Stadsberichten. Dr. SCHAEPMAN. Bij kon. besluit van den 30 is ingetrokken op zijn verzoek de benoeming van den heer mr. P. Buijs tot kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Alkmaar en als zoodanig benoemd de heer mr. A. M. de Lange, advocaat en procureur alhier. Voor een talrijk publiek had den 31 eene zeer goed geslaagde uitvoering plaats door do leerlingen der Muziekschool van de afdeeling Alkmaar e. o. dei- Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. De afdeeling Alkmaar der Hollandsche Maatschappij van Landbouw besloot, de gewone jaarlijksche l'aasch- tentoonstelling voor rijstieren, melkvee, vet rundvee, rammen en fokschapen dit jaar te honden op Vrijdag, 20 Maart. Prijzen worden uitgeloofd tot een bedrag van ongeveer f 600,—. Wegens de uitgebreidheid van het verslag der voor dracht van den heer Schaepman, zijn wij nogmaals genoodzaaktde beraadslaging over het tableau in den Waaggevel uittestellen. Op uitnoodiging van het bestuur der roomsch katholieke lezingen trad den 1 in het lokaal Harmonie als spreker op tot het houden van eene »politieke lezing" de heer prof. dr. H. J. A. M. Schaepman. Deze uitnoodiging had spreker eenigszins in verlegen heid gebracht. Niet omdat hij aarzelde een onderwerp van binnenlandsche staatkunde te behandelenmaar om dat het hem voorkwam dat men langzamerhand wel eens genoeg kon beginnen te krijgen, van het goede voor zoover er goeds is zeide sprekerin hetgeen hij elders reeds zoo vaak gezegd had. Wat hemzelven aanging, hij had wel eens een anderen toon willen aan slaan toch vond hij het niet onaangenaam, over enkele punten van staatkunde zijne gedachten mede te doelen Te meer omdat hij nu optrad met een verlucht gemoed met een ruimer hart. Vorige malen ging hij gebukt onder het bewustzijn van een verschil van meening met verscheidene zijner katholieke mede-afgevaardigden; dat tijdperk kan nu als afgesloten worden beschouwd. Hot verschil was dat h. i. ieder middel, ook het afstemmen van eene begrooting en dus de omverwerping van het kabinet mocht gebezigd worden om de legerwet van de baan te schuiven. Het is u bekend, zeide spreker, dat ik van eene geheel andere meening was, om redenen, die het hier geen nut en geen voeg zou hebben te ontwikkelen. Wie het beste heeft gewildzal de on partijdige historie beslissen. Wij staan nu tegenover de legerwet zelf. Niet dat zij ons in openbare behandeling is voorgelegd. M. i. zal nog w«l eenig geduld moeten worden geoefend. De werkzaam heid van commissiënvooral van eene commissie van voorbereiding als deze, is niet genoeg bekend. Men vraagt mij dikwijls: wanneer komt nu toch de legerwet aan de orde? Alsof dat binnen 14 dagen geschieden kan. Men zal nog wel een paar maanden minstens geduld moeten oefenen, vóór men hot krijgshaftig schouwspel te aan schouwen krijgt. Onder de katholieke afgevaardigden bestaat slechts ééno meening over het ingediende ontwerpzooals het daar ligt, is het voor hen geheel onaannemelijk. Wat dan echter? Welken koers moet men dan houden Waar heen beeft men dan te sturen? Twee wegen staan openmen kan de wet onaannemelijk verklaren en trachten, met alle ten dienste staande middelen, haar te doen verwerpen of men kan trachten haar aanneme lijk te maken en ten opzichte van de bezwaarpunten met de regeering en met de andere partijen een ver gelijk treffen. Alvorens echter daarover te spreken, is het wenschelijk een en ander te zeggen over de wet zelve, te meer omdat sommigen van oordeel zijn dat de wet in geen enkel opzicht aannemelijk zou kunnen worden gemaakt, om dat het stelsel zelf, in de wet gehuldigd, medebrengt, dat er geene wijziging in kan worden gebracht. Mij is het niet gelukt, die overtuiging tot de mijne te maken. Om dit te verklaren, zal het goed zijn de grondslagen der wet mede te deelen en den nadruk te leggen