Binnenland.
waarom hij zijn vrouw had verborgen gehouden. »Och,
majesteit", antwoordde hijterwijl hij zich achter de
ooren krabde»U weet, de vrouwen zijn zóó slecht, dat
zij hare mannen bij de eerste de beste gelegenheid be
driegen. En daar nu in het gevolg van zijne majesteit
zooveel knappe officieren zijn, en ik niet zooveel tijd heb
om altijd op mijn vrouw te passen, zooals uw man dat
op u doet, daarom heb ik mijn vrouw eenvoudig maar
opgesloten."
De Czaar moest harteljjk lachen en liet den voorzich-
tigen man een geschenk in geld uitkeeren, hem verze
kerende, dat door zijne schuld zijn huiselijke vrede niet
zou verstoord worden.
De bekende reiziger Vamberydie elk jaar de9 Sul
tans gast is, maakt allerlei bijzonderheden openbaar omtrent
de gewoonten en levenswijze van den beheerscher der
geloovigen waaruit blijktdat men van dezen een ge
heel andere voorstelling moet maken dan de gewone.
Abdul Hamid II, die onlangs 48 jaar geworden is
leeft op europeesche wijze, en wel zeer eenvoudig. Hij
staat zeer vroeg op, neemt 's morgens een koud bad
eene verrichting die geheel in strijd is met de ooster
sche gewoonten, maakt vervolgens in het om Yilder Kusk
gelegen park eene groote wandeling. Ten half negen
zit hij in zijne werkkamer, geflankeerd door twee stapels
papier, waarvan de eene uit turksche couranten en uit
knipsels van buitenlandsche bladen, en de andere uit
administratieve stukken bestaat. Hij gaat zeer eenvoudig,
in eene lange tot aan den hals gesloten jas gekleed, zon
der dat daaraan eenig versiersel van oostersche pracht
zooals diamanten en edelgesteenten te zien is daarbij
is zijne levenswijze zeer eentonig en ondergaat zoo goed
als geene verandering. Zij bestaat hoofdzakelijk in vroeg
opstaan en met uitzondering van den tijd, bestemd voor
eten, wandelen en het doen van lichaamsoefening, in werken.
Deze manier van leven wijktdus sterk af van de voorstelling
onzer jeugd, volgens welke de Sultan met een tulband, gedost
in een met edelgesteenten bezet gewaad en met een pofbroek,
in een weelderig vertrek ligt met oostersche gemakzucht
en omringd door een aantal prachtige slavinnen. Trou
wens Konstantinopel met zijne talrijke christelijke be
volking erf uitgebreid verkeer met Europa verliest meer
en meer het kenmerk van oostersche levensbeschouwing,
en de Sultan ondervindt in de eerste plaats bij zichzelven
den invloed der westersche denkbeelden.
Het factotum van Abdul Hamid is zijn onvermoeide
secretaris Sureya Pacha, die zijnen meester de stukken
brengt en ze gezamenlijk met hem doorloopt. Want
hoe ongelooflijk het ook moge klinkenzoo verzekert
Vambery onsdat de sultan geen stuk onderteekent, zon
der het van het begin tot het einde doorgelezen te hebben.
In het gebruik van wijn blijft hij een getrouw aan
hanger van den Profeetwant die drank verschijnt nim
mer op zijne tafel. Heeft hij christenen bij zich ten eten,
dan wordt er wel is waar wijn voorgezet, maar de Sultan
zelf gebruikt er niets van. Zijne uitspanningen bestaan
hoofdzakelijk in jagen en rijden van den bok. Het
park rondom zijn paleis is zóó groot, dat hij binnen de
omheining uitgestrekte rijtoeren met zijne arabische
dravers kan maken en op het in de talrijke vijvers huizende
waterwild ongestoord kan schieten. Yildiz-kiosk met
zijne prachtige tuinen is eene soort van vrijwillige ge
vangenis welke de sultan slechts eenmaal in de week
verlaat om zich naar de moskee te begeven. De harem
heeft in Abdul Hamid's leven niet de minste beteekenis.
Trouwensde veelwijverij sterft in Turkije steeds meer
en meer uit en is aldaar geen sociale inrichting meer
zooals vroeger. Wel is waar is de sultan verplicht 4
vrouwen te hebben, maar feitelijk bemoeit hij zich slechts
met eene, en al worden hem ook bij zekere gelegenheden
slavinnen ten geschenke gemaakt, welke attenties hij als
trouw muzelman niet mag weigeren, verzekert Vambery
ons toch, dat hij die dames vrijwel links laat liggen.
