No. 18. Drie en Negentigste Jaargang, 1891. WOENSDAG 11 FEBRUARI. Een nieuw wetsontwerp van Mr. Van Houten. Buitenland. FEUILLETON. MIJN VRIEND PARELMAN. Novelle van P. F. BRUNINGS. ALkMAAKSCHE COERAAT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar/ 0,80franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers 0,06. Prijs der gewone Advertentiën Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. IARia v] Telefoonnummer 83. ii. De heer van Houten wenschtgelijk wij zagen hot verkrijgen van den eigendom van den noodigen grond gemakkelijker te maken voor de uitbreiding onzer steden of dorpen de stichting of uitbreiding van fabrieken en andere inrichtingen van nijverheid met woningen en tuinen voor bestuurdersbeambten en werklieden on voor ondernemingen van tuinbouw landbouw veeteelt en houtteelt. Om dat doel te bereiken heeft hij naast do bestaande onteigeningswetdie ongewijzigd van kracht blijft, een wetsvoorstel ingediend om aan de gemeente besturen de bevoegdheid te verleenen, voor de vermelde doeleinden in hunne gemeenten onbebouwden grond en, indien het voor een goede inrichting van het geheele plan dienstig geacht wordt, bij uitzondering ook woon huizen en andere gebouwen met de daarbij behoorende tuinen te onteigenen en beschikbaar te stellen. De laatste wijziging der Grondwet maakt zulk een voorstel mogelijk. Vóór do herziening werd voor elke onteigening een wet vereischt, waarin werd verklaard dat het algemeen nut de onteigening vorderde behalve in geval van oorlog, brand of watersnood, waarbij thans nog de gevallen van oorlogsgevaar en oproer zijn gevoegd. Wel bevatte de ongewijzigde Grondwet ook voor gewone tijden van vrede en rust en buiten de gevallen van brand of watersnood een uitzondering op dezen regel maar alleen wanneer onteigend werd ten behoeve van vestingbouw, don aanleg, het herstel of onderhoud van dijken bij besmetting of andere dringende omstandig heden art. 151 der Grondwet, zooals het tegenwoordig luidt, laat echter den wetgever vrij, in de algemeene wet, die de onteigening ten algemeenen nutte moet regelen, de gevallen °te bepalen waarin geen voorafgaande ver klaring bij de wet, dat het algemeen nut de onteigening vordertnoodig zal zijn. De wetgever kan dus in dit opzicht zoover gaan als hij raadzaam acht. Hij kan bepalen dat voor de onteigening van eigendommen voor de uitbreiding van steden of dorpen, voor de oprichting van fabrieken met de noodige woningen voor het perso neel en voor ondernemingen van tuinbouw landbouw veeteelt en houtteelt geen afzonderlijke wetten noodig zijn, die verklaren dat de onteigening door het algemeen belang wordt gevorderd. De wetgever gaat dan uit van de onderstelling, dat het algemeen belang in rnimeren of en geren kring, het belang bij voorbeeld eener gemeente of harer ingezetenen in den regel de onteigening van terreinen voor deze ondernemingen evenzeer vordert als voor vestingbouw, aanleg van dijken enz. De vraag of in een bijzonder geval onteigening voor deze doeleinden noodig iswil de voorsteller ter be slissing laten van de gemeentebesturen; hunne besluiten zullen echter de goedkeuring behoeven der Provinciale Staten, en ook tegen die goedkeuring zullen belangheb benden bij den Koning in hooger beroep kunnen komen De gemeenteraad zal tot deze onteigeningen kunnen over gaan, hetzij omdat hij meent de gelegenheid voor woning bouw of het stichten van fabrieken of het aanleggen van tuinen enz. in het algemeen gemakkelijk te moeten ma ken, hetzij op verzoek van particuliere personen, maat schappijen of vereenigingen, die iets van dien aard willen ondernemen en daartoe een plan indienen. Tegen de opdracht van de beslissing omtrent deze zaken aan don gemeenteraad hebben