dat voor hem hier ter stede een ruime afzet te vinden is. Helpt ook dat niet - bij het niet zeer waarschijnlijke geval, dat zich ook die slagers bij »de alkmaarsche sla gers" zullen aansluiten en het publiek daardoor komt te staan tegenover «de slagers van hier en elders", dan zou men zeer geschikt zijn vleesch kunnen ontbieden uit andere grootere plaatsen, uit Leiden, om iets te noemen De voordeelen voor den vleesehgebruiker zijn wel eenig ongerief waard. Neemt men b.v. aandat een klein gezin 4 ned. ponden vleesch per week gebruiktdan bezuinigt men toch altijd nogna aftrek van het post pakket-porto a f 0,25 per week, ruim 45 per jaar, waarlijk eene niet te versmaden besparing. Mocht umijnheer do Redacteur, willen medewerken om uwe lezers op de wanverhouding tusschen vee- en vleeschprijzen opmerkzaam te makenen om de kans te verkrijgen, dat «de alkmaarsche slagers", hetzij gedwon gen door concurrentie, hetzij onder den druk der open bare meeningeenige meerdere rekening beginnen te houden met de beurzen der ingezetenen dan zult u mij met de plaatsing dezer regelen ten zeerste verplichten. X. IJ. Z. Regine moest weder lachen. Er kwam een zekere dui- velsc-.he overmoed in haar op. Zij verheugde zich inwen dig dat haar nu ook eens iets buitengewoons overkwam en" voelde zich erg veilig. Zij was overtuigd, dat het ge- wac maken van Franzi en den collier haar buurman om trent hare persoonlijkheid op een dwaalspoor zou bren gen en hij haar in een kring zou zoeken, waarin zij niet tehuis behoorde. En daarin had zij goed gezien. Bössow s driestheid was er niet door verminderd integendeel. Met eene damedie dat alles wistmoest men een verstandig woordje kunnen spreken. an wie kon zy dat weten Natuurlijk alleen van Franzi zelve ot van iemand uit hare naaste omgeving! Bössow s vrymoedig heid werd dan ook onmiddellijk vermetelheid. Hij maakte Regine het hof op eene wijze, zooals zij het nooit mo gelijk had geacht. En zij schepte behageu m dit ge vaarlijke spel. Het op fluisterenden toon gevoerde gesprek werd door niemand gehoord. Regine had haar stoel een weiuic naar achteren geschoven Bössow stond achter haarmet den arm op de leuning van haar stoel en boog zich voorover. »Het zou toch jammer zijn", fluisterde hij, nadat Ke- gine's houding hem eenige meerdere hoop gaf op overwinning »als deze heorlyke en onder zulke eigen- aardige omstandigheden aangevangen kennismaking aan het slot van dit bedrijf reeds baar einde zou bereikt hebben. Ik vrees echter, dat het zal geschieden. Dit oogen- blik is al te bekoorlijk. Zooals wij nu te zamen zijn komen wij nimmer weder tot elkander. Moeten wy dan nu niet de godin der gelegenheid bij den zoom van haar kleed vasthouden? Ik weet echter uwe bedenkingen reeds vooruit. Al voelt gjj thans ook oen zekeren poëtischen drang naar het ongewone en al zoudt gij zelfs genegen zijn, aan dien drang gevolg te geven, de kleingeestigheid komt als het hinkende paard met allorlei bedenkingen achteraan Zoodra gij de opera verlaten hebtzult gy vinden, dat dit of dat niet precies in den haak geweest is en de geheele geschiedenis is uit. Behoordet gy toch maar tot die uitverkoren wezen3, die eens slechts eens in staat zijn te zeggener zijn oogenbukken in het het ben leven waarin men moet afwijken van het gewone alledaagsche oogenblikken die niets gemeen heb niet de geheele overige samenstelling van ons wezon, die noch een gisteren, noch een morgen keynen. Hebt gij nooit lust gevoeld naar het een of ander avontuur Nooit naar iets ongewoons Op dit oogenblik word ik geprik keld door den lust tot de eene of andere dwaasheid. Wat zullen wij hier nog langer in die vervelende opera zit ten Laat ons naar Grunewald rijden 1 Laat ons genieten van het winterlandschap Misschien