De kennismaking van Abdul Hamid met den hon-
gaarschen geleerde dateert reeds van het oogenblik, toen
Vambery vóór 16 jaren geroepen werd om aan de dochter
▼an Abdul Meschid onderwijs in het fransch te geven.
Natuurlijk mocht de professor zijne leerlinge nooit zien
en moest zij, achter een gordijn verborgen, in de geheimen
der fransche verbuiging en vervoeging worden ingewijd.
ting volgde op een gewonnen slageen sombere blik
eene zenuwachtige beweging van de lippen begeleidde
den verloren inzet. Zij die nog weinig geoefend waren
in de kunst van onverschilligheid te veinzen, lieten zich
bij een gewonnen slag meermalen tot een uitroep van
vreugde, bij een verloren inzet ook menigmaal tot eene
tusschen de tanden gebromde verwensching verleiden.
Het was akelig kalm in het vertrek. Ieder woord klonk
hol. Allen waren geïnteresseerd. De een door het spel
zelfde ander door een gevoel van sympathie voor een
der hoofdspelers. Alleen de gezantschaps-secretaris von
Verwitz had zijne gewone kalmte behouden en hield
oogen en ooren open voor het gruwelijk tooneeldat
daar in al zijn nuchteren eenvoud werd afgespeeld. Hij
hield vooral den graaf scherp in het oogging achter
hem staan en fluisterde hem iets in. De graaf verzocht
hem echter toornig thans niet tegen hem te spreken.
Verwitz kon niet nalaten in zich zei ven te zoggen »De
man verdient geen medelijden. Men kan de grenzen der
jeugdige lichtzinnigheid zoover mogelijk trekkenhier
worden zij overschredenver overschreden Hier is het
krankzinnigenwerkToch kon hij niet nalaten mede
lijden voor Bruno te koesterenwiens toch al bleek ge
laat thans eene vaalgrijze kleur had.
Gedurende de eerste zeer aanmerkelijke verliezen be
hield Bruno eene ijzige kalmte en zelfs Verwitz, de aan
dachtige toeschouwer, bespeurde niet de minste verande
ring in zijn gelaat. De markendie hij aan Bruno ge
leend had, waren reeds lang in handen van andere spelers
overgegaan. Reeds had hij een dozijn pretenties op zijn
naamkaartje afgegeven en in omloop gebracht. Hij begon
het geld na te loopen en speelde al hooger en hooger.
Zelfs voor de onverschrokkenste spelers werden zijne in
zetten te hoog. Bij iederen inzet werd afgedongen. De
bankier sloeg voor, de helft van hetgeeD Bruno de laatste
keer had ingezet, als hoogsten «inzet" vast te stellen en
dreigde zelfs de bank af te geven, indien Bruno zich niet
matigde. Soms liet Bruno zich overhalen aan dien eisch
gevolg te geven; een ander maal bleef hij onverbiddelijk
op den eenmaal gedanen, ongelooflijken inzet staan, waarop
Met Abdul Hamidtoenmaals een jongen van 16 jaar,
die ook de lessen bijwoondewas dit andershij mocht
zijnen onderwijzer wel van aangezicht tot aangezicht aan
schouwen. Op deze wijze werd de grond der kennis
making gelegddie thans nog voortduurt. De professor
verzekert onsdat de Sultandie zijne regentenplichten
zeer streng opvathet beklaagt dat hij in zijne jeugd
zulk slecht onderwijs heeft genoten en zoo weinig heeft
geleerd. De nadeelige gevolgen daarvan ondervindt hij
dikwijls bij de behandeling van zaken. Tot zijne troons
bestijging verkeerde de Sultan in den naïeven waandat
de Padischah de machtigste vorst ter wereld was tegen
welke alle andere potentaten met vrees opzagen. Uit
die illusie werd hij door den oorlog met Rusland zeer
onzacht wakker geschud.
Hoewel oprecht muzelman is bij hem geen spoor van
onverdraagzaamheid aanwezig.
De grieksche en armeniscbe patriarchen worden dik
wijls door hem met kostbare geschenken bedacht, en de
lijfmedicus en de minister van financiën zijn Christenen.
