No. 14. Drie en Negentigste Jaargang. 1891 ZONDAG 1 FEBRUARI. EERSTE BLAD. Dit nummer bestaat uit 2 bladen Binnenland. FEUILLETON. MIJN VRIEND l'ARELMAN. "lijst van brieven Novelle vail P. F. BRUNINGS. O ILKHAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar/ 0,8©franco door her, geheele rijk 1, De 3 nummers 0,06. Prijs der gewone Advertentiën: Per regel O,IS. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers IlERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer 33. waarvan de geadresseerden onbekend zijn verzonden gedurende de le helft der maand Januari 1891 M. IJsetstuijn, Amsterdam; G. Meijer, Zutphen. Van Egoiond aan Zee: K. Burgering, Amsterdam. Van H ei 1 o o A. Carire, 's-Graveuhage Briefkaarten: P. A Hooge S. van Doorn, Amsterdam; A. Lont, Breda; A. Jansen, Haarlem STATEN-GENERAAL. Tweede Hamer. (Vervolg.) De heer van Houton heeft tegen ons kiesrecht de griefdat het in zijne toepassing de vertegenwoordiging- van alle belangen niet toelaat Hjj wil echter ook uit sluiting van hen. die financieel afhankelijk zijn. omdat men anders langs eene achterdeur weder het voorrecht van het kapitaal zou binnen brengen. Daarna zette hij uiteen dat de staatkunde van dit kabinet beheerseht wordt door invloeden van buiten niet door innerlijke kracht van beginsel-eenheid. Sedert de schoolstrijd afge- loopen is. heeft de regeeving het bewustzijn van grondwet tige bevoegdheid om te regeeren verloren. De regeering ge voelt zich moede en afgemat. Hare moedeloosheid blijkt uit het onlangs door den minister van binnonlandsche zaken gesproken woord toen hij vroeghoe kunnen wij voor het volk iets doen Zulke moedeloosheid had hij niet verwacht. Het burgerlijk recht, het eigendomsrecht, het belastingstelselde administratieve rechtspraak hor- vormen dat kan voor het volk gedaan worden. Uit voerig licht hij daarop toe hoe uit alle regeeringsdaden hare moedeloosheid bleek. Naar zijne opvatting was het tegenwoordig tijdstip hoogstens geschikt voor voorbereiding van de legerwetmaar met de tegenwoordige meerder heid kan deze niet afgedaan worden. Hij zou de vei kiezino-on willen afwachten en de oplossing laten rusten totdat°er gelegenheid besta kalm te overwegen en er weer meerdere veerkracht in de regeeriug zal zijn geko men. Hij deelde de door den heer van der Kaay gegeven interpretatie van do gemeentewet en kwam op het. puilt der liefdadigheid op tegen het eigenaardig spraakgebruik van den heer Domela Nieuwenhuis wat betreft de bepa ling van den marktprijs en het arbeidsloonom dit diefstal te noemen. Meer bepaaldelijk kwam hij op tegen de beschuldiging tegen den heer Scholten gericht. (Volgens den heer Domeja Nieuwenhuis zou deze industrieel in dezeltde week, waarin hij zijne arbeiders per uur 1 a 2 cent gekort had, voor de kindervoeding to Groningen 1000 gegeven hebben. Hij was daarvoor natuurlijk geprezen en geroemd als een bijzonder weldoener van het menschelijk geslacht De mandie misschien 20000 a 30000 op zijne arbeiders gestolen had, om 1000 te geven aan de kin dervoeding ging daardoor door voor een weldoener Zoo ging het feitelijk met de liefdadigheid in het alge meen nemen in het groot en terug geven in het klein.) Hij kent dien heer als hoogst nauwgezet man niet alleen, maar ook als consciëntieus industrieel, zijne zaken rege lende naar de wet van vraag en aanbod Had men die niet in acht genomen men zou zeker geene toestanden in het noorden hebben in het leven geroepen, waaronder de industrie zich op breede grondslagen ontwikkeld en waaronder de bevolking, vooral van de veenkoloniën, zich zoozeer uitgebreid heeft. Er is daar een nauw ver band tusschen de toeneming dor bevolking en den levens