zich reeds bezwaren doen hooren; inderdaad zouden persoonlijke belangen hier een ruim veld vinden om onteigeningen van deze soort te bevorderen of tegen te houden, en plaatselijke invloe den zouden zich daarbij krachtig kunnen doen gelden. Bouwvereenigingen zouden allerlei middelen gebruiken om den gemeenteraad gunstig te stemmen voor een ont eigening te haren behoeve of om tot medewerking onge zinde raadsleden door anderen te doen vervangen; daaren tegen zouden de eigenaars van terreinenwelke voor onteigening in aanmerking konden komen, zoowel als de eigenaars van huizen in de kom der gemeente die van de mededinging der nieuw te bouwen huizen verlaging der huurprijzen vreezen, zich beijveren om tegenstanders van dergelijke bouwplannen in don raad te doen kiezen. Laat daarom, dus luidt de slotsom, de beslissing blijven bij de Wetgevemde Macht. Ernstiger nog klinken de bezwaren tegen de beslissing van den raad omtrent de onteigening van terreinen voor de oprichting van fabrieken of ten behoeve van landbouw, tuinbouw, veeteelt of houtteelt. Hoe kan de gemeente raad uitmaken vraagt men of de oprichting van een fabriek de aanleg van moestuinende bouw van een groot hotel of eenige andere onderneming van dezen aard werkelijk in het belang is van de gemeente i Van dat gemeentebelang zal hij toch wel vast overtuigd moe ten zijn eer hij besluit, de eigenaars van de daarvoor begeerde gronden te dwingen ze af te staan aan den ondernemer die ze opeischt. Zal de raad kunnen beoor- deelen of een onderneming, waarvoor men grond wil onteigenen, voldoende rekening zal kunnen maken, of zij levensvatbaar is te achtendan wel of zij misschien binnen weinige jaren wegens de ongunstigo uitkomsten gestaakt zal worden en mogelij k in een treurig faillis sement zal eindigen En evenmin als een gemeenteraad zijn Gedeputeerde Staten of is 's lands Regeering bij machte zulke vragen te beantwoorden. Het belangrijkste gedeelte van het voorstel van den heer van Houten ligt onzes inziens echter niet in de toekenning van de bevoegdheid aan de gemeentebesturen om voor deze doeleinden te onteigenen, maar in de be paling van de schadeloosstelling, die aan den eigenaar moet worden uitgekeerd. Gelijk men weetbestaat die schadeloosstelling volgens onze onteigeningswet in de werkelijke waarde van de onteigende perceelenver meerderd met de daling van de waarde der niet ont eigende perceelen van den eigenaar, wanneer die daling het noodzakelijk gevolg der onteigening is, een en ander door den rechter na voorlichting van deskundigen vast te stellen. Die werkelijke waardede verkoopwaarde tijdens de onteigening is in de onmiddellijke nabijheid van bloeiende, zich uitbreidende steden of dorpen inder daad vrij hoog en kan hier en daar nog aanmerkelijk stijgen zonder dat de eigenaar zelfs er iets voor doet of er iets voor uitgeeft. Daartegen wil de heer van Houten een dam opwerpen. Nadat reeds eenige jaren geleden de belastbare opbrengst der gebouwde eigen dommen voor de heffing der grondbelasting opnieuw was geschatis in den loop van het vorige jaar ook de schatting der ongebouwde eigendommen voor hetzelfde doel ten einde gebracht. Van deze schattingen wil de heer van Houten gebruik maken door, in plaats van de verkoopwaarde op het oogenblik van de onteigening, als schadeloosstelling aan den eigenaar voor eens en voor altijd vast te stellen het veertigvoud van de belastbare opbrengst volgens deze schattingenbehoudens enkele verhoogingen van dien prijs wegens bijzondere omstan digheden. De eigenaar zal echter de bevoegdheid hebben, zoo hij meent dat de werkelijke waarde van zijn perceel meer bedraagt dan dit veertigvoud een hooger bedrag op te geven, en wanneer het perceel te eeniger tijd