Een gevolg van die gematigde denkwijzen is des Sultans
liefde voor beelden en schilderijen welke neiging geheel
in strijd is met de voorschriften van den koran. Hij
heeft een museum opgericht voor de klassieke stand
beelden die in zijne hoofdstad opgegraven zijn en wier
aanblik volgens den koran reeds eene doodzonde is;
daarenboven heeft hij een programma over vrouwenop
voeding uitgegeven, waarvan in den koran ook niets te
lezen staat. Vambery verzekert ons, dat de Sultan geen
principieele bezwaren heeft tegen de invoering van liet
parlementaire stelsel in Turkije, maar dat hij die instelling
vooralsnog ondoenlijk acht omdatzooals hij uitdruk
kelijk zeide, de historische ontwikkeling van Turkije
zoo sterk verschilt van die van Europaalwaar door
eeuwenoude instellingen het begrip van vertegenwoor
diging zich langzaam ontwikkeld heeftterwijl in het
Oosten van iets dergelijks nimmer eenig spoor geweest is.
Er wordt wel eens in de hoogere standen geklaagd
dat het tegenwoordig dikwijls moeielijk is voor jongelie
den een huishouden te beginnen. Er wordt een betrek
kelijk groot inkomen vereischt om zelfs maar vast te
beginnen. En later als er eens kleine peuzels komen
wat dan En men blijft dan ook maar ongehuwd.
Men vergist zich echter, indien men denkt, dat alleen
in de hooge sferen der maatschappij de malaise in het
huwelijk is.
Ziehier welk een hartverscheurende jammerklacht komt
uit een klein dorpje der provincie Limburg. Uit Win-
telre komt die stem die weeklaagt
«Helaas een zekere ondergang staat ons te wachten,
want bij de laatste volkstelling was het getal ingezetenen,
sedert 12 jaren, met 72 personen verminderd. De oorzaak
is natuurlijk, dat er van trouwen in die jaren bijna geen
sprake was; slechts weinige echtverbintenissen werden
door den dood ontbonden. Eenige huwelijkendie op
lateren leeftijd werden aangegaan, zijn kinderloos geble
ven. Het getal echtelieden, rijk met kinderen gezegend,
is gering, weshalve ons dorpje wellicht langzamerhand
uitsterft. Wie draagt nu de schuld De jongens, die,
of uithoofde van sufheid of wegens andere oorzaken
de meisjes niet om hare hand durven vragen. De arme
deernen kunnen het niet helpenzij reiken zelf den
jongelingen wel eens de handmaar helaasniemand
heeft den moed ze te grijpen.
Zou het aan defl slechten tijd liggen
STATEN-GENERAAL.
VEREEIVIGDE ZITTUKd.
Uit de briefwisseling over den gezondheidstoestand van
Z. M. den Koning, den 28 aan de Tweede Kamer mede
gedeeld blijktdat de Raad van ministers den 27 Sep
tember het bericht ontving, dat Z. M. den 26 zoo lijdende
wasdat H. D. Z. geene staatsstukken had kunnen be
handelen. Toen daarna Z. M. bij voortduring zich niet
in staat bevond eenigen arbeid te verrichten droeg de
Raad van Ministers den 7 October aan den minister van
koloniën als tijdelijk voorzitter van den Raad, en den
minister van koloniën op zich persoonlijk rekenschap te
de overige spelers zich bij den bankier aansloten om
te zamen tegen den eenen te houden. Af en toe won
hij ook groote sommen terug, maar bij de krankzinnige
wijze waarop hij speelde was het onvermijdelijk dat
zijne verliezen grooter en grooter werden want de an
deren speelden met beleid en hij speelde zonder beleid.
Meer dan een, die reeds groote sommen in fiches en bons
voor zich had liggen, begon zich bij het steeds hooger op
gevoerd wordende spel bezorgd te maken over de wijze,
waarop de zaak uit de wereld zou worden gebracht.
Enkelen stonden op en gingen hoofdschuddend naar de
zijkamer, waar zij bij een glas sekt den stand van zaken
bespraken. Zij telden hunne vorderingen op en kwamen
tot het besluit, dat de zaak haar ernstig karakter begon
te verliezen. Men kon even goed om hazelnoten spelen.