op do punten van verschilom daarna te kunnen betoogen waarom in de legerwet zelve geen oorzaak behoeft te worden gevonden, om een vergelijk onmogelijk of on waarschijnlijk te maken. Sommigen keuren reeds de indieniug af. De daad was h. i. niet noodzakelijk en had gerust achterwege kunnen blijven. Men gaf te ver staan dat met eene wijziging van de bestaande mili- tiewet alles even goed tot een gewenscht einde te brengen was geweest. Die bewering is in lijnrechten strijd met hetgeen vóór en tijdens de grondwetsherzie ning is gezegd, evenzeer als met een deel der werkelijk heid zelve. Daargelaten kan worden nu de vraag of eene wijziging der legerwet door de herziening der grondwet noodzakelijk is geworden. Niet noodzakelijk vloeit zij uit de grondwet voort en daarom moet de tegenstander van de wet de oorzaak zijner grieven niet in de grond wot zoeken De bepalingen daarin betref fende de militie zijn zeer vaagzij schrijven b. v. geen schutterij voor, maar zij verbiedt die eVenmin. Het is hier echter een geheel ander gevalaltijd heeft men de noodzakelijkheid betoogd van eene nieuwe leger- organisatieomdat met eene hooge oorlogsbegrooting niets verkregen is voor de verdediging van land en volk. Dat was de klacht linkszoowel als rechtsdat was de klacht bij alle partijen. Men heeft geen bezwaar tegen de voor het leger noodige uitgavenmaar dan moet ook met het zwaar verdiend, met hooge inspanning verkregen geld iets verkregen wordendat onze onaf hankelijkheid waarborgt en het doeldat wij met eene krijgsmacht beoogen bereikbaar maakt. Allerwege nu wordt ontkend, dat dit doel met de bestaande middelen is te bereiken. Men wijt dat niet aan gebrek aan moeite, niet aan gebrek aan geld neen aan de inrichting van het leger zelf wordt het toegeschreven. Dat al of niet ten onrechte bij het volk voortgeplante bewustzijn heeft de legerquaestie steeds aan de orde gehouden. Het is niet de eerste maaldat eon ontwerp wordt ingediend reeds tal van legerwetten hebben wij zien behandelen. Behalve die van van Limburg Stirum, Klerck en Keuther zjjn er nog vele geweest, die alleen het licht der bureaux hebben gezien. Met eene dergelijke weelde aan ontwer pen is er toeh niets verwonderlijks in dat na allerlei zwoegens en strevens men trachten wil eene oplossing te vinden om Nederland verdedigbaar te maken en in staat te stellen aan zijne internationale verplichtingen te voldoen, zonder dat het volk te zwaar wordt gedrukt. Onze legerinrichting heeft hot gebrekdat zij naast het leger eene andere volkswapening heeft geplaatst waarvan niemand zeggen kandat zij tot iets anders deugt, dan tot het handhaven van binnenlandsche rust en orde als het niet al te erg loopt. Daarom is vol komen met de werkelijkheid in strijd de bewering dat uitbreiding van het bestaande stelsel voldoende zou zijn. Het legt een ongelijken druk op het nederlandsche volk men kan zich moeielijk eene zonderlinger verdeeling van lasten denken dan de dienstdoende en de rustende schut terijen medebrengen. Zonder verder daarover uitteweiden, zal voldoende duidelijk zijn, dat de indiening der nieuwe legerwet niet is eene daad van willekeurmaar eene daad die door den drang der omstandigheden van de regeering werd gevorderd. De nieuwe wot gaat uit van de hoofdgedachtedat het volk de mate van militaire krachtdie het behoeft, slechts krijgen kan door een krachtig, welgeoefend leger en door het in het leven roepen naast en achter dat legervan eene schare mannenonder welken naam ook die in de ontstaande leemten van het leger kunnen voorzien en, waar dit gebiedend wordt gevorderdaan de verdediging des lands kunnen deelnemen. In de eerste plaats is dus noodig een beroepsleger. De tegenstanders stellen daartegenover een volksleger waarin het geoefende leger wel niet ontbreektmaar slechts op bescheiden schaalwaarbij echter