Botermarkt. ARME MEISJES. N o. 1* Drie en Itfegentigste Jaargang- 1891 DONDERDAG 1 JANUARI. TWEEDE BLAD. Hondenbelasting. FEUILLETON. Amsterdamsche Brieyen. herinneren, dat met 1 Januari 1891 in wer king treden de volgende bij raadsbesluit van 6 Augustus 1.1. vastgestelde bepalingen omtrent de botermarkt: a. natuurboter mag niet andere worden aan gevoerd of ten verkoop aangeboden dan in stukken of zoogenaamde koppen, we gende één kilogram of vijf hectogram; b. kunstboter, onder welken naam ook, mag niet worden aangevoerd c. tijdens de botermarkt mag daar niet worden gerookt. Roman uit het Berlijnsche leven. REKENINGEN wegens in 1890 "r"^sa aan de gemeente Alkmaar gedane leveringen worden ingewacht vóór 10 Janu ari 1891wat betreft de gasfabriek en de gemeente-reiniging bij den directeur van dien tak van dienst en wat de overige takken van dienst betreft, ter gemeente secretarie of, wat de openbare werken be treft, bij den gemeente-architect. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers O.©6. Ar ia v Prijs der gewone Advertentiën: Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers EERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer 23. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. '27 December 1890. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar herin neren belanghebbenden tiaar aanleiding der op 20 September 1882 vastgestelde verordening op de heffing eener belasting op de honden dat ieder eigenaar, bezitter of houder van een of meer aan de belasting onderworpen honden verplicht is daarvan jaarlijks vóór 31 Januari ten kantore van den gemeente-ontvanger aangifte te doen. Die aangifte geschiedt door de inlevering van een behoorlijk ingevuld en door den belastingschuldige on derteekend biljetkosteloos ten kantore vernoemd verkrijgbaar. De betaling der belasting geschiedt dadelijk bij de aangifte tegen kwitantie en afgifte van een penning onverminderd het rechtom zoo de aangifte onjuist bevonden wordt, herziening te doen plaats hebben. Burgemeester en wethouders voornoemd Alkmaar, A. Maclaine Pont. 30 Dec. 1890. De Secretaris, Nuhout van der Veen. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar brengen ter algemeene kennis dat de beschrijving voor de plaatselijke directe belasting naar het inkomen voor het dienstjaar 1891 op Vrijdag 2 Januari 1891 aan vangt. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. Maclaine Pont. 50 Dec. 1890. De Secretaris Nuhout van d e b Veen. 45) PAUL LINDA U. .Uit hot Hoogduitse h. HOOFDSTUK XVII. Nauwelijks begon het te dagen of het werd reeds levendig in het slot. De rijtuigen werden ingespannen men hoorde paardengetrappelhondengebas vroolijke opgewekte kreten. Op het voorplein was een buffet op geslagen waar de jagers zich door een krachtig ontbijt konden sterken voor de vermoeienissen, die hun wachtten. Eindelijk, te zoven uur in den morgen, werd langzamer hand alles weder stil Het jachtgezelschap had op den zoogenaamden .zandsnijder", het lichte jachtwagentje plaats genomen en na eenig geschreeuw en geroep was het geheele gezelschap verdwenen. Werkelijk was het veel stiller dan anders in het slot en het parkmaar toch viel die stilte der gravin en Regine bijzonder op. Na het ontbijt namen de beide dames plaats onder het linnen dak op het balkon dat de in dit vroege morgenuur reeds zeer lastige zonnestralen opving. Het scheen warm te znllen worden. Zij praatten te zamen, of liever de gravin praatte over alles en nog watover de buren over de jachtmaar Regine was niet in eene stemming om over onverschillige zaken te spreken midden in eeu volzin van de gravin waarin deze hare verwondering uitsprak over het eigenaardig genot, dat het dooden van onschadelijke en onschuldige dieren schijnt op te leveren, greep zij plotseling de hand harer moederlijke vriendin en drnkto er een brandenden XXXI. Zoo ligt het jaar 1890 dan weder achter ons. Er is iets weemoedigs in dat scheiden van znlk een tijdkring. Dankbaarheid moge ons bezieleu dat wij op nieuw gespaard zijn gebleven en dat wij ons in velerlei goeds mogen verheugen toch is ons leven ook weer een groote schrede nader tot het graf gekomen. Die weten