schijnt de maan en dan komt de poëtische stemming van zelfLaat ons sa men de eene of andere dwaasheid doen, iets geks iets buitengewoons? Wat zoudt gij er van zeggen, zoo ik u schaakte Ik ben er onmiddellijk toe bereid. Wij kun nen den sneltrein naar Londen nog halenof wilt gij ergens anders heen De bontwinkels zijn nog open en wat wij verder nog voor de reis noodig hebben koo- pen wij onderweg. Hoe denkt gij er over Regine lachte wel is waar over het dwaze voorstel want zij begreep zeer goeddat het niet ernstig ge meend was; maar terwijl zij lachte, verkeerde zjj toch in eene zekere bedwelming. Was hetgeen Bössow in zijn overmoed had aangeroerd niet juist datgene waarover zy zich dag aan dag beklaagde Betreurde zij niet steeds de on verdragelij ke nuchterheid en vervelendheid van haar bestaande krenkende wijzewaarop zij bij allen en alles achterstond En thans vroeg haar een jonge man die de wereld goed kende en voor geen waagstuk terug deinsde, dringend, met hem de grenzen van het gewone van het alledaagsche te overschrijden! Nu kon zij haar moed toonen als zij maar wilde Zij behoefde slechts de hand te grijpen die haar door het toeval werd aan geboden juist hedennu zij voor de eerste maal in haar leven vrij was en onbewaakt Onwillekeurig ver kreukelde hare hand het telegram, dat zij nog in den zak had »Hetgeen gij mij daar vertelt", antwoordde Regine »is natuurlijk onzin. Het is zelfs ongeloofelijk, dat gij het waagt mij een dergelijk voorstel te doen. Maar nu ik u rostig heb laten uitspreken u heb aangehoord en nu zelfs antwoord zult gij in u zeiven al gezegd hebben Mijnheer de Redacteur In het 2e blad uwer courant van dezer lees ik een door het Bestuur der kiesvereeniging «Eensgezindheid" onderteekend stukwaarin omtrent slechts enkele der door mij op 15 dezer, dus 8 dagen te vorenaan uwe redactie medegedeelde feiten zeer uitvoerige beschou wingen worden ontwikkeld. Ondanks die uitvoerigheid bleef het gestelde feit, dat de door mij besproken advertentie eerst aan den vóóravond der verkiezingtoen tijdige tegenspraak- niet meer mo gelijk was, werd gepubliceerd, buiten bespreking. Eenige opheldering daaromtrent zou m. i. niet overbodig zijn geweestom de door dat Bestuur bij deze verkiezing gevolgde handelwijze te rechtvaardigen. Wanneer de steller van dat stuk ten aanzien van be doeld feit voldoende opheldering had gegevenzou hij gemeld Bestuur zeker grooter dienst hebben bewezen dan door zijne krachten te verspillen aan het betoog dat woordbreuk geoorloofd is. Den steller (niet de onderteekenaars) van het inge zonden stuk verwijs ik ter wederlegging zijner beschou wingen naar het rechtsbeginsel, neergelegd in art. 1297 Burg. Wetboek, welk artikel hem onbekend schijnt te zijn. Voor uwe lezersdie met mijne opvatting van het begrip «eerlijkheid" instemmen herhaal ik dat ik op 15 September 1.1. mij verbonden had de candidatuur te aanvaarden wanneer die door de R. C. kiesvereeniging zou worden gesteld. Mij is het gegeven woord heilig. De steller van het stuk die (gedeeltelijk met andere woorden) eene zinsnede uit mijn schrijven van 22 Sep tember 1.1. aan den heer Boelmans ter Spill aanhaalde zal daarin gezien hebben, dat onmiddellijk op die zin snede volgde «Na rijpe- overweging heb ik gemeend «niet verder te kunnen gaan zonder ontrouw te worden «aan de door mij gegeven toezegging." In die woorden ligt da verklaring van mijne houding bij deze verkiezing. Het Bestuurder kiesvereeniging: «Eensgezindheid" was officiëel op 22 September 1.1. door mij daarmede bekend gemaakt. Door bij de advertentie in uw blad van 15 October d. a. v. eene andere verklaring van mijne hou ding te geven werd door dat Bestuur tegen beter weten in gehandeld. Ik zal het thans hierbij laten en mij ook voor