aan alle mannen meer oefenplicht wordt opgelegd. Zij meonen daardoor het leger meer te maken tot een deel van het volk en aan alle eischeu aan eene nederlandsche krijgs macht te stellen te kunnen voldoen. Tegenover bevoegde verdedigers voegt het een niet-deskundige niet, tusschen- beide te treden. Toch moet ook hij zich eene meening, een oordeel trachten te vormen. En dan moet spreker onvoorwaardelijk het stelselin de wet gelegd niet de uitwerking daarvan - goedkeuren. Het zal wel geen tegenspraak ondervinden dat de moderne wapening en de nieuwe wij'.o van strjjdvooren gebiedend eischtge oefende soldaten. Onder do moest gezaghebbende des kundigen wordt dan ook de hoofdgodachto der nieuwe wet beslist goedgekeurd. Er is echter nog eene bijzondero reden waarom de voorkeur moet worden gegeven aan een beroepsleger boven een volksleger. Volkswapening is wel eene schoonemaar eene niet zeer practische ge dachte. Waar zij bestaatin Zwitserland b. vis het volk van geheel anderen aard dan het nederlandsche volk. Ieder Zwitser is, om daarbij te blijven, een geboren schutter. Het geweer behoort daar tot het huisraad. De ge aardheid, de levenswijze van het volk is geheel verschillend van de onze. Ieder weetwat moeite het kosteene vrijwillige oefening in den wapenhandel hier tot stand te brengen. Ieder weetdat die oefeningen die vooral in den zomer van 1870 het hoofd opstaken, waarbij door jonkvrouwelijke handen aangeboden vaandels en overvloedig geplengde wijn de hoofdrol speelden, tot niet veel anders van nut zijn geweest, dan dat zij iets hebben bijgedragen misschien tot opwekking van het gezellig leven en het onderling verkeer. De meesten zijn echter zijn door de tering aangetasten er is helaas geen Koch gevonden, die de lymphe daartegen heeft ontdekt Met de feiten moet nu eenmaal worden rekening gehouden en dan dringt zich do overtuiging op, dat men bij strenge doorvoering van eene volkswapening zal stuiten op groote moeie- lijkheden. Hoe gaarne ook geloovende aan de krijgshaftigheid on zer natie, moet niet voorbij gezien worden dat men gaarne gelooft wat men niet ziet. Reeds Routher door spreker met waardeering genoemd heeft gewe zen op de groote moeielijkheden, die de invoering van eene volkswapening zou medebrengen, en er uitdrukke lijk bijgevoegd, dat het ontzaggelijke moeite kosten zon, die volkomen door te voeren. Men meent er door te ont komen aan zware militaire lasten, maar integendeel, men haalt ze er zich mede op den hals. Men zal beginnen met een paar uren oefening per week spoedig zal echter blijken dat die 2 uur velen een halven of een geheelen dag kunnen kosten. Men heeft dan geene schutterlrjke oefening meer, men heeft dan niet meer te doen met het goedaardige, dat den omgang van burgers onderling kenmerkt, maar men zal de bijeenkomsten zooveel mogelijk houden in garnizoensplaatsenzooveel mogelijk onder leiding en toezicht van het kader van het leger, men staat dan tegenover den ernst van legerorde en loger- tucht. Men kan zich daarenboven de mogelijkheid niet ontveinzen, dat met die 2 uur niet genoeg verkregen wordt en het gevolg zal wezen dat men die 100 uren oefening per jaar dan niet meer gaat verbrokkelen, maar ze samenvoegt tot aaneengesloten tijdperken. En als ook dat niet voldoende blijkt.... maar profeteeren over stelsels is eene wijze van bestrijding, die spreker zelf niet gaarne zou zien tpegepast en hij zal dns daar mede niet voortgaan. Elke volkswapening dat blijft sprekers vaste overtniging zal bij ons, waar het ge weer iets vreemds is, en waar de lichamelijke oefening en harding van het lichaam ternauwernood is aange vangen en schier nog nergens bestaat, groote bezwaren ondervinden en zeer weinig kansen van slagen aanbieden. De hoofdgedachte der te verwachten legerwet rust op 3 punten: lo. de jaarlijksche lichting. Deze