Behalve de graaf waren er echter nog eenigen, die groote
bedragen hadden verloren lieden op wie men rekenen
kon, ook al verkoos Bruno's vader zijn halve vermogen niet
op te offeren voor eene dwaasheid van zijn zoon. Men
kon dus minstens op een aanzienlijk procent van de
winst rekenen bij de vereffening.
De winners trókken zich de een na den ander terug,
maar de verliezers bleven met onverzwakten ijver door
spelen. Langzamerhand stapelden zich al de verliezen op
den eenen, op Bruno en zelfs de minst gelukkige spelers
stonden nog met eene aanmerkelijke winst op. Al zijn
geldzijne fiches jazelfs zijn voorraad naamkaartjes
waren in handen der winners overgegaan. Toch bleef
hij met een strak gezicht doorspelen en het eenige ge
luid dat men van hem hoordewas nu en dan een
weinig getrommel met de vingers op de speeltafel of een
zacht gefluit tugschen de vast op elkander gesloten tanden.
Na afwisselend winnen en verliezenkwam eindelijk
weder een beslissende slag en ook deze werd door hem
verloren. Hij had van een velletje postpapier, dat op
tafel lageen stuk afgescheurd en schreef hierop eene
schuldbekentenis voor den winner.
Nu hadden de meeste spelers opgehouden met spelen
en stonden als toeschouwers bij de drie overgebleven
strijders, waarvan' één doodelijk, een ander licht gewond
geren van? Zr. Ms. toestand op .den dig,, waarop de ge-
neesheeren zioh- naar het Loo zo aden begeven. Dit ge
schiedde de» 13 bij dat-bezoek blee 'kzoowel uit de mededee-
lingen der geneesbeeren als uit 1 ïetgeen de ministers, bij
Z. M. toegelaten zelf konden wt larnemen overtuigend,
dat Z. M. niet in. staat was staa tszaken- te behandelen
bovendien verklaarden hun de des kondigen, dat, hoezeer
niets met volkomen zekerheid omt rent den verderen loop
der ziekte kon worden gezegdde vooruitzichten van
dien aard waren, dat Z. M. zich. althans.in de naaste
toekomst niet met het behandelen van otaatsaangelegen-
heden zou kunnen bezig houden. Na die mededeeling
zag de Raad van ministers zich d en 15 genoodzaakt te
verklaren, eenparig van oordeel te zijn, dat Z. M. buiten
staat geraakt was de regeering waa r te nemen» Ingevolge
art. 38 der grondwet gaf hij daairvam kennis aas den
Raad van State, met verzoek 's Raads advies te mogen
vernemen. Den 18 October gaf de> Raad-van State, na
de ministers van koloniën en justitie' mondelings te hebben
geboord als zijn advies te kennen dat i zonder uitstel
de Staten-Gemeraal in vereenigde verrgadering behoorden
te worden samengeroepen om verslag te ontvangen van
het voorhanden geval, onder overlegging yan. zijn advies,
ten einde die vergadering het besluit mocht nemen
bedoeld bij art. 40 der grondwet. De geaeeshseren zijn
daarna opnieuw nitgenoodigd van hun gevoelen te doen
blijken bij brief van den 24 waaraan zij den 25 vol
doden daarbij mededeelende, dat den 26 September eene vrij
plotselinge verandering plaats gegrepen heeft' in den toe
stand des Koningsdat de verschijnselen van aaadoeaing
der nieren en van de suikerziekte ni,i na. eene korte
verheffing van pijnen meer op den achtergrond waren
getreden dat daarentegen zich psychische .verschijnselen
voorgedaan hadden, die zich kenmerken'door algetneene
verwarring van denkbeelden en de onmogelijkheid de
aandacht zelfs voor korten tijd op een zelfde punt ge
vestigd te honden dat ook de phvsieke krachten toonen,
ofschoon nog altijd voldoende blijvende, eenen langzanten
achteruitgang.
In dezen toestand is Z. M. op dit oogenblik zeer zeker
niet bij machte, zich met staatszaken besig-,te honden; deze
zekerheid geldt zonder twijfel ook voor de-,naaste toekomst.
Bovendien overtuigden de ministers zich den 25 op
nieuw persoonlijk van de volstrekte onmogelijkheid voor
Z. M. om staatszaken te behandelen. Hoe smarteljk
ook mocht de Raad van ministers niet langer aarzelen
de medewerking der vergadering in te roepen om inge- -
volge de voorschriften der grondwet in' de waarneming.,
der regeering te voorzien.