mocht worden onteigend, zal er die prijs voor betaald moeten worden tenzij mocht blijken dat de opgegeven waarde slechts denkbeeldig is of alleen moest dienen om de werking van deze wet te belemmeren. De eigen opgave van den prijs door den eigenaar zal later door hem wel verlaagdmaar in geen geval meer verhoogd kunnen worden; het registratie- en successierecht bij verkoop of overlijden zal daarnaar berekend worden, en de gemeente zal van de waarde die de eigenaar boven het vermelde veertigvond aan een perceel verlangt toe te kennen, een bijzondere plaatselijke belasting kunnen heften van ten hoogste twee gulden per duizend 's jaars. Ditimsa Ei.%NiD, De luitenant-generaal graaf von Schlieffen is tot hoofd van den generalen staf benoemd en den 9 door den Keizer ontvangen. EAOEEAIVD. Valsche orders tot verkoop van braziliaansche effectenuit Parijs verzonden waren den 6 op de beurs te Londen oorzaak dat verscheidene per sonen niet onbeduidende schade leden. FRANKRIJK Kamer. Den 5 werd bij het wetsontwerp tot rege ling van den arbeid van vrouwen en kinderen het ar tikel bepalendedat vrouwen niet binnen vier weken na hare bevalling mogen arbeiden, verworpen. Men zag daarin eene ongerechtvaardigde inbreuk op de vrijheid. Den 7 is met 383 tegen 74 stemmen het wetsontwerp betreffende de Zondagsrust aangenomen. Bisschop Frep- pel verklaarde zich met nadruk tegen dit ontwerp, omdat het naar zijn inzien de Zondagsrust niet op voldoende wijze eerbiedigde. ITALIË. De leider der jong conservatieve partij, markies Di Rudiniis eindelijk door den Koning belast 4) III. De oude Parelmannen waren indertijd heel fatsoenlijke menschen. Ze woonden te Langeven een welbekende stad, al komt ze op alle landkaarten niet voor. Waarschijn lijk vergeten de geografen ze nu en dan, omdat ze in een achterhoek ligt. De oude heer Parelman was rijks-ont vanger: een heel braaf man, en knap genoeg in het cijferen, om met de noodige protectie eenmaal minister van financiën te kunnen worden. Cijfers groepeeren was ook zijn kracht, en daarom was het inderdaad jammer, dat hij niet lang genoeg leefde om den kring zijner beschermers, die steeds grooter werd, dank zij zijn merkwaardige lenigheid, zoo ver mogelijk uit te breiden. De echtgenooten Parelman hadden zes kinderen en mijn vriend, de milli- onairwas in leeftijd de derde of vierde dit weet ik niet juist van het twaalftal, dat er had kunnen zijn, als de helft niet bij tijds ter eeuwige ruste ware gegaan, om de zorgen der ouders te verlichten. Dat de arme schapen met dit philantropisch doel afscheid van hun ouders en de wereld hadden genomen, gelooven we nu wel nietmaar een feit is het dat ze gingen, en ze deden er wèl aan in het belang der overblijvenden, voor wie de spoeling toch reeds dun was. De Parelmannen waren een merkwaardig slag van men schen. Hoe waren die oudelui aan elkaar gekomen Ze hadden dezelfde natuur en hetzelfde karakter. Broer en zuster kunnen niet meer op elkaar gelijken dan zjj deden. Beiden waren ze even gelijkmoedig; wat de een wilde, dat wilde altijd toevallig de ander ook; ze hadden volmaakt dezelfde soort van godsdienst, die daarin bostond, dat ze Zondags geregeld zich verplicht achtten, een dutje in de kerk te gaan doen; hadden zo zich van dien plicht behoor lijk gekweten, dan hadden ze voor een week met den hemel afgerekend. Ze hadden hunne naasten lief, hoewel niet als zichzelf; maar ze deden ook niemand kwaad, zelfs niet met hun topg. Ze waren beiden, wat men noemt, goede menschen". Dat ze ooit in stilte een weldaad hadden be wezen, geloof ik nu juist niet Nu kan men wel zeggen: de weldaden in stilte bewezen, behooren ook geheim te blijven, maar als men in aanmerking gelieft te nemen, dat de Parelmannen, man