wordt verhoogd met een niet onaanzienlijk cijfer, 't Is waar, men kan zeggen dat de tegenwoordige lichting gegrond is op het bevolkingscijfer van 1861 en er bijvoegen, dat na 30 jaren dit cijfer is gestegen en de verhooging der lichting daarmede in evenredigheid is. Maar men vergete niet, dat het altijd eene groote moeielijkheid isna 30 jaren de lichting weder op de hoogte te brengen, als het ver meerderd bevolkingscijfer medebrengt. Als 't waar is, dat de last niet zwaarder wordtmen voelt toch don druk zwaarder. Het is daarom niet verwonderlijk, dat die vermeerderde druk zwaar schijnt en is. Eenmaal gewoon, niet meer dan een zeker getal ten honderd af te staan vereenigt men zich zeer moeielijk met een hooger percentage. De eisch komt practisch hierop neer om een zeker aantaldie nu vrij zijn dan dienstplichtig te maken. Eene verhoogiug van lichting heeft steeds verzet gevonden. Men denke 0. a. aan het Pruisische conflictwaarmede Bismarck zijne eerste lauweren heeft gepluktdie spreker hem niet benijdten dat daardoor is ontstaan. Het verzet is bedwongen en bedwongen ge bleven door de later gevolgde bloedige omstandigheden. Naast die verhooging van lichting is het 2e bezwaar: de verlenging van diensttijd van 5 op 8 jaar. Deze verlenging is min of meer reeds voorbereid ge worden door wetten die bijzondere omstandigheden in de laatste jaren hebben doen aannemen. Ook bij tegen standers van de ingediende legerwet bestaan daartegen niet zulke groote bezwaren. De groote moeielijkheid van de verlenging van den diensttijd is eene administra tieve, die echter niet zoo bezwaarlijk is weg te nemen. Den druk kan men temperen wanneer de herhalings oefeningen bepaald blijven tot de eerste 5 jaren. Men wil er bovendien eene legermacht door verkrijgen tot een cijfer, dat anders een veldleger ons alleen zou kunnen schenken. Voor een veldleger moet men zich, naar sprekers meening, echter in ieder geval wachten een leger, dat niet alleen binnenslands zou optreden, maar ook naar het buitenland op eer en victorie zou kunnen uitgaan is voor ons eene geheel overbodige weelde. Het 3e pnnt, de afschaffing vande plaats vervanging, ontmoet wel de grootste bezwaren. Met zijnen vriendden senator Lammers, uit Gent, koestert spreker op één punt desbetreffend dezelfde meening, maar verschilt in een ander opzicht. Voor den senator is persoonlijke dienstplicht het ideaalen moet men langs den weg der wet daartoe komen. Voor spreker echter is het geen ideaal en moet de wet zich er niet mede inlaten. Hij is het echter met dnn Belg eensdat de persoonlijke dienstplicht niet moet worden ingevoerd zoolang die met de volkszeden in strijd is. Men moet trachten de zeden te leiden in dien zin dat de wet zede is als de wet tot stand komt. Spreker vindt dat eene mannelijke meeningdie van staatsmanswijsheid getuigtde staatsman grijpt niet in met forsche hand maar houdt rekening met en ontziet den geest en den aard des volks. Hij is niet overtuigd van de noodza kelijkheid van dwang, ten einde dien te buigen. Integendeel. Ook met behoud van plaatsvervanging kan men tot een goed leger komen. Men moet dan zorgen dat dit in overeenstemming komt met de volkszedenzorgen dat de kazernes worden leerscholen van tuchtorde en gehoorzaamheid en bijdragen tot de verheffing des volks. Dan zullen de bezwaren slinken. Het is niet te ont veinzen, dat men niet voor zijn genoegen soldaat wordt, evenmin echter koopt men voor zijn genoegen een plaats vervanger. Beide zijn een groote last. Zoolang de zeden zich verzetten tegen eene gewelddadige verandering, moet de verbetering geschieden op de meest aanneme lijke wijze. Meent men, daarvan niet te kunnen afzieu, dan heeft men zooveel mogelijk te bevorderen, dat de opoffering eene vrijwillige zij: niemahd dwinge iffen op forsche wijze tot het, VvïYttHon van dien