schap is het ongetwijfeld dio velen op den Oudejaars avond tot zichzelf' doet iukeeren die in menig hart de vraag doet oprijzen Heb 'k onder blijdschap Eu tegenspoed Gestreefd naar 't hoogste Naar 't beste goed Gedacht aan anderen Het eerst en 't meest Ben 'k trouw en ijvrig Ben 'k waar geweest (Ernestine.) En het antwoord daarop Ach dat het meestal zoo weinig gunstig luiden kan Diep berouw vervult oua dan en met het heilige voornemen om ons leven in het vervolg niet opnieuw met allerlei vlekken te bezoedelen, treden wij moedig voorwaarts Ziet, zulk een stemming kan slechts de 31 December bij menigeen in hot aanzijn roepen daarvoor hebben wij den Oudejaarsavond onzen dank te brengen. Gelijk het met het individu is gesteld zoo gaat het ook min of meer met de groote gemeenschap. Kapporten over hetgeen in de afgeloopen twaalf maanden tot stand kwam, geven blijk van den voor- of achteruitgang, stati stieken worden opgemaaktwaaruit niet zelden een ver wijt of een lofrede ten opzichte van veler werkzaamheid te lezen valt en de kasboeken met hun droge optelsom men leggen een zwijgendmaar daarom niet minder welsprekend getuigenis af van het gevoerde beheer. Wee dan dengenen die in het oude jaar niet het werk heb ben gedaandat hun werd opgedragenmaar bovenal wee dengenen die herhaaldelijk van den rechten weg afweken en de eene oneerlijkheid met de andere trachtten te bedekken kolen vuurs stapelt de Oudejaarsavond op hun hoofd. In de hoofdstad heeft die waarschuwende Oudejaars- stem zich doen hooren bij monde van den heer P. N. Muller. Van zijn hand toch verscheen in dc afgeloopen kus op. De gravin eindigde haar volzin niet en vroeg een weinig verbaasd »Wat is er?" Regine kou geen antwoord geven. Opnieuw bedekte zij de hand der gravin met hare kussen en deze voelde ér eenige heete tranen op neervallen. Wat is er gebeurd? Spreek toch, in Godsnaam!" riep de gravin ontsteld uit. Eindelijk Vatte Regine moed en fluisterde: Mijnheer Bössow is de medeweter van mijn ceheim." »De eenige?" »Ja." »En .Ik heb een onderhond met hem gehad." "Arm kind! Heeft hij zich ditmaal ten minste als een gentleman gedragen .Hij ontkent alles." .Hoe is dat mogelijk?" Hij beweertdat ik mij vergis dat ik hem nooit gezien heb Hij waarschuwde mij niet meer te vertellen, dan ik aan een vreemde zou willen toevertrouwen, want hij wist van niets." .En?" «Ik heb mij natuurlijk niet daarbij neergelegd. Ik heb bij hem aangedrongen mij de waarheid te zeggen ik heb he.n laten zweren op zijne eer »En heeft hij dat gedaan?" .Ja »Op zijne eer?" »Op zijne eer." .Dat hij u nooit gezien heeft?" .Dat hij mij nooit gezien heeft!" .Onbegrijpelijk En daar heeft hij een eed op gedaan herhaalde de gravin nog eenmaal. »Eeu heiligen eed", bevestigde Regine. »Ik zal met hem spreken", zei Elisabeth na eenig nadenken. »Gij zijt de edelste, de beste vrouw, die ik ken", snikte Regine getroffen. »Hoe zal ik n toch dankbaar genoeg zijn maand een opstel in het Amsterdamsche Jaarboekje vóór 1891 waarvan het opschrift »0, Amsterdam, gij groote stad" op den toon der verzuchting behoort te worden uitgesproken. Tevens kregen wij dezer dagen inzage van een van gemeentewege verschenen verslag omtrent de heffing der plaatselijke directe belasting naar het inkomen over hot jaar 1885 1886, dat met, het hiervoren genoemde artikel ruimschoots de grondstoffen levert om ook Am sterdam eens aan den Oudejaars-inkeer te onderwerpen. De lokmiddelen voor het proletariaatwaaraan de hoofdstad zoo rijk is en op de nadoelen waarvan wij reeds herhaaldelijk hebben gewezenzijn blijkens dat verslag niet zonder invloed gebleven. Breede stroomen van min- gegoeden ziju naar de kanten van Amstel en IJ getogen, wel wetendedat de liefdadigheid hen daar niet aan hun lot zou overlaten. Toch schijnt Amsterdam nog vol doende levenskracht tc bezitten om al die minvermogen den in zich op te nemen want juist leert het verslag dat voor de vermindering van de gemiddelde draagkracht der belastingbetalende bevolking eenigszins schadever goeding wordt aaugeboden door vooruitgang van hen die tot dusverre niet belastingplichtig wareu. Niettemin is het belastbare inkomen over het genoemde