het vervolg niet meer met beschouwingen over de bij deze verkiezing gebezigde manoeuvres inlaten. De eerlijkheids-- principes van het Bestuur der kiesvereeniging «Eensge zindheid" en van dengeen, die zijne pen ter verdediging van dat Bestuur heeft geleend verschillen hemelsbreed van mijne begrippen omtrent goede trouw. Een verder debat zou dus onvruchtbaar blijven. Persoonlijk heb ik thans ervaren, dat een verkiezings strijd waar de politiek of de godsdienst wordt bijge sleept niet op eerlijke wijze kan worden gestreden. Daarom betreur ik het des te meer dat de politiek die aan de beraadslagingen en stemmingen in den ge meenteraad vreemd kan en behoort te blijven, nagenoeg bij elke verkiezing voor een lid van den gemeenteraad ter sprake wordt gebracht. Zoodra de kiesvereenigingen die in het leven zijn ge roepen om de kiezers bij verkiezingen van zuiver poli- tieken aard voor te lichtenzich niet meer inlaten met verkiezingen van gemeenteraadsledenkan verwacht wordendat alleen op de geschiktheid der candidaten voor de te vervullen betrekking zal worden gelet- en dat de bij de verkiezing van een raadslid geheel onnoodige vraagwelke politieke gevoelens de candidaat is toege- edaan achterwege zal blijven. Dan zullen de candidaten die prijsstellen op de onge reptheid van hunnen naamgeen gevaar meer loopen van door drijvers, wier brein door politieken hartstocht is beneveld door het slijk te wordeu gesleurd. Ter wille van de goede verstandhouding tusschen de inwoners dezer gomeente hoop ik, dat de alhier bestaande politieke kiesvereenigingen voortaan zich zullen bepalen tot het voorlichten der kiezers bij verkiezingen van zuiver politieken aard. Wordt door u mijnheer de redacteurgeen bezwaar gemaakt deze regelen in het eerstvolgend nummer van uw blad op te nemen dan zult u daarmede zeer ver plichten Uw dw. F. F. KARSEBOOM. dat ook ik niet afkeerig ben van een grap. Gij noe-mdet zoo even vasten-avond. Jammer dat wij niet op een gemaskerd bal zijn en dat gij mijn gezicht gezien hebt." «Om u de waarheid te zeggen", antwoordde Bössow spijt het mij niet." «Misschien mag het dat toch wel doen. Had ik toch de zekerheid dat ik niet alleen voor u eene onbekende ben maar ook zal blijven wie weet Gij kent mij nietmaar wie waarborgt mij, dat gij niet zult trachten mij te leeren kennen «Mijn eerewoord", sprak Bössow met nadruk. «Ik geef u mijn woorddat geen aardsche macht in staat zal zijn mij een geheim te ontrukken dat tusschen ons zon kunnen bestaan dat ik nimmer eene poging zal doen den geheimzinnigen sluier op te lichten, waarachter gij u verbergt en dat ik mij afkeeren en de oogen sluiten zal, wanneer het toeval dien sluier ooit verscheurt. Ik spreek op het oogenblik zeer ernstig ziehierik geef u mijn hand er op." Regine had zich half omgedraaid. De uitdrukking van zjjn gelaat scheen den ernst van zijne belofte te beves tigen. Zij sloeg toe en Bössow fluisterde haar haastig en dringend inKom nu, ik smeek n, kom nu en ga mee. Het bedrijf is dadelijk geëindigd. Wjj kunnen toch niet met het publiek te gelijk de trap afgaan. Zoo gij wilt, kunt gij op het uur dat de opera is afgeloopen weder tehuis zijn. Kom ga nu mee," Hij was opgestaan en had hare hand gegrepen. Regine stond langzaam op. In het donkere gedeelte van de baignoire wierp zijzonder een woord te spreken den turkschen doek over het hoofd en trok hem diep over de oogen. Bössow was vlug de deur uitgegaan had zijn pelsjas aangetrokken en wachtte voor de deur der baignoire. Regine voegde zich kalm bij hemgeen spier in haar gelaat bewoog. Hij bood haar den arm, de portier liet Bössow's rijtuig voorkomenzij stegen in en Bössow riep den koetsier toe «Recht uit maar Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1890 | | pagina 6