plicht, zoolang die op eene andere wijze is tè vOlbrengeji. Zelfs bij de felste tegenstanders heeft spreker de be wering niet ontmoet, dat de drie genoemde punten on voorwaardelijk dienen te worden aangenomen. Een lid der staatscommissie een groot voorstander van den persoonlijken dienstplicht, erkende, dat, al is het ver krijgen van een goed kader daarvan het zoo noodzakelijk uitvloeisel, ook met geld dezelfde uitkomst te ver krijgen is. Dat vooral dient in het oog gehouden dat men ook op andere wijzo iets goeds kan in het leven roepen. Spreker begrijptdat van de zijde van deskundigen eene uitbreiding van het leger gowenscht wordt, dat er zelfs onder hen zijn, die het onze zonden willen maken tot gelijke van dat der groote mogend heden men moet echter niet te veel toegeven aan de illusiën van den soldaat, zeer wenschelijk is het tnsschen- beide te treden met de koele douche van het gezond verstand van den burger. Als het oen bouwmeester in het hoofd kwam, den dom te Keulen in miniatuur als dorpskerk te bouwen, dan zou zich daarin geen sterve ling kunnen bewegen. Zoo is het ook op militair en staatkundig gebied. Het gaat niet aan, te willen doen wat in een groot land geschiedt. Een staat kan niet bestuurd worden als eene gemoente, eeno gemeente niet als een staat. Zoo ook kan eeue kleine mogendheid niet worden ingericht als eene groote. Het verschil is te groot. Het is een droombeeld. Men moet afzien van dien eisch. Een nederlandsch leger zij in overeenstem ming met nederlandsche begrippen en nederlandsche zeden. Vooral nu, waar het eene legerwet geldt, is het noodig, overeenstemming te verkrijgen tusschen alle partijen. Een vergelijk moet er komen. Wat heeft men daarbij natestreven, wat bedoelt men, wanneer men tot een ver gelijk komen wil? Is volstrekte onderwerping daarbij oen eerste eisch Het antwoord is niet twijfelachtig. Wordt onvoorwaardelijke onderwerping geëischtdan blijft slechts de keuze tusschen buigen of blijven staan. Maar bij eene gevestigde meening die eerbied voor of begrip van eens anders gevoelen niet uitsluitziju twee middelen tot een vergelijk aangewezen: een middenweg, gezocht met verstandigkloek beleid of toegeven aan beide zijden om op die wijze een verdrag te sluiten, dat in de practijk alle belangen eerbiedigt en alle rechten handhaaft. Daartoe moet het komen èn met de regee ring èn tusschen de partijen. Een vergelijk schijnt mij noodzakelijk omdat slechts schijnbaar de heerschende meeningen elkander uit sluiten, in werkelijkheid echter zeer goed met elkander in overeenstemming kunnen worden gebracht. Niet de hoofdgedachte wil spreker verder aanroeren hij wil niet beslissen of volkswapening of het voorgedragen stelsel het meest aanbeveling verdient, maar wat andere punten betreftlichtingcijfer en diensttijd verlenging daarover acht hij een vergeljjk zeer wel mogelijk. Anders echter is het met den persoonlijkon dienstplicht. Aanvankelijk schijnt eene verzoening onmogelijk. Dat schijut mij echter een niet geheel onpartijdig oordeel. Hoe het vergelijk zou moeten tot stand komen mij daarover uittelaten zou hechts een nieuwe twistappel ziju. Laat ons eerst afwachten wat de voorbereidende commissie tot stand zal brengen. Hoe dit ookuitvalle, men houde niet te stijf, niet te abso luut vast aan eene eens opgevatte meening. Dat zou wel een3 parten kunnen spelen. Ook hhrbij zou wel eens be waarheid kunnen worden wie hot onderste uit de kan wil hebben, valt het lid op den neus Waar de voorstan ders van de afschaffing der plaatsvervanging daarin zien een gruwel der gruwelen, zien anderen daarin eene voor waarde tot behoud van binnenlaudsche rust en vrede. Beiden overdrijven. Wel zonderling ware het, als het volk 60 jaren lang onder een gruwel der gruwelen had kunnen leven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 3