jaar met de belaugrjjke som van f 2,044.000 verminderd. Dat is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het vertrek van rijke ingezetenen en aan de vermindering van welvaart bij de gegoede klasse. Vooral die eerste factor is een kwade zaak in de amsterdamsche gemeente-huishouding. lederen dag brengen de treinen volgepropte coupé's met handels lieden van buitendie hnnne zaken daar doen om ver volgens naar de stad of het dorp hunner inwoning terng te keeren waar zij vrijwat minder belasting hebben te betalen dan in de hoofdstad. Bijna even groot is wellicht het aantal dergenendie van de amsterdamsche voor- deeleu protiteeron maar de nieuwer-amstelsche belasting betalen wel is deze laatste ten gevolge van veler aan drang om de kleinere gemeente in alles hare grootere zuster na te laten doen ook al langzamerhand hooger ge wo i den, maar toch is zij nog altijd iets lager en staat vooral in den roep wat van bijna evenveel gewicht is van veel geringer te zijn. De amsterdamscho schat kist moet echter jaarlijks geregeld hare tonnen gouds ontvangen en dat is jnist het ongelukkige hiervoor moeten de inwoners die nog niet naar elders zijn ge trokken, bloeden. Het belastbare inkomen, door mr. van Nierop in »de Economist" op 69 millioen gesteld, was vóór zeven jaren nog even hooghoewel in dien tijd het bevolkingscijfer met 56.000 zielen is gestegen. Reeds bijna twintig jaren geleden schreef Amicis over Amsterdam: .Nog is het een rijke handelsstad; maar voorzichtig langzaam gehecht aan oude gewoonten bezig meer met beursspel dan met stoute ondernemingen, meer in naam dan inderdaad wedijverende met Hamburg en Rotterdam die vol jeugd en vertrouwen zijn." In die twintig jaren is de stad, helaasgeen andere richting ingeslagen. Men leze slechts de schetswaarin de heer P. N. Maller die het weten kan den treurigen toestand van den handel beschrijft. Ooncurreerende havens trekken door allerlei gunstige bepalingen vele der sche pen die eertijds aan Amsterdam s wallen gelost werden, »Gij zijt mij geen dauk schuldig", antwoordde de gravin. .Ik heb u lief, Regine. en gij hebt mijne liefde zelve verworven en verdiend. Gij zijt een goed onge lukkig meisje en het is niets meer dan natuurlijk, dat ik u bijsta in uw ongeluk Ik heb zeer veel en zeer dik wijls over u nagedacht, en heb meer dan eens tot mij zelve gezegd dat gij voor uw"zij aarzelde een oogenblik en ging toen zachter voort. ivoor uw mis stap zwaar hebt moeten boeten. Gij hebt oprecht be rouw getoond over hetgeen gij misdaan hebt en door uw gevoel van schuld de kracht verworven, om in den volsten zin van het woord goed te zijn en te blijven. Ik heb u, sedert gij mij uw vertrouwen geschonken hebt, op merkzaam gadegeslagen en thans, nu er zulk een zware last op uw hart drnkt, wil ik u tot nw troost zeggen, dat gij door uwe oprechtheid, uwe waarheidsliefde, uwe goedheid en uw ernstig karakter mijn geheele hart ver overd hebt en in mijn oog is nwe schuld uitgewischt." Regine was niet in staat een woord uit te brengen. ./iet gij, lieve kind', ging Elisabeth na eenige oogen- blikken voort .ik heb tot mij zelve gezegd wie zich aan eenig vergrijp schuldig maakt, wordt, indien hij door den aardschen rechter schuldig wordt bevonden gestraft; maar heeft hij de straf ondergaan, dan is ook het vergrijp geboet en uit het leven van den boeteling gewischt Daartoe is reeds de eenvoudigste straf, het ontnemen van de vrijheid voldoende. Men vraagt zelfs niet of de straf ook werkelijk verbotering heeft gebracht. Hetgeen gij hebt misdreven, staat buiten het bereik van den aardschen strafrechterdaarover spreekt slechts do innerlijke rechter het geweten recht Eu die rechter heeft u eene zware straf opgelegd. Wat toch heeft het lijden van iemand, die louter van zijne vrijheid beroofd is, te beduiden in vergelijking met hetgeen gij geleden hebt, met de foltering uwer ziel Regine bleef haar sprakeloos en nog steed- snikkend aanstaren. .Gij zijt door uwe straf waarachtig gelouterd en go- sterkt, in den reinsten en edelsten zin des woords beter geworden. Zon het niet onchristelijk, ja slecht zijn,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 5