De voorzitter zeide daarna het volgende
Met diep leedwezen heeft de vertegenwoordiging van
het Nederlandscne volk aangehoord de verklaring, dat
de Raad van ministers zich opnieuw heeft verplicht
gezien in overeenstemming met de grondwet omti'ent
den toestand van Z. M. onzen geëerbiedigdeu Komag
verslag uit te brengen. Zj beseft ten volle hoe zwaar
die verplichting de regeering valt. Zij, is overtuigd, dat
het geheele volk ten volle deelt in- dat gevoel over -de
smartelijke beproeving welke bet dierbare Vorstenhuizen
het land opnieuw treft. Ik stel voorhet verslag, te
doen drukken en ronddeelen en tot. het nemen van een
besluit de vergadering te verdagen- .tot morgen namiddag
te 2 uren.
Dit laatste voorstel werd bestreden door den heer
P ij n a p p e 1die de verklaring naar de afdeeilngen
wilde verzendenom zelfs den schijn te vermijden.-, dat
deze gewichtige zaak met overijling of geheimzinnigheid
werd behandeld en om vóór de openbare zitting nadere
inlichtingen te kunnen vorkrijgen,.mocht men die weascheu.
De heer Beelasrts vap Blokland, voorzitter
der Tweede Kamerachtte dSe verzending canoodig,
omdat de mededealingen geene. ruimte voor twijfel lieten,
of zij niet de volle waarheid zonden behelzen en er
toch niets meer te verkrijgen zon zijn boven hetgeen
men thans door de omstandige en gestaafde mededeelin-
gen der regeering bezat. Het voorstel des voorzitters
werd aangenomen met 85. tegen 36 stemmen- Den 29
stelde de Voorzitter voorhet volgende besluit te
nemen
De Staten-Gemeraal in vereenigde vergadering verklaren
dat het in <mt. 38 eerste lid der grondu-et omschreven ge
val aanwezig is.
was, terwijl Bössow, dia- eene aanzienlijke som gewonnen
had, als gastheer moeilijk kon opstaan,
»Het gaat vandaag niet", sprak hij- «Gij werkt er u
hoe langer hoe dieper in. Laat het nu- genoeg zijn. Gij
zult mij ieder oogenblik bereid vinden tot revanohe."
Als eenig antwoord schoof Br una een stuk papier
waarop hij een belachelijk hooge som had geschreven
midden op de tafel.
«Als gij dan« niet anders wilt", zei Bössow schouder
ophalend, «dan zal ik tegen honden."
Brnno kocht op de «vijf". Bössow gaf ham nog een
vijf en zich zeiven bij twee poppen en een aas eene
*twee". Bruno had nogmaals verloren. Op dit oogenblik
scheen het hem pas duidelijk te wordenhoe de zaken
stonden. Hij stampvoette toen de tegenpartij hem die
ongelukkige kaart gaf, sloot een oogenblik de oogen
loosde een zuehtalsof hij eene sterke lichamelijke in
spanning had gehad en trammelde met de vingers op de
tafel. Weder volgde eene poging om zich te redden
Weder werd een hooge som gezet en weder verloren
Toen haalde hij de schouders op, lachte spotachtig eu
bleef met de hand onder het hoofd zitten.
Thans was het een duol geworden tusschen Brnno en
den grootsten winner, Bössow. De verkreukelde, onoog
lijke stukjes papier gingen van den een naar den ander,
van den bankier naar den pointeur een der heeren
hield aanteekening en van den pointeur naar den
bankier. Bruno had in de laatste oogenblikken weder
eens geluk gehad. Plotseling schoof hij al de bons die
hij teruggewonnen hadmidden op de tafel. Bössow
telde ze aandachtig na en zeide
»Dat is geen spel meer Gij kent mij genoeg om te
weten, dat ik mij niet licht laat afschrikken; maar dit
gaat alle perken te buiten. Zulk een slag wil ik niet win
nen, maar ik mag dien ook niet verliezen." Hij schoof
een groot aantal bons terng en op de overblijvende wij
zende, vervolgde hij: »Dat houd ik nog, meer niet."
Wordt vervolgd.