en vrouw, met een ware koortswoede behept waren om vermogende voorname en invloedrijke menschen hun diensten aan te bieden, ja op te dringen, en met die heilige philantropie als het ware te koop liependan mag men wel aannemen dat ze hun chris- tenzin ten opzichte van arme hulpbehoevenden ook niet onder stoelen of banken zouden hebben gestoken, als namelijk die zin hen had bezield. Dan had het echtpaar ook dezen beminnelijken trek gemeendat ze beiden de onvermoeidste praters warendie Nederland ooit heeft voortgebracht Ze praatten de goede zielen, letterlijk door dik en dun heen. Niet om kwaad te döen, mijn hemel, neen. Ze praatten omdat het hun een behoefte was; omdat ze het niet konden laten; omdat ze zouden bezweken zijnals ze gedurende acht dagen hadden moeten zwijgenzooals een ander bij gebrek aan voedsel zou gestorven zijn. Dat zulke praters niet altijd over zakenmaar meestal over personen praten is algemeen bekend De Parelmannen praatten, krachtens deze wet, ook bijna altijd over hunne medemenschen maar zooals ik zei: kwaadsprekers waren ze vol strekt niet; lasteraars nog veel minder. Met lof kan ik vermelden dat ze van hun kinderen nooit iets anders dan goeds zeiden hun familieleden werden ook altpd door hen geprezenen daarmede prezen ze zich-zelf hun voorname en vermogende vrienden verhieven ze ten hemel: van mindere menschen vertelden ze nooit eenig ander kwaad dan wat iedereen wisten dan nog deden ze het op vergoelijkenden toon. Maar hoogst merkwaardig was het in hun gepraat dat ze op de meest joviale, hartelijkeongekunstelde wijze dingen konden zeggen waarover men verbaasd stond en die had een ander ze gezegd, aanleiding tot de vreeselijkste botsingen zouden hebbengegeven. Maar de Parelmannen zoowel man als vrouw, en later ook de kinderen hadden het slag, langs den neus weg, iemand in dezelfde zinsnede een vleiend compliment en een onbeschaamdheid toe te voe gen. Alweer was het opmerkelijk, dat hun voorname vrienden nooit iets anders dan vleiends van hen te hooren kregen. Vandaar ook dat de kring dier voor name en vermogende en rijke vrienden steeds uitge breider werd. Zoo kon mijnheer Parelman tot zijn vriend, den gepen- sionneerden kapitein, een armen drommeldie met een huishouden van een schraal inkomen moest leven, in groote gemoedelijkheid zeggen Het is een zonderlinge tijd°, kapitein, en wij ambtenaren zijn eigenlijk de slacht offers van de welvaart der kooplui, industrieelen, finan ciers en renteniers. We zijn maar arme drommels, kapitein, en ik begrijp niet hoe gij met uw twaalfhon derd gulden pensioen en de vierhonderd gulden rente die uw vrouw heeft medegebracht samen zestienhonderd nog partijen kunt geven. Maar ge hebt ook een uitste kende vrouw, die het slag heeft om van een gulden een rijksdaalder te maken." Dat was inderdaad vleiend maar de arme kapitein wist maar al te goed, dat zijn lieve vrouw die gave niet bezatdat ze een heel slechte rekenaarster was en dat hij alle moeite had om de vrouw te beletten zich tot bver de boren in schulden te steken. Dan zei mevrouw Parelman bijvoorbeeld tot de vrouw- van den kapitein: Mijn lieve mevrouw" opmerkelijk is het, dat de dames elkaar altijd lief noemen; dit schijnt een nat'uurbehoefte te zijn ik begrijp niet hoe ge dekinde ren zoo netjes voor den dag brengt; ze zien er altijd even keurig uit; de mijne kosten me bijna zooveel als uw geheele-- inkomen bedraagt en ik kan ze toch niet netjes honden. En dan gaat uw man nog eiken dag naar de sociëteit, terwijl Parelman zich maar eens in de week die luxe kan gunnen.. Wat kom ik toch voel bij u te kort! Nu betalen wij alles contantdat is waar want Parelman wil het zoo„

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 1