standaard. En dat die levensstandaard of gelijk is geble ven öf zich heeft ontwikkeld dat hebben de arbeiders te danken aan energieke industrieelen, die, gelijk de heer Scholten in de eerste plaatszonder bescherming zich hebben weten te ontwikkelen door werkkracht en geest kracht. Dat zijn mannen die een volk behoort te eeren. Hij beoordeelt niet de zedelijke waarde van personen dat laat hij over aan hemdie de harten en nieren proeft. Maar dit wil hij wel zeggen: in zedelijkheid moge de heer Domela Nieuwenhuis oneindig hooger staan dan de hoer Scholten, maar wanneer hij vergelijkt, wat deze heer voor het volk heeft gedaan met wat de afge vaardigde uit Schoterlaud heeft gedaan dan durft hij gerust zeggen, om met den Bijbel te spreken, dat de heer Domela Nieuwenhuis niet waard is do schoenriemen te ontbinden van hem die hij op zijne wijze veroordeelt. De heer Domela Nieuwenhuis riepen ook niet om in zijne winsten te doelen, De heer Heemskerk stelde voorop dat de begin selen der anti-revolutionaire partij zóóveel omvattend zijndat zij eerst nu eene werking van 20 30 jaren kunnen begrepen worden. Zoo willen de auti-revolutio- nairen geene staatsbemoeiing in geestelijk opzicht voor hot volkmaar wel in oeconomisch opzicht. En waar zij inkrimping van staatsbemoeiing op geestelijk gebied willen ligt in dat beginsel niet brandstapel of inquisitie; dezo liggen wèl in de belemmering der ont wikkeling van het vrije geloofwèl in het streven naar eene algemeeue Staatskerk en in het vooropstellen van den Staat bij de regeling van scheiding in KerkenStaat. De heer Mees ondorzoeke eens, of de beginselen zijner partij niet medebrengen brandstapels on inquisitie. Hij herinnerde daarbij aan het onlangs te Willemstad ge beurde, waar het liberale gemeentebestuur weigerde een nieuw kerkgebouw te stichten op ongeveer 110 el wellicht nog iets meervan eene bestaande kerk Werd aan de rechterzijde gemis aan organisatie verwe ten bij de liberale partij bestond evenmin eenheid over de groote vraagstukken. Aftreding van dit ministerie zou veel stoornis brengen in zooveel wat aanhangig of in voorbereiding of in uitzicht gesteld is. Daardoor is de noodzakelijkheid en de wenschelijkheid bewezen, ot i dit Kabinet te bestendigen in zijnen nuttigen en veel om- vattenden arbied. De heer Hartogh wees op het op merkelijk zwijgen der katholieke partijdie door de schoolwet voldaan is en als echt conservatieve partij slechts naar rustige rust verlangt. Verschillende pun ten in zijne redevoering lichtte hij toe en handhaafde verder zijn oordeel omtrent de tegen de regeering geuite grieven. De heer H i n t z e n wees op de gevaren, welke zouden kunnen voortvloeien uit do toepassing van fiscale rechten, waarmede deze minister dreigde. Hij vroeg bepaalde ver zekering der regeeriug, dat van haar voorstellen in den zin van bescherming niet te wachten waren. De heer S e r e t zette uiteen, dat de liberale partij door tweedracht vele hervormingen had tegen gehouden, welke de rechterzijde tot stand gebracht had, ondanks de ongunstige omstandigheden, waaronder zij werkte. De 29 werd de beraadslaging voortgezet In die zitting bepaalden de beraadslagingen zich hoofdzakelijk tot verduidelijking van enkele door de sprekers aangevoerde gronden en tot wederlegging van door sommigen geuite beweringen. Zoo antwoordde de hoer Schaepman aan den heer van der Kaay dat de leden der meerderheid zich nog sterk genoeg in hun band gevoelen en in elk geval was de eenheid der Tien Geboden sterker dan de eenheid der liberalen die nu weer heerlijk gebleken was, vooral op het punt van kies recht. Zoo verklaarde de heer Borgesius, dat de liberale partij het eens was over de hoofdlijnen van haar programmaal was zij over de onderdoelen nog niet geheel tot overeenstemming gekomen. Aan het slot zijnor rede vroeg hij, waarom dringen de sociale kwostiën zich zoozeer op den voorgrond? Omdat wij in een over gangstijdperk leven, waarin het den grooten industrieelen nog niet gelukt is de kwade kansen het hoofd te bieden tegenover de veldwinnende concurrenten. In dat opzicht sloot hij zich aan bij het betoog van den heer van Houton tegen het sociaal-democratisch spraakgebruik zooals dat ook iu Recht voor Allen geschiedt. Weer een knabbelaar aan de staatsruif minder De Troousopvolger van België is gelukkig uitgestapt", zoo schreef dat blad den 24 naar aanleiding van het droevig sterfgeval bij onze Belgische naburen van een braaf jongman, die zoo vroeg den lande en zijne ouders ontviel en die geen andere misdaad op ijn geweten heeft, dan dat hij van Vorstengeslacht is. En zij, die dit schrijven, durven nog wel van naasten liefde en liefde voor den medemenscb te spreken. Ware hij nèg zoo republikeinsch hij zou toch tegen zulke taal protesteeren. De heer Domela Nieuwenhuis: gij wilt alleen recht voor de Vorsten het volk mag vertrapt worden 1 De heer Borgesius: Alzoo recht voor allen, maar niet voor de Vorsten. De heer Domela Nieuwenhuis: Neen, zoolang zij althans Vorsten zijn. De heer K e r d ij k hield voldat uitbreiding van het kiesrecht invoering van den leerplicht ten gevolge zou hebben. De hoer tlaffmans (die in den laatsteu O I. »Op het oogenblik, dat ik begin te schrijven wijst mijn wand-kalender op 18 Aprilmijn lessenaar-klokje op twee uren na den middag; mijn thermometer, die buiten tegen het vensterkozijn op het noorden hangtop <2° t; mijn barometer op veranderlijkde heele wereld wijst op veranderlijkwaaronder ik zelf ook behoor. Wij zijn iu het volle van de leute; gisteren was het nog guur; hot heeft zelfs in den afgeloopen nacht gevroien, maar de wind liep van het oosten door het zuiden naar zuidwest en nu kunnen wij ons verbeelden m het zuiden van Frankrijk te zijn Den hemel zij dank 1 Dit is ten minste één warme dag van de driehonderd vijf en zestig dagen, die wij in ons wisselziek klimaat moeten door brengen, steeds bezig met ons af te vragen: Moeten we stoken of niet? Overjas aantrekken of nietOns onder twee of dlie dekens te slapen leggen, of eenvoudig ons met een linnen laken behelpen? - W at kosten ons die vragen geen hoofdbrekenen mot alle wijsheid en overleg om ze tot een practische oplossing te brengenkunnen we van onze periodieke verkondhoden toch maar niet ont- slagen worden. Er zijn geregeld twaalf maanden m het jaar, waarin we per brief aan onze afwezige familie en vrienden mededeelen dat bij ons alles heel wel is behalve de verkoudheden, die natuurlijk een onafschei delijk deel van ons physiek leven uitmaken. Aan onze kennissen in de stad deelen we deze oude en altijd nieuwe tijding dagelijks mede en dit schijnt wel een genoeg doening voor hen te zijn, want ze antwoorden er blijk baar verheugd op »Nu jelui bent de oenige niet wij zijn allen verkouden en we kunnen er maar niet al komen." De dokter verklaart zelfs, dat hij en zijn familie verkouden zijn en allen zijn het er over eens dat er voor de nederlandsche natie geen vooruitzicht bestaat om ooit van hare nationale verkoudheid af te komen. »Het is niet troostrijk, maar wat er aan te doen Ik weet het niet Eraser pastilles helpen ook met veel Het beste is misschien nog, vooreerst niet aan verkoud heid te denkeu en in de hoop te leven, dat we onze oudarwetsche flinke huizen en andere goede oude dingen terug krijgen. Maar hoe iMijn kamer heeft het uitzicht op eene reeks van kleine tuinen Aan de overzij, die nu in de zon ligt, zie ik ramen met groene jaloeziën; andere zonder jaloeziën, maar met gesloten gordijnen, en hier en daar een raam dat wijd open staat; daar staan bloempotjes uitgezet, en vlak tegenover me zie ik drie vogelkooitjes op het kozijn en twee aan een spijker onder het kozijn tegen den muur hangen. De arme bewoners van die kleine kerkers wippen heen en weer, altijd met de bekjes kort langs de tralies, en in het zonlicht starende om hun verlangen te toonen naar de vrijheid, die liefelijke goddelijke vrijheid het uitsluitend voorrecht van den vogel in de vrije lucht. »Ja, ze is verrukkelijk, die vrijheid, en daarom begrijp ik niet waarom we wezens, die voor de vrijheid zijn ge boren, zooals een vink en een rijstvogel, welke ons in een kooi niets anders te aanschouwen geven als het beeld onzer eigen slavernij niet aan hun lot overlatendat hun duizendmaal liever moet zijn dan hun kooi en de zaadkorrels, die ze niet zelf hebben gezocht Het is erg barbaarsch, een armen vogel tot eeuwige celstraf te ver- oordeelen en hem in de vrije lucht te hangen zijn land van beloftewaarnaar hij van 's ochtends tot 's avonds snakt »Zoo dacht ik over de arrno vogeltjes en ik vergat voor een oogenblik hoe ik ook in do vrije lucht staarde, zonder mijn vlucht te kunnen nemen. Onder' mijn raam, op een tak die zijn eerste groene uitspruitsels in de warme zou ontvouwt, zit een musch, een gewone, of huisinuschen sjilpt. Wat zegt het diertje? Als ik scherp toeluister is er verschil in den toon van elk geluid, dat hot voortbrengt; een ander ant woordt; ze praten toch zeker met elkaar Wat zouden ze zeggen Van de gevangenen in de kooitjes nemen ze blijkbaar geen notitie en ze zijn met hun eigen zaken bezig. Ze zorgen voor het aanstaande huishouden Het huis moet gebouwd worden voor de kleine familie die ze wach ten. De arme gevangenen zien het werk aan, - het aan brengen van het materiaal voor de kleine woning en ze verstaan wat er door hun vrije natuurgenooten onderling wordt overlegd, en, helaas, zij blijven gevangen en kuuDen geen huishouden opzetten 1 Hoe gelukkig zouden ze zijn, als ze vrij waren Dan hadden ze ook iets waarvoor ze konden leven, een doel, en nu hebben ze niets Ze inogen pikken uit het bakje en drinken uit het glaasje die aan hun kooi hangen Dat is hun levensdoel, en ze zijn er niet mee tevreden want zet ge het kooitje open dan kiezen ze terstond de ruimte en keeren nimmer naar hun gevangenis terug. Gisteren zag ik een ooievaar; hij streek rustig op het nest neer dat sinds jaren op het oude wagenrad ligt. Waarom, o boer, verleent ge dien zigeuner gastvrijheid, die, uit dankbaarheid, uw stroomen en vlieten leeg vischt? - Daar scheert de zwaluw, die u 's winters iu uw gure luchtstreek alleen laat over uw grasrijk veld en timmert haar nest togen uw schuur. Waarom verleent ge haar gastvrijheid en zijt go nog niet op het practise!) denk beeld gekomen, dat zwaluwen minstens even eetbaar zijn als vinken Hier eindigde het pas begouuen handschrift van mgn vriend Parelman, die op zijn vijf- of zes-en-twintigste jaar eensklaps, langs den meer en meer gebruikolijken weg van een rijk huwelijk, van een arm fatsoenlijk grofdiamant- slijper, tot den rang van millionair werd verheven Wat er' van dit handschrift zou zijn geworden als Parelman in de lagere ambtenaarswereld ware gebleven, zonder midde len van zich zelf, dat weet ik niet; maar wel weet ik, dat zoo menigmaal ik dien vriendelijken gemoedelijken aanhef herlees ik steeds verbaasd ben dat hij van de hand is van deuzelfdeu man dien mijne lezers in de volgende bladen